U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
 
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 



Het goud van Oxum

1. Veelbelovende markten

2. De dood van een geoloog

3. De ontdekking van El Dorado

4. Partners in het avontuur

5. Goudmarkt zonder glans

6. Speculatie met een gat in de grond

7. De beursgang van NugITT

8. Kampement in het oerwoud

9. Crash op de beursvloer

10. Vals goud

11. Vlucht KL-713

12. De raadsels van Jaramillo

13. De hoertjes van Amapoto

14. De kracht van winti

15. Het goud van Oxum

Hoofdstuk 5 - Goudmarkt zonder glans

Roel Janssen (rjanssen@nrc.nl)

De laatste keer dat Carlien Rawie met goud te maken had gehad, was toen ze werd ingewijd in de candomblé tijdens haar onderzoek naar volksreligie in Salvador da Bahia in Brazilië. Candomblé was de Braziliaanse naam voor een "bezetenheidsgodsdienst", bestaande uit traditionele Afrikaanse rituelen met elementen van het katholicisme. In het Caribisch gebied stonden dergelijke godsdiensten bekend als "santería" of "voodoo", in Suriname als "winti".

De kern van deze religieuze belevingen is dat iedere gelovige een eigen santo, een heilige, heeft die onder leiding van een gewijde priester bezit van de gelovige neemt. In nachtelijke sessies met veel muziek, dans en magie worden de heiligen opgeroepen. Zo'n heilige geeft axé, "kracht". De van oorsprong Afrikaanse of Indiaanse krachten waren ter wille van de acceptatie door de koloniale blanke machthebbers vermengd met katholieke heiligen: Iemanj' was een Afrikaanse godin, maar ook een Maria-verschijning.

Een candomblé-priesteres had vastgesteld dat Oxum de heilige van Carlien was. Oxum vertegenwoordigde ijdelheid en schoonheid. Haar favoriete metaal was goud. Bij het inwijdingsritueel had ze goudkleurige sierraden omgehad - van verkoperd blik. Dat was toen ze nog als antropoloog werkzaam was. Tegenwoordig stond er Investment banker Emerging Markets van de Amsterdamse Bank Groep op haar visitekaartje en werkte ze aan een project met echt goud. ABG overwoog te investeren in NuggITT Gold Mining Corp., het mijnbouwproject in Suriname dat volgens de initiatiefnemer, de geoloog John Veldhuyzen, de grootste goudreserves ter wereld bevatte. Carlien moest het voorbereidende werk voor de deelname van ABG verrichten.

Als een ervaren onderzoeker begon ze kritische vragen op te stellen. Hoe stond het met de goudmarkt en met de ontwikkeling van de goudprijs? Hoe zat de Canadese financiële markt voor startende mijnbouwondernemingen in elkaar? Als het zó gemakkelijk was om louter op grond van een vermoeden van goud kapitaal aan te trekken, waarom werden in andere landen die bekend stonden om hun goudvoorraden geen spectaculaire mijnbouwprojecten gestart? En: wie was Veldhuyzen - hoe betrouwbaar was deze aantrekkelijke vijftiger met zijn lichtblauwe ogen die als belangrijkste aanbeveling had dat hij een jaarclubgenoot was van haar chef Frederick Verkooren?

ABG beschikte over een wereldwijd netwerk van financiële analisten waarmee Carlien contact had opgebouwd sinds haar komst bij de bank. Het gaf aanknopingspunten om haar onderzoek te starten. Verder bood haar computer toegang tot een onuitputtelijke hoeveelheid gegevens en bronnen. Verheugd toog ze aan de slag.

De goudmarkt was er rampzalig aan toe. ,,Iedereen is bezig de prijs naar beneden te halen. Wie gokt op een betere prijs wordt weggevaagd'', vertelde Kevin Sørensen, een Zweedse goudanalist die in Londen werkte, haar telefonisch. ,,Als je mijn advies wilt hebben: get out, Carlien'', zei hij. Ze bedankte hem voor de tip en zette haar informatietocht voort.

Het probleem waren de centrale banken. Die waren bezig hun reusachtige goudreserves te verminderen en daarmee verpestten ze de goudmarkt. De Nationale Bank van België was in 1992 begonnen, daarna had De Nederlandsche Bank in tranches bijna de helft van zijn goudvoorraad verkocht, 400 ton in 1993 en 300 ton goud in 1996/97. Vervolgens ook de centrale bank van Australië, nota bene het derde goudproducerende land ter wereld, en die van Argentinië. Zwitserland had aangekondigd goud uit de voorraad van de centrale bank te zullen verkopen ten behoeve van een fonds voor de nabestaanden van de holocaust. Het Internationale Monetaire Fonds wilde ook al overgaan tot verkoop van een deel van zijn goudreserves - voor hulp aan de armste landen. Zelfs de Federal Reserve, het stelsel van Amerikaanse centrale banken, overwoog een portie goud uit Fort Knox van de hand te doen. Daarentegen was in Duitsland de gedachte aan de mogelijkheid van goudverkoop om met de opbrengst daarvan de overheidsschuld te verminderen, in 1997 na een politieke rel tot anathema verklaard.

Deze ontwikkeling was in de markten natuurlijk niet onopgemerkt gebleven. Speculanten gingen short in goud. Dat wil zeggen: ze verkochten op de termijnmarkt goud dat ze niet bezaten in de hoop dat de prijs gedaald zou zijn tegen de tijd van levering. En ook de grote, gevestigde goudmijnen zagen de dreiging van een langdurig lage prijs. Ze begonnen hun productie op de forward market te verkopen. Zo had Barrick, het grote Canadese mijnbouwbedrijf, zijn hele productie voor de komende drie jaar op de forward market verkocht voor 420 dollar per troy ounce. De marktprijs was in de maanden daarna gezakt naar 280 dollar per ounce. Een ounce was 31 gram.

De vraag naar goud bleef ondertussen onverminderd groot. Groter zelfs dan het aanbod van nieuw gedolven goud. Het verschil werd gedekt door hergebruik, verkoop van de centrale banken en intering op voorraden. Er was vraag naar goud als belegging uit de Arabische Golfstaten, Hongkong en China. En natuurlijk was er de enorme vraag naar goud voor de sierraadindustrie. Italië was verreweg de grootste producent van gouden sierraden ter wereld, op afstand gevolgd door India. Maar ondanks de aanhoudende populariteit van gouden sierraden, was de markt uitgesproken bearish, stelde Carlien Rawie na een serie gesprekken vast.

De verwachtingen over de goudprijs gaven geen aanleiding om enthousiast te worden over een nieuwe mijn. Geen enkele deskundige zag op korte termijn een bodem in de goudprijs. ,,De investeerders in goud laten het afweten. Wanneer is goud voor hen een koopje? Als de prijs terug is bij 35 dollar per ounce'', schamperde een handelaar op de Londense goudmarkt met een verwijzing naar de na-oorlogse vaste dollar-goudprijs die de Verenigde Staten in 1971 hadden losgelaten.

Zo schoot het niet op en Carlien begon te vermoeden dat ze de verkeerde invalshoek had gekozen. Ze moest niet op de goudprijs letten, maar op de aandelenkoersen van beginnende mijnbouwbedrijven. Ze moest haar informatie niet halen in Londen of Zürich, waar de handel zich concentreerde, of in Johannesburg waar de machtige Zuidafrikaanse Anglo American was gevestigd, maar in Vancouver en Toronto. In Canada bloeide de handel in aandelen van junior mining companies. En dat was precies wat NuggITT was.

Lees verder
NRC Webpagina's
14 december 1998

    Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) DECEMBER 1998