C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
ELSBETH ETTY
DE DRAAD
|
Leeftijdsdiscriminatie
De mooiste omschrijving van de ouderdom is trouwens van Paul van Ostayen: 'tijdgetaand zoals een zeboehuid'. Mensen op leeftijd - of zij nu tijdgetaanden, ouden-van-dagen, bejaarden, senioren of voor mijn part grijze panters heten - gaan het gevecht aan tegen de verplichte pensionering. Burgemeester Goekoop van Leiden gaf deze week het goede voorbeeld. Hij weigerde om wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zelf zijn ontslagbrief aan de koningin te schrijven. Het kan even duren, maar uiteindelijk zullen de tegenstanders van leeftijdsdiscriminatie hun gelijk wel krijgen. Het is namelijk onrechtvaardig dat sommige mensen (iedereen die in dienstverband werkt) gedwongen moeten opstappen zodra ze 65 worden, terwijl voor anderen (ondernemers, ministers, Kamerleden, de koningin zelve) geen leeftijdsgrens geldt. Daar zit geen logica in: hoe verantwoordelijker een functie is, zou je denken, hoe belangrijker dat de bekleder ervan niet dement of anderszins versleten is. Zes jaar geleden stapte de hoogleraar staats- en bestuursrecht Van Maarseveen naar de rechter. Hij meende dat zijn ontslag op 65-jarige leeftijd in strijd was met artikel 1 van de Grondwet en met het recht op arbeid zoals vastgelegd in internationale verdragen. Als alternatief stelde hij voor dat hoogleraren (en waarom niet alle werknemers) na hun 65-ste mogen blijven op voorwaarde dat zij aantonen nog optimaal te kunnen functioneren. Leeftijd is een arbitrair criterium, dat valt moeilijk te betwisten. Waarom actieve, ervaren, bezonnen, deskundige mensen ontslaan terwijl er zoveel uitgebluste, verkalkte, verzuurde 65-minners verplicht moeten doorwerken? Dit argument brengt me op een mogelijk negatief neveneffect van de pleidooien tegen de gedwongen pensionering. Ik ben een beetje bang dat Goekoop cum suis mij straks ten voorbeeld worden gesteld en dat ik, als het eindelijk mijn beurt is voor pensioen, niet meer weg mag. Bij de gedachte dat leeftijdsgrenzen op den duur helemaal niet meer gelden, word ik doodmoe. Al op mijn tweede ging ik, voorop de step bij mijn broertje, naar de kleuterschool. Weliswaar moest je daar officieel vier voor zijn, maar men wilde mij niet discrimineren. Ik heb er een levenslange haat tegen alle scholen aan overgehouden en er van het begin af aan naar uit gezien dat het een keer afgelopen zou zijn. Het is een prettig idee op een gegeven moment niet meer te hoeven: niet naar school, college, werk, geen verplichtingen, geen gezag, geen controle. Mijn angst komt erop neer dat na de plicht tot pensioen ook het recht erop zal verdwijnen: van het kantoor linea recta naar het verpleeghuis. Ik wil niet, wegens de verwerpelijkheid van leeftijdsdiscriminatie, eerst vervroegd naar de kleuterschool en dan straks verlaat met pensioen gaan. Dubbel gepakt, heet zoiets. Maar het blijft onzin mensen die niet weg willen, daartoe te verplichten. Dat staat los van de op zichzelf interessante vraag waarom Goekoop en zijn lotgenoten eigenlijk zo bang zijn voor hun pensionering. Het lijkt op een desperaat gevecht tegen de ouderdom zelf. In wezen voeren de grijsaards natuurlijk een strijd tegen het onvermijdelijke levenseinde. Net als verschrompelde opa's die een erectiepil slikken of oma's die zich door een Italiaanse dokter laten bezwangeren nadat de facelift hen twintig jaar jonger heeft gemaakt, dat wil zeggen: uitstel van executie heeft gegeven. 'Forever young', zong Bob Dylan, toen hij al niet zo piep meer was, maar zelfs hij heeft het eeuwige leven niet. Voor Goekoop, stel ik me zo voor, is de ontslagbrief die hij weigerde te tekenen een soort doodvonnis. Maar een gepensioneerde kan - indien gezond en niet geheel verzuurd - nog van alles doen. Waarom zou hij zich niet volledig willen wijden aan zijn oudheidkundige onderzoek, aan schrijven, reizen of muziek of zich anderszins verdienstelijk kunnen maken? J.J. Voskuil die deze week de Libris Literatuurprijs won, begon pas te leven na zijn 65ste. Aanvankelijk dacht ook de schrijver van Het Bureau dat zijn baan zijn leven was. In een interview met het tijdschrift Optima vertelt Voskuil hoe zwaar zijn pensioen hem kort na zijn ontslag viel. Hij had gehoopt dat hij nog rustig op zijn werk zou kunnen blijven rondlopen en met zijn collega's op dezelfde wijze zou kunnen praten als vroeger. ,,Dat bleek helemaal niet het geval. Ik werd nauwelijks meer bekeken, merkte dat ze liever wilden dat ik wegbleef. De dertig jaar die ik daar had gewerkt, verdampten. Ik had eigenlijk niet geleefd.'' Hij was aan het Bureau verslaafd geweest. Een baan is alles, lijkt de gedachte achter het protest tegen verplichte pensionering. Hoe onbenullig ook, een baan brengt structuur, status, contacten met zich mee en zonder die ingrediënten lijkt het leven zinloos. Het is daarom een omineus gegeven dat het laatste deel van Het Bureau in het jaar 2000 zal verschijnen onder de titel De dood van Maarten Koning. Mocht Koning, Voskuils alter ego in de romancyclus, inderdaad overlijden aan zijn pensionering, dan krijgt Goekoop goud in handen in zijn strijd tegen leeftijdsdiscriminatie. Het Bureau zou dan voor zestig-plussers nog wel eens als een emancipatieroman kunnen gaan dienen, zoals De Negerhut van Oom Tom of De Tweede Sekse de emancipatie van slaven en vrouwen hebben bevorderd. Maar paradoxaal genoeg staat daar tegenover, dat Voskuil zijn romanreeks nooit had kunnen schrijven als hij niet met pensioen was geweest. In dat geval was hij nu nog steeds bezig uit te zoeken waar de nageboorte van een paard wordt opgehangen dan wel begraven.
Elsbeth Etty
Merdeka! |
Bovenkant pagina |