Z A T E R D A G S B I J V O E G S E L
|
NIEUWSSELECTIE
|
Verantwoording
ELSBETH ETTY
Dat kwam door het NOS -journaal van woensdag. Dat wijdde een item aan de 'dodentrein van Bondowoso', waarin precies vijftig jaar geleden, onder verantwoordelijkheid van Nederlandse mariniers zesenveertig Indonesische gevangenen op gruwelijke wijze zijn omgekomen. Er werden overlevenden aan het woord gelaten die vertelden dat de verantwoordelijke Nederlanders niet op het matje zijn geroepen voor deze misdaad en dat zich bij de jaarlijkse herdenking van de slachtoffers nog nooit een vertegenwoordiger van de Nederlandse regering heeft vertoond. Ik kende het verhaal (er is deze week ook een boek over verschenen van Ad van Liempt), maar nooit eerder had ik beelden van het station van Bondowoso gezien, nooit mensen gehoord uit dit stadje op oost-Java, dat me, behalve wegens de dodentrein ook interesseert omdat mijn vader er geboren en getogen is. Waarschijnlijk kennen die overlevenden mijn achternaam, bedacht ik. Misschien hebben zij of hun ouders gewerkt op de suikeronderneming van mijn grootvader, of als bedienden in zijn witte paleis. Voor ik het wist zat ik aan mezelf verantwoording af te leggen over het koloniale verleden van mijn familie en over het in Bondowoso, over de ruggen van inlanders, verdiende geld waarvan ik heb gestudeerd. En ineens zag ik weer voor me hoe mijn ziekte dertig jaar geleden ontstond. Het begon allemaal met het 'liberalendebat', een niet aflatend twistgesprek tussen een zeer rechtse VVD-stemmer en zijn jongste dochter, een politieke onbenul van zeventien. Waar heb ik mijn vader indertijd al niet voor ter verantwoording geroepen: drie eeuwen kolonialisme, de bomaanslag op 'De Zeven Provinciën', het concentratiekamp aan de Boven Digoel, de afzijdigheid van de meeste Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog, de politionele acties, de apartheid in Zuid-Afrika, de oorlog in Vietnam, het Nederlandse lidmaatschap van de NAVO , waar ook het fascistische Portugal deel van uitmaakte en verder al het onrecht dat door zijn VVD werd verdedigd of goedgepraat. Mijn vader hield er niet van ter verantwoording te worden geroepen, laat staan verantwoording af te leggen. Dat deed hij dan ook niet. Afgezien van afzijdigheid of collaboratie in de Tweede Wereldoorlog, vond hij alles wat ik hem en andere liberalen verweet namelijk volkomen verdedigbaar. Het liberalendebat bracht mij om die reden tot de overtuiging dat 'rechts' er moreel verwerpelijke standpunten op na hield, totalitaire regimes steunde - hetzij actief, hetzij door afzijdigheid - en ongevoelig was voor het leed der mensheid. Vreselijk vond mijn vader het dat ik lid werd van de CPN, een club die altijd voor de onafhankelijkheid van Indonesië was geweest en hem dus zo'n beetje zijn land had helpen afpikken. Maar behalve liberaal was hij ook gevoelig en intelligent en dus heeft hij mij nooit over één kam geschoren met NSB 'ers of mij verantwoordelijk gesteld voor de massamoorden die uit naam van het communisme zijn gepleegd. Dat kón hij ook niet, want ik heb die moorden nooit verdedigd en hij wist, ondanks zijn voorliefde voor De Telegraaf, heel goed dat de communistische partij waar ik lid van was, gebroken had met 'Moskou'. Desondanks kwam ik niet makkelijk weg, want het liberalendebat werd met dezelfde heftigheid voortgezet als communistendebat. Nu kon hij mij op zijn beurt selectieve verontwaardiging verwijten. Weliswaar steunde ik de communistische dictaturen niet, maar het duurde toch tot 1981 voordat de CPN tegen de onderdrukking van Solidariteit in Polen demonstreerde. Als ik daar weer tegeninbracht dat hij en zijn VVD nooit iets deden behalve als er handelsbelangen in het geding waren, bleef het stil. Het was ook geen zuiver argument: hij leed toch niet aan die verantwoordingsziekte, hij wilde toch niet al het leed van de wereld torsen om zich moreel superieur te kunnen voelen? Gelukkig heeft mijn vader nog beleefd dat ik en mijn communistische vrienden - die hij altijd gastvrij en voorkomend ontving - publiekelijk rekenschap aflegden voor een ideologische keuze waar wij van moesten terugkomen. Die keuze was dan wel voortgevloeid uit oprechte morele verontwaardiging, sociaal engagement en bewondering voor de communistische verzetshelden uit de oorlog, maar betekende ook een vorm van verblinding. Terecht wees J.L. Heldring er woensdag in deze krant op dat er onder communistische regimes meer doden zijn gevallen dan onder het nationaal-socialisme. 'Vergelijken is iets anders dan gelijkstellen', schreef hij, maar moreel komt het op hetzelfde neer. Mijn vader hoefde dat argument begin jaren tachtig al niet meer in de strijd te werpen om mij er van te overtuigen dat de misdaden van Stalin geen aberratie waren van een in wezen menslievende ideologie, omdat ik daar inmiddels diep van doordrongen was. Het communistendebat wordt namelijk al heel lang gevoerd. Natuurlijk moet dat debat doorgaan, evenals het liberalendebat trouwens dat sinds de dood van mijn vader helaas volledig is stilgevallen. Wat mis ik mijn vader dezer dagen. Hoe graag had ik hem, als prikkelende bijdrage aan ons piepkleine debatje, niet het bericht voorgelegd uit het blad De Journalist van 14 november jl. Daarin bekent J.L. Heldring dat hij in 1959 als redacteur van een liberale krant, 'enigszins bevangen door de Koude Oorlog', in opdracht van een inlichtingendienst een reis naar de Sovjet-Unie heeft gemaakt. Mijn vader zou beslist in woede zijn ontstoken als ik Heldring had vergeleken met een CIA- of BVD -agent. Waarop ik dan, sussend, had kunnen zeggen: 'Vergelijken is iets anders dan gelijkstellen. Maar maakt dat verschil moreel iets uit?'
|
NRC Webpagina's
22 NOVEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |