NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 



Overzicht eerdere
afleveringen


DE RECHTEN VAN DE MENS
SCHEUREN IN DE CONSENSUS
VERKLARING
AFRIKA
EUROPA
MIDDEN- EN ZUID-AMERIKA
VERENIGDE STATEN
AZIË
VERKRACHTING IN JAKARTA
HOND MET MENSENBEEN
DEADLINE IN RIO DE JANEIRO
WAARHEIDSCOMMISSIE
AMNESTY INTERNATIONAL
MULTINATIONALS
MARTELING
DOODSTRAF
ACTIEMETHODEN
ORGANISATIES
INTERNATIONALE INSTANTIES
GRAFIEKEN
LINKS

Een hond met een mensenbeen

Koert Lindijer
KOFI KIJKT vrijwel altijd somber, hij is een ongelukkig mens. Toch heeft hij het zo slecht nog niet. Een Nigeriaanse bankier in Lagos nam hem in dienst als chauffeur voor een van zijn tien prive-auto's. Met zijn salaris kan hij echtgenote en twee kinderen behoorlijk onderhouden. Wat heeft hij dan te klagen?

De dertigjarige Kofi wordt geplaagd door een niet te onderdrukken drang, hij koestert ambities die hij niet kan verwezenlijken. Van jongs af aan wil hij kunstschilder worden. Zijn vader bezat twee vrouwen en dertig kinderen. Voor Kofi, een van de jongste, bleef geen geld over voor onderwijs. Bovendien ambieerde hij iets wel heel uitzonderlijks. ,,Weet jij een kunstacademie voor mij in Nairobi, of in Londen of in Amsterdam'', vraagt hij. ,,Ik wil nog steeds kunstenaar worden. Pas als ik deze droom kan waarmaken, zal ik me gelukkig voelen.''

Een talent gaat verloren. Kofi is niet de enige, zoveel Afrikanen werken onder hun niveau. De vader van Muchiri in een dorpje bij de Keniase hoofdstad zwoegde zijn hele leven om zes kinderen een opleiding te geven. In de moeilijkste tijden bleef hij zich zijn ideaal voor ogen houden: mijn kinderen zullen niet in dezelfde armoede leven als ik.

Muchiri doorliep de middelbare school, maar nu hij verder wil studeren heeft geen hogere school in Kenia plaats voor hem of de schoolgelden blijken exorbitant hoog. Muchiri kan niet aan de verwachtingen van zijn vader voldoen. Dus keerde hij terug naar het stukje land van zijn vader waar hij de twee koeien melkt. Hij verveelt zich kapot en raakt met de dag gefrustreerder.

Een scherpzinnige huisbediende in Nairobi die zonder formele opleiding alles van computers begrijpt. Of een afgestuurde leerling die de koeien melken moet. Ze staan symbool voor het mislukte streven van Afrika. De moderne maatschappij spiegelt jongeren nog wel vele mogelijkheden voor, maar biedt hun weinig kansen. Ze staan er alleen voor.

Het smoezelige gezichtje van de twaalfjarige Nene vertrekt van de pijn. Het straatjochie in Luanda houdt zijn hand voor de ogen. Hij probeerde gisteren iets te stelen van een voorbijganger, maar die greep hem bij zijn gescheurde T-shirt en zette met kracht een gebroken glazen fles in zijn rug. Nene vertrekt geen spier, want straatkinderen huilen niet.

Nene is een van de ruim tienduizend straatkinderen van de Angolese hoofdstad, van wie het merendeel leeft op de vuilnisbelten van Luanda. Ze slapen in riolen en portieken. Ze eten van het afval. De grootste vijand van Nene is de politie. Niet omdat de agenten de straatkinderen oppakken en naar tehuizen brengen, nee, ze proberen hem iedere dag zijn bij elkaar gebedelde geld af te pakken. Nene is hard geworden als een desperado.

Njoroge, zijn soortgenootje in de straten van Nairobi, snuift zich high met lijm. En Joe, een andere leeftijdsgenoot in Lusaka, blijft in leven - nou ja, hij kreeg aids - door prostitutie met ouderen.

De moderne Afrikaanse samenlevingen tonen weinig compassie. Ze opereren op basis van een afvalrace. Er is geen plaats voor de traditionele saamhorigheid, de tribale cohesie van vroeger biedt geen soelaas voor een asociale kapitalistische wereld in de stedelijke jungle. Rechten hebben alleen de rijken. De sociale verloedering neemt ieder jaar verder toe. Neem Lagos, de meest onmenselijke stad van Afrika. Verkeersdoden laten de automobilisten liever langs de kant van de weg liggen, want als de bestuurder het lichaam naar het lijkenhuis brengt, geeft een corrupte politieagent hem misschien wel de schuld van het ongeval.

Hoe zal de Angolese samenleving eruitzien als Nene en zijn tienduizend soortgenoten volwassen zijn? En hoe sociaal zal Wambui, een jonge vrouw in Nairobi, zich later opstellen als niemand het nu voor haar opneemt? Ze verkoopt sinds jaar en dag op de straten groenten om haar vijf bedelende kinderen te kunnen voeden. Onlangs pakte de politie haar op wegens illegaal straatventen. Omdat ze de rechtbank de boete van 15 gulden niet kon betalen, verdween ze voor een maand achter de tralies. Haar familieleden moesten haar voedsel brengen, want van het gevangenisdieet valt niet te leven. Terwijl ambtenaren en ministers straffeloos miljoenen opstrijken door corruptie rot Wambui in de cel.

Hoe kan in een onrechtvaardige samenleving een burger sociaal verantwoord gedrag worden aangeleerd? Wanneer boeven in Lagos ongehinderd door politie een hele nacht een straat huis na huis kunnen leegroven, verbaast het dan nog als de bevolking het recht in eigen handen neemt en boeven onder groot gejuich doodknuppelt? Bewoners van een sloppenwijk die in naam van een huisjesmelker wordt platgewalst, zullen de eersten zijn die bij anarchie, zoals bij een staatsgreep, winkels plunderen. En ze zullen de eersten zijn die zich door een xenofobische politicus laten aanzetten om leden van een andere stam af te slachten.

Moord en doodslag zijn de meest extreme schending van de rechten van de mens, maar niet noodzakelijkerwijs de meest schokkende. Voor een West-Europeaan, gewend aan een vorm van sociale rechtvaardigheid, misschien wel, maar voor een Afrikaan die dagelijks wordt geconfronteerd met sociale anarchie, niet. Het is opvallend hoe veel minder krampachtig Afrikanen vasthouden aan het leven. Misschien omdat ze de dood veel vaker tegenkomen.

Voor een correspondent die van de ene oorlog naar de andere brandhaard pendelt, is zelfs massamoord allang niet meer schokkend. Net als de Afrikaan is hij slachtoffer van een gewenningsproces, hij heeft afweermechanismen opgebouwd. Het is niet veel anders dan bij de sociale onverschilligheid die de inwoners van Lagos zijn gaan vertonen.

De massaliteit valt vaak niet meer te vatten. In Rwanda ten tijde van de genocide in 1994 maakte de schaal van de massamoord het lijden abstract. Krampachtig denken: `dat kindje dat daar wordt doodgeknuppeld had mijn zoon kunnen zijn', wekt geen medelijden. Er vielen in Rwanda geen individuen meer te onderscheiden, de stapels stinkende lichamen in de kerken gingen bedrieglijk veel lijken op hopen rottende kolen.

De meeste indruk laat dan een symbolische gebeurtenis achter. Een hond die met een mensenbeen in zijn bek door de straten van Kigali loopt. Of een hond die trouw wacht naast het inmiddels opgeblazen lichaam van zijn baasje. Of de kudde koeien die ondanks het feit dat iedereen op de boerderij is uitgemoord, iedere ochtend onbegeleid naar de weide trekt en `s avonds tevergeefs terugkeert om te worden gemolken.

Maar het leed van al die tienduizenden slachtoffers op je schouders meedragen, nee dat lukt niet, het droeve lot van deze onschuldigen knaagt niet aan het geweten. Dat lukt wel met Kofi. Zijn leed, de schending van zijn recht op het onderwijs van zijn keuze, dat blijft je bij.

NRC Webpagina's
3 DECEMBER 1998

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) DECEMBER 1998