|
afleveringen DE RECHTEN VAN DE MENS SCHEUREN IN DE CONSENSUS VERKLARING AFRIKA EUROPA MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA VERENIGDE STATEN AZIË VERKRACHTING IN JAKARTA HOND MET MENSENBEEN DEADLINE IN RIO DE JANEIRO WAARHEIDSCOMMISSIE AMNESTY INTERNATIONAL MULTINATIONALS MARTELING DOODSTRAF ACTIEMETHODEN ORGANISATIES INTERNATIONALE INSTANTIES GRAFIEKEN LINKS |
Een optelsom van alle ontworpen Utopia's Dirk Vlasblom
OP 26 JUNI 1945 - de wereld huiverde nog na van Auschwitz - ondertekenden vertegenwoordigers van 50 staten het Handvest van de Verenigde Naties. In de preambule tonen zij zich ,,vastbesloten komende geslachten te vrijwaren van de oorlogsgesel, die gedurende ons leven tweemaal onuitsprekelijk leed over de mensheid heeft gebracht, en opnieuw het vertrouwen te bevestigen in de grondrechten van de mens en in de waardigheid en waarde van de menselijke persoon''. Op 10 december 1948 werd dit voornemen vastgelegd in de Universele verklaring van de rechten van de mens. Het werd de meest uitgebreide catalogus van rechten en vrijheden die ooit is opgesteld in de geschiedenis van de mensheid: van het recht op lichamelijke integriteit, voedsel en huisvesting tot het recht van vrije meningsuiting, vereniging en de vrije keuze van regeerders. Het document levert de receptuur voor een `heile Welt', zonder geweld, honger of gebrek, waarin mensen in vrijheid samenleven, hun individuele mogelijkheden ten volle ontplooien, zonder die van anderen te beknotten. Een optelsom, kortom, van alle ooit ontworpen Utopia's. De Verklaring heet `universeel' en heeft daarmee een tweeledige pretentie: het zou gaan om waarden die de mensheid als geheel, ongeacht culturele verschillen, het beschermen waard acht, en waarvan de eerbiediging, voor zover daarvan nog geen sprake is, wereldwijd bevorderd dient te worden. Een ambitieus programma, dat nu, 50 jaar later, nog steeds in de steigers staat. De Verklaring kwam niet tot stand onder een gelukkig gesternte. Acht lidstaten van de nog jonge VN onthielden zich van stemming, waaronder Zuid-Afrika, dat net de rassenscheiding had ingevoerd, en het koninkrijk Saoedi-Arabie. De puriteinen in Pretoria en Riad lieten zich leiden door andere teksten. De stemonthouding van de Sovjet-Unie en vijf Oost-Europese `blokgenoten' illustreerde dat de naoorlogse consensus was uiteengevallen in rivaliserende programma's. De anti-Hitlercoalitie brak in tweeen, Stalin ontzegde de Westelijke Geallieerden een vrije doorgang naar Berlijn en Churchill riep het beeld op van een ,,IJzeren Gordijn, dat wordt neergelaten van Stettin tot Triest''. Onder de Verklaring ontbraken bovendien de handtekeningen van leiders uit de nog talrijke kolonien. Afrika was nauwelijks en Azie slechts zeer gedeeltelijk vertegenwoordigd en het recht op zelfbeschikking maakte nog geen deel uit van de catalogus. In december 1948, kort na de ondertekeningsceremonie, begon Nederland zijn tweede `politionele actie' tegen de Indonesische nationalisten. Het dieptepunt van de Koude Oorlog viel samen met het hoogtepunt van de dekoloniseringsgolf en de Sovjet-Unie wierp zich op als pleitbezorger van de jonge staten. Het was aanvankelijk de bedoeling de Verklaring snel te verankeren in een verdrag. Dat lukte pas in 1966 en het werd niet een verdrag, het werden er twee. De rechten van de mens waren een wapen geworden in een ideologische krachtmeting, waarbij het Westen eenzijdig hamerde op de klassieke vrijheden: de zogenoemde burger- en politieke rechten. Terwijl het Oosten (de socialistische staten) en het Zuiden (de voormalige kolonien) een al even eenzijdig accent legden op de sociale, economische en culturele rechten. In de preambules van de verdragen staat dat de twee categorieen rechten ,,ondeelbaar'' zijn, maar in de praktijk bleef de tweespalt bestaan. Ook na de Koude Oorlog. Na de val van de Berlijnse Muur en de desintegratie van de Sovjet-Unie tekende zich een nieuwe controverse af, ditmaal geen `ideologische klassenstrijd', maar een `cultuurstrijd' tussen het Westen en het Zuiden. Het spits werd afgebeten door Indonesie, dat in september 1992 het voorzitterschap overnam van de in versukkeling geraakte Beweging van niet-gebonden landen. Dat gezelschap - hoofdzakelijk ontwikkelingslanden - nam toen een `Verklaring van Jakarta' aan waarin staat dat ,,geen land zijn macht mag aanwenden om de eigen opvatting van democratie en rechten van de mens voor te schrijven aan anderen''. Om te laten zien dat het ernst was, wipte Indonesie Soeharto's Nederlandse critici uit het donorenconsortium. Tijdens de Wereldconferentie over de rechten van de mens, die in 1993 bijeenkwam in Wenen, ontvouwde de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Ali Alatas, een `Aziatische' visie op de rechten van de mens. Hij erkende de ,,universele geldigheid'' van ,,deze verheven idealen'', maar constateerde ,,onmiskenbare regionale en nationale verschillen in opvattingen, institutionele vormgeving en uitvoering''. In tegenstelling tot het ,,Westerse'' accent op individuele rechten zou Azie ,,gezien zijn historische en culturele achtergrond'' hechten aan een ,,evenwichtige verhouding tussen individuele en gemeenschapsrechten, tussen rechten en plichten''. Alatas stelde vast dat de rechten van de mens in ontwikkelingslanden sterk worden beinvloed door hun levensstandaard. Indonesie kreeg bijval van de neo-confucianisten in Singapore en de Volksrepubliek China. Een Chinese afgevaardigde zei aan de vooravond van `Wenen' dat ,,de hardwerkende, dappere en intelligente mensen van Azie vasthouden aan hun schitterende culturele traditie van respect voor de rechten van de staat, de samenleving, de familie en het individu''. In die volgorde. Dit offensief - dat overigens geen steun vond in Japan - was een afspiegeling van het nieuwe zelfbewustzijn in Oost-Azie, dat destijds een snelle economische groei doormaakte en de eigen identiteit in de verf wilde zetten. Sinds de crisis heeft toegeslagen in Azie, is dit wapengekletter verstomd. China heeft dit jaar het Verdrag over de burger- en politieke rechten ondertekend. Alleen premier Mahathir Mohammed van Maleisie roert nog de trom van de `Aziatische waarden'. Hij kreeg nog onlangs lik op stuk van de Amerikaanse vice-president Al Gore, die publiekelijk ,,de roep om reformasi van het dappere Maleisische volk'' memoreerde. Gore legde de vinger op de zere plek. De Aziatische pogingen om het begrip `rechten van de mens' als eenzijdig Westers voor te stellen, komen vooral uit regeringskoker en vinden nauwelijks weerklank in de ontluikende civil society. Daniel Lev, directeur van de Amerikaanse organisatie voor de rechten van de mens Asia Watch, zei het met een citaat van Kipling: ,,Ooit schreef iemand `East is East and West is West and never the twain shall meet'. Dat was een koloniale mythe die het Westen als vrijbrief diende om het Oosten te onderwerpen. Nu grijpen moderne heersers in het Oosten dezelfde mythe aan om rechten van burgers als hun staatszaak te beschouwen (...) Nergens ter wereld'', vervolgde Lev, ,,worden mensen graag mishandeld of vernederd. Dat zij het zo vaak dulden, is geen kwestie van culturele geaardheid, maar van angst.'' De Amerikanen vervallen intussen in het andere uiterste. Zij noemen de sociale, economische en culturele rechten `verlanglijstjes voor de kerstman'. Volken en regeringen die de welvaart van het Westen ontberen, zouden dat aan zichzelf te wijten hebben en deze niet in rechte kunnen claimen. Daarmee lappen de VS de bij verdrag vastgelegde universaliteit van deze rechten aan hun laars en ontslaan ze zichzelf van de verplichting om de mondiale kloof tussen arm en rijk te helpen dichten. En dat terwijl president Roosevelt in 1941 de ,,freedom for want'' nog beschouwde als een van de Vier Vrijheden. En die vormden, met het ideeengoed van de Franse en Amerikaanse revoluties, een inspiratiebron van de Universele verklaring. Toch zijn de meningsverschillen tussen Noord en Zuid over de rechten van de mens niet uitsluitend terug te voeren op machiavellisme of economisch egoisme. Er is ook veel wederzijds onbegrip, dat voortkomt uit verschillen in ontwikkeling en bijgevolg andere prioriteiten. Het Westen hanteert de meetlat van de rechten van de mens maar al te vaak zonder enig gevoel voor verhoudingen. Professor Fried van Hoof van het Studie- en Informatiecentrum voor Mensenrechten in Utrecht: ,,Dat leidt tot absurde uitwassen, zoals de Nederlander die procedeerde voor zijn recht op een rijbewijs. En de World Tourist Organization in Madrid heeft onlangs het mensenrecht op toerisme geproclameerd. Wat dit alles met de menselijke waardigheid te maken heeft, ontgaat me. Dergelijke uitwassen doen afbreuk aan de zaak.'' ,,Aan de andere kant van het spectrum zijn er waarden waarvan ik niemand ter wereld ooit heb horen ontkennen dat ze rechtstreeks raken aan de menselijke waardigheid. Wat mij betreft staan bovenaan dat lijstje het recht op erkenning als persoon voor de wet - zeer relevant gezien de problematiek van de verdwijningen - het recht op leven, op voedsel, op gezondheidszorg, huisvesting, lichamelijke integriteit, non-discriminatie. Ik voeg daar nog aan toe - maar dan kom ik al in de problemen met, bijvoorbeeld, mijn Aziatische gesprekspartners - het recht op een eerlijk proces - en dus een onafhankelijke rechterlijke macht - vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en geweten en recht op participatie in het politieke proces. Daaronder komt een lijst rechten, waarvan je je kunt afvragen of het wel echte basiswaarden zijn. Zo staat er ook in de verdragen dat werknemers recht hebben op een betaalde vakantie. Ik vind dat echt minder belangrijk dan het recht om niet gemarteld te worden. Dat er een hierarchie in de verdragsmatig vastgelegde rechten bestaat, is voor mij evident, maar het is een omstreden standpunt, want - zegt men - alle geboekstaafde rechten van de mens zijn even fundamenteel.'' Er zijn, ten slotte, ook verschillen in oprecht aangehangen waarden en normen. Niet alle bezwaren die het Zuiden inbrengt tegen Westerse praktijken zijn ingegeven door angst voor machtsverlies. Individualisme en vrijheid van meningsuiting, die in het Westen hoog staan aangeschreven, hebben wel degelijk een prijs - kinderporno op het Internet en graven in het seksleven van een politicus. Wie niet-Westerse kritiek hierop automatisch afdoet met een beroep op `de rechten van de mens', scoort misschien op het stuk van politieke correctheid, maar frustreert het debat. Met het gevaar dat het fundamentele recht - te goeder of te kwader trouw - wordt geidentificeerd met de uitwassen.
|
NRC
Webpagina's
|
Bovenkant pagina |