1 januari 2000
Gott nytt ar
Het was koud, erg koud in Stockholm. Min 15 graden. Alles was bedekt met een
dikke laag sneeuw. We hadden restjes voor de vogels in de tuin gegooid, maar
de vogels kwamen niet.
‘s Middags ging ik even naar de stad. Het was ontzettend koud en mijn tenen
waren bijna bevroren, maar niemand lette op de kou. Ik was de enige die snel
de winkels binnen liep om even warm te worden.
Na zo een uurtje gewandeld te hebben, nam ik de metro en koos voor de warmte
van het huis. De metro was vol, overvol, iedereen had een dikke muts op en
warme handschoenen aan. Ik had net als die Zweden om me heen, dikke laarzen
aan moeten trekken, maar ik had ze niet.
‘In de krant staat dat vanavond tijdens de jaarwisseling zo’n half miljoen
mensen naar het centrum gaan, wat doen wij?’ zeiden de kinderen.
‘We blijven thuis', zei ik. ‘Volgens mij gaat niemand in die kou de deur
uit.’ Maar ik werd meteen afgekapt door de kinderen.
Tegen elf uur gingen we met z’n allen naar de stad, het was er overvol.
Eenmaal in het centrum vergat ik de kou. Midden in de nacht stonden we met
zo’n half miljoen Zweden met champagne en glazen bij het paleis en wachtten
op de nieuwe eeuw. Ineens een hevige knal, vuurwerk, en de koninklijke
familie verscheen op het balkon. Ik en Carel XVI Gustaf, de Zweedse koning
wensen jullie een gelukkig nieuw jaar.