U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    Z A T E R D A G S B I J V O E G S E L  
NIEUWS   | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Coronation Street

ELSBETH ETTY
Of het nu de Stokstraat in Maastricht geldt, de Vondelkade in Zwolle, Dalenwijk in Rotterdam, het Lindenplein in Noordwijk of de Eerste Leliedwarsstraat in Amsterdam: verhalen van mensen over de plek waar ze zijn opgegroeid, het territorium van hun jeugd, zijn vrijwel altijd bitterzoet. Als het goed is zijn ze tegelijk romantisch en realistisch, nostalgisch en kritisch. Meestal geven ze een sfeervol tijdsbeeld, sociaal-psychologische doorkijkjes en treffende karaktertekeningen.

Igor Cornelissen portretteerde de Vondelkade in zijn autobiografie Van Zwolle tot Brest-Litowsk en zonder dat verhaal zou ik noch de NSB 'er meneer Van Buuren, noch Cornelissens ter plekke overreden hondje Stalin hebben gekend. Dalenwijk, een deel van Tuindorp Vreewijk, is de Rotterdamse 'arbeidersbuurt' waar de journaliste-sociologe Lieneke van Schaardenburg tijdens en na de oorlog opgroeide. Ze wijdde er een boek aan onder de titel Meisjes uit mijn straat. Van een heel andere orde is het Lindenplein in Noordwijk-Binnen waar Henriette Roland Holst in een gigantisch middeleeuws huis haar troosteloze jeugd sleet, die ze later in gedichten zo ontroerend heeft bezongen. Veel kleurrijker is de Eerste Leliedwarsstraat, het kinderparadijs van Theo Thijssen in de Amsterdamse Jordaan, waar zijn geboortehuis nu als museum is ingericht.

Als ik mijn boekenkast langsloop, zou ik - zo te zien - nog wel een tijdje door kunnen gaan met het noemen van schrijvers die hun straat of buurt hebben opgeroepen. Opvallend is dat er veel meer herinneringen aan doodarme, kinderrijke en immer solidaire volkswijken te boek zijn gesteld, dan verhalen over deftige lanen in Aerdenhout of, pakweg, woonerven in Nieuwegein of Zoetermeer. Ook bestaan er weinig verhalen over opgroeien aan de Amsterdamse grachten. Zou dat er misschien de oorzaak van zijn dat het begrip 'grachtengordel' niet alleen in de provincie, maar ook in Amsterdam en omstreken zo'n verkeerde betekenis heeft gekregen? 'De grachtengordel' staat voor alles wat riekt naar incrowd en kliekjesvorming op het gebied van media, cultuur, politiek, en voor alles wat als arrogant, blasé en onecht overkomt. Geerten Meijssing (geboren in Haarlem) heeft daar met zijn roman De grachtengordel uit 1992 een beetje toe bijgedragen, maar het waanidee dat de Amsterdamse binnenstad alleen maar bevolkt wordt door in cafés konkelende uitgevers, schrijvers, reclamejongens, modieuze advocaten en luie journalisten dateert al van vroeger datum. Er klopt niets van. 'De grachtengordel' bestaat niet. Net zoals ieder dorp of iedere stadswijk zijn de Amsterdamse grachten opgedeeld in allerlei buurten en buurtjes waar buitenstaanders de grenzen niet van kennen. Alleen kinderen weten precies waar hun territorium ophoudt en het vijandelijke gebied begint. Jarenlang woonde ik - als iemand van buiten - in de Amsterdamse Westerstraat waar op de ene hoek Jan Vrijman (Journaille) is geboren en op de andere Lucebert. Pas door de stukjes van Vrijman over zijn jeugd in Het Parool kwam ik erachter dat deze generatiegenoten volgens de toen geldende wetten waren opgegroeid in twee totaal verschillende buurten, die overigens samen vochten tegen 'de katholieken' van de pal achter de Westerstraat lopende Anjeliersstraat.

Met de grachten is het niet anders.

Niemand heeft dat beter beschreven dan Theo Thijssen in zijn jeugdherinneringen In de ochtend van het leven. Deze latere socialistische onderwijzer en politicus zat, net als zijn romanheld Kees de jongen, op de Prinsengracht (bij de Leliegracht) op school en woonde een tijd op de Brouwersgracht hoek Prinsengracht. Het jongetje Theo Thijssen, dat er opgroeide, sprak nooit over 'de grachtengordel', en zelfs als hij het over een gracht had, knipte hij die nog in stukjes. Toen hij een keer met zijn vriendjes de hele Prinsengracht was afgerend, beschreef hij dit parcours als 'alle Prinsengrachten tot aan de Amstel'. Zijn eigen Prinsengracht besloeg maar een heel kort stukje. En zo is het nog steeds, ook voor wie nooit heeft geknikkerd of getold aan een Amsterdamse gracht, maar er wel woont.

Wie 'grachtengordel' zegt, verraadt dat hij een buitenstaander is en ik kan me voorstellen dat dit voor de Haagse schilderswijk niet anders ligt. Als Hella Haasse in haar nieuwste boek, Zwanen schieten, het deel van Amsterdam beschrijft dat geruime tijd haar buurt was, heeft ze het over 'een constellatie die ik Prinsengracht noem', het stuk tussen Vijzelgracht en Amstel. De 'constellatie' bestaat behalve uit persoonlijke herinneringen ook uit de geschiedenis van vrienden, kinderen en kleinkinderen of van historische figuren die er woonden. Mijn buurt is ook een stukje Prinsengracht, maar weer een heel ander deel. Als ik me uitrek zie ik het Achterhuis van Anne Frank, links daarvan zat Henk van Randwijk ondergedoken, tegenover me staat het huis waar Theo Thijssen zijn moeder in de winkel hielp en rechts om de hoek, op de Noordermarkt, zoende Henriette Roland Holst voor het eerst haar geliefde en ik de mijne.

Iedereen leeft met zijn eigen Coronation Street. Zo'n constellatie in je hoofd kun je Stokstraat noemen, Vondelkade, Dalenwijk, Lindenplein of Leliedwarsstraat. Ook een saai woonerf in Zoetermeer vertegenwoordigt voor degene die er opgroeide of langdurig woonde een betekenisvol samenstel van factoren waarvan een blijvende invloed uitgaat en dat een reservoir aan herinnering en emoties oplevert. De betekenis ervan neemt toe naarmate er meer mogelijkheden zijn tot associaties en het leggen van historische verbanden: een buurt wordt vooral een 'constellatie' als de geschiedenis ervan is vastgelegd. Zonder schrijvers als Meijer Sluiser en Selma Leijdesdorf bijvoorbeeld zou de Amsterdamse jodenbuurt - die tot op de grond toe is afgebroken - als 'constellatie' verdwenen zijn, omdat de mensen die er ooit hebben gewoond niet meer leven.

Maastricht, Zwolle, Rotterdam, Noordwijk en Amsterdam zijn te groot voor een constellatie in iemands hoofd. Geschiedenissen van woonplaatsen, buurten, grachten, straten - verteld, beschreven, bezongen of verfilmd - kunnen niet klein en gedetailleerd genoeg zijn. Zulke geschiedenissen moeten De kapellekensbaan heten, of Er groeit gras in de Weesperstraat , Dichter op de Zeedijk, Moord op de Prinsengracht, Rue Pigalle, Penny Lane (there lives a barber taking photographs). Of Stomweg gelukkig in de Stokstraat.

NRC Webpagina's
3 JANUARI 1998


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)