|
|
Zie ook: Profiel Balkan
Lente in Kosovo: Crisis Allied Force beoogt `meer menselijk leed en repressie tegen de burgerbevolking van Kosovo te voorkomen', zegt secretaris-generaal Solana. Het pakt anders uit: na een week zadelt Belgrado het Westen op met een humanitaire crisis van enorme omvang. Eind maart druppelen de eerste vluchtelingen over de grens, per trein, bus, auto, tractor of te voet. De stroom zwelt aan tot dagelijks 40.000 in medio april. Op hoogtijgdagen staan bij de grenzen kilometerlange files. Servische grenstroepen nemen paspoorten en identiteitspapieren in beslag, schroeven kentekens van auto's: het is niet de bedoeling dat de vluchtelingen terugkeren. Hun aantal loopt op tot meer dan 800.000. Daarnaast, zo schatten hulpverleners in, verschuilen zich ruim een half miljoen Albanezen in de heuvels van Kosovo. Niemand is voorbereid op deze vloedgolf. `De (VN-vluchtelingenorganisatie) UNHCR had vooraf als zwartste scenario dertig- tot veertigduizend vluchtelingen', zegt Daan Everts, in maart het hoofd van de OVSE in Albanië. `Maak daar 150.000 van, drongen we aan. Maar dat leek hen onzin. Hun mensen hadden toch veel ervaring? En de Westerse regeringen hadden gezegd dat het zo'n vaart niet zou lopen.' Macedonië raakt in paniek. Het land kampt met wrijvingen tussen de Macedonische meerderheid en de Albanese minderheid. De regering gooit de grenzen dicht. Zo ontstaat bij grenspost Blace een onhoudbare situatie. Tienduizenden Kosovaren wachten in de stromende regen op toelating. In het modderbad zijn geen tenten, geen latrines, geen medische voorzieningen. Men vecht om brood. Pas dan neemt de NAVO de taak op zich vluchtelingenkampen te organiseren. `Operatie Hoefijzer' is begonnen. De grensstreek met Albanië wordt binnen een week ontvolkt, van mijnenvelden voorzien en zwaar versterkt. Vanuit het noorden en oosten rukken Servische troepen op, met de wijzers van de klok mee, burgers en UÇK-strijders voor zich uitdrijvend. Die stromen naar het zuiden en raken daar tussen hamer en aambeeld. Anderen vluchten naar de bossen en de heuvels. Zij worden geïsoleerd en uitgehongerd. Militair gezien is het niet nodig ook de grote steden te ontruimen. Toch worden bijna alle Albanezen uit de steden Pec en Djakovica na de eerste bommen richting grens gedreven. In Pri´stina en Kosovska Mitrovica zet de politie even later complete wijken de grens over. Daarmee hoopt Milosevic waarschijnlijk de NAVO de handen te binden en de buurlanden te destabiliseren. Op het platteland verlopen de zuiveringen volgens een bekend patroon. Het leger of de politie legt een ring rond dorpen en bestookt ze met artillerie en tanks. Daarna trekken politietroepen of paramilitairen het dorp binnen. Het hangt van hun humeur af op welke schaal er wordt verkracht, gemarteld en gemoord, maar geplunderd wordt er altijd. Angst doet de rest: complete dorpen slaan op de vlucht zonder dat een schot is gelost. Op NAVO-luchtfoto's is te zien hoe kolonnes kris-kras door Kosovo trekken om op één punt bijeen te komen en richting grens te worden geschoven. Toni, de Arkan-Tijger, zegt dat er in maart 1999 dodenlijsten klaarliggen van Albanese nationalisten en notabelen. `Voor dat werk hadden we vrijwilligers uit Bosnië en waren junks van straat geplukt in Belgrado. Erg georganiseerd verliep het moorden niet. Ze deden maar wat.' Andere paramilitairen vertellen dat de politie in de stad Pec een crisiscentrum opricht, die per dorp dodenlijsten verstrekt. Er bestaat in Kosovo een onderscheid tussen het leger, de politie en paramilitairen, maar vanaf het begin van Allied Force staat de hierarchie op zijn kop. Formeel is in Kosovo het leger de baas, maar de dienstplichtigen hebben inferieure wapens en soms niet eens uniformen. Uiterlijk lijken veel reservisten eerder op paramilitairen. Een goed georganiseerde bende als de Arkan-Tijgers heeft donkergroene uniformen, moderne wapens, satelliet-telefoons, jeeps. Zij lijken eerder op een leger. Politiemensen en militairen zeggen dat hun officieren bang zijn voor de bendeleiders en hun meestal gehoorzamen. De Tijgers hebben de opdracht discreet te opereren en geen emblemen te dragen. Maar al snel duiken elders bendes op met Tijger-emblemen. Zij hopen met dit beruchte symbool de Albenezen of rivaliserende milities schrik aan te jagen. Veel bendes zijn ongeorganiseerd. Zij storten zich in Kosovo in het kielzog van het leger als een sprinkhanenplaag op de veroverde dorpen. Helemaal onderaan de Servische plunderladder staan de zigeuners. Zij mogen de kruimels oppikken. Lees verder: Garde
|
NRC Webpagina's 18 DECEMBER 1999
|
Bovenkant pagina |
|