C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
ELSBETH ETTY
DE DRAAD
|
Geleend geheugen
Van oudsher is keti koti een feestdag in Suriname, maar in Nederland bestond er tot voor kort nauwelijks enige aandacht voor. Dit jaar waren er ook hier herdenkingen en festiviteiten. Tijdens forumdiscussies klonken pleidooien voor een monument of een museum gewijd aan de slavernij, excuses en herstelbetalingen. Het lijkt voornamelijk een zaak van mensen van Surinaamse en Antilliaanse herkomst. Blanken waren in de optochten en bij de feesten ver in de minderheid. Op zichzelf zou dit al kunnen gelden als bevestiging van de naar aanleiding van keti koti in vele toonaarden geuite veronderstelling dat het Nederlandse historisch bewustzijn op het punt van de slavernij correctie behoeft. Zou 't het collectieve geheugen op dit punt opfrissen als er, naar het voorbeeld van president Clinton tijdens diens recente Afrika-reis, officiële Nederlandse excuses aan de nakomelingen van de slaven worden gemaakt? ,,Ik kan me wel voorstellen dat bij veel mensen de behoefte leeft aan een excuus voor die periode'', zegt de zwarte deelraadburgemeester van Amsterdam Zuidoost Hannah Belliot in Het Parool, ,,maar het is zo ingewikkeld, het is zo'n enorm pijnlijke geschiedenis, die onmogelijk begrepen kan worden door de witte Nederlanders.'' Lucebert voelde dit al aan: er is een grote norse neger in mij neergedaald die van binnen dingen doet die niemand ziet ook ik niet want donker is het daar en zwart (....) nu leest hij oude formulieren dit is het lastigst te veel slaven trok ik af van de belasting. Ik denk dat het blanke gebrek aan inlevingsvermogen werkelijk bestaat. Het heeft vele oorzaken. Jaren geleden las ik Wij slaven van Suriname, in 1934 geschreven door de Surinaamse communist Anton de Kom, die wegens 'opruiende activiteiten' verbannen werd naar Nederland en tijdens de oorlog stierf in een Duits concentratiekamp. Eén passage is me altijd bijgebleven. ,,Wanneer grootvader, toen wij nog kinderen waren, verteld heeft 'op die en die plantage ben ik met een zevenhoekse Spaanse bok gestraft geworden, daar is grootmoeder vermoord omdat ze de meester niet ter wille wou zijn, daar is oom Jantsie of tante Leeza opgehangen', dan kan men bij ons bezwaarlijk een groot enthousiasme verwachten om zich, tegen een dagloon van 60 cent per dag voor mannen of 40 cent voor vrouwen, naar diezelfde plantage te spoeden.'' De herinnering van De Kom aan het slavenbestaan van zijn grootvader is een voorbeeld van 'geleend geheugen', een term die J.L. Heldring in het zomernummer van het tijdschrift Tirade introduceert voor een verschijnsel dat iedereen wel uit eigen ervaring kent. Ieder mens maakt zich verhalen van anderen letterlijk eigen, identificeert zich met het voorafgaande, internaliseert wat (voor)ouders doorgeven aan historie en mythen, die dan gaan behoren tot de persoonlijke levensgeschiedenis. Het 'geleende geheugen' van Heldring bijvoorbeeld gaat terug tot diep in de vorige eeuw en bevat ervaringen van zijn vader en nog veel oudere familieleden. Beperkt dit geleende geheugen zich nu tot belevenissen van ooggetuigen waar je als kind uitentreure over hebt horen vertellen, of heeft het ook andere bronnen: historische episodes of personen waarmee je je hebt geïdentificeerd tijdens de geschiedenisles of - later - via literatuur en films? De geschiedenis van de slavernij is, als vanzelfsprekend, geïnternaliseerd door Surinamers en Antillianen, maar niet - hoe je het ook wendt of keert - door de overgrote meerderheid van blanke Nederlanders. Toen ik begin jaren tachtig in Suriname was en de plantages bezocht waar De Kom over schrijft, of het Kwakoemonument van de ontketende slaaf aan de Sophie Redmontstraat in Paramaribo (in 1963 onthuld ter gelegenheid 100 jaar afschaffing van de slavernij), vond ik het interessant en treurig, maar ik voelde geen schaamte. Hoe anders ligt dat met de geschiedenis van die andere ex-kolonie, Indonesië, die - dankzij familieverhalen, Multatuli en een overvloed aan andere literatuur - zozeer tot mijn geheugen behoort, dat ik vaak niet eens meer weet of de herinnering eraan geleend of echt van mij is. Lees ik over de misdaden die daar door Nederlanders zijn begaan, dan voel ik wel schaamte. Het verleden van Suriname en van de slavernij vormt een gat in het Nederlandse bewustzijn. Zo heeft J.H. Isings, de tekenaar van de bekende historische schoolplaten, nooit de slavenhandel in beeld gebracht. En niets verbeeldt de nationale historische canon - het 'geleende geheugen' van vele generaties Nederlanders - zo treffend als de schoolplaten van Isings. Toevallig verscheen ook afgelopen week het prachtboek Historisch Tableau, geschiedenis opnieuw verbeeld in schoolplaten en essays, waarin een kleine dertig prominente Nederlanders een moment uit de Nederlandse geschiedenis kiezen dat naar hun mening een historische schoolplaat verdient. De illustraties zijn hetzij van Isings (een feest van herkenning), hetzij nieuw. Adriaan van Dis koos als historisch moment de slavernij en de jonge illustrator Peter Nuyten leverde er een schoolplaat bij. Van Dis pleit voor een Nederlands slavernijmuseum om te verhinderen dat het lijden van miljoenen slaven en hun nazaten ontkend of vergeten wordt.
Ik hoor sommige historici al deftig-neutraal brommen dat dit een modieus, politiek correct idee is, van mensen die het verleden willen meten met hedendaagse morele normen. Maar in dat laatste vergissen zij zich dan. 'Onmenschelyk ghebruyck! Godloose schelmery! Datmen de menschen vent, tot paartsche slaverny! Hier synder oock in stadt, die sulcken handel dryven.' Uit de hoogtijdagen van de slavenhandel, 'onze' Gouden Eeuw, diepte Van Dis deze vervloeking van de slavernij op. Was getekend: Bredero, 1615. Elsbeth Etty
De Van Baalen-brief |
Bovenkant pagina |