U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
 
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 



Het goud van Oxum

1. Veelbelovende markten

2. De dood van een geoloog

3. De ontdekking van El Dorado

4. Partners in het avontuur

5. Goudmarkt zonder glans

6. Speculatie met een gat in de grond

7. De beursgang van NugITT

8. Kampement in het oerwoud

9. Crash op de beursvloer

10. Vals goud

11. Vlucht KL-713

12. De raadsels van Jaramillo

13. De hoertjes van Amapoto

14. De kracht van winti

15. Het goud van Oxum

Hoofdstuk 1 - Veelbelovende markten

Roel Janssen (rjanssen@nrc.nl)

Geluk bestaat niet. Pech trouwens ook niet. Gebeurtenissen volgen elkaar op, gewoonlijk in een regelmatig verlopend patroon. Zoals in een kaleidoskoop waarin de gekleurde glazen stukjes de figuren bepalen. Mysterieuze krachten laten de stukjes toevallig op hun plaats vallen en zo neemt het mozaïek telkens andere vormen aan. Het toeval brengt soms geluk. Of pech.

Is het pech als een man uit een motorboot valt en verdrinkt, hoewel hij goed kan zwemmen? Is het geluk als een avonturier een goudader aantreft? Misschien was er sprake van een plotseling obstakel in de rivier; misschien waren er berekeningen gemaakt over de aanwezigheid van goud. Maar dat juist op die plaats iemand verdrinkt, of iemand goud vindt - dat heet toeval. Pech en geluk zijn een kwestie van perceptie. Geluk is de kans grijpen als die zich voordoet en het is pech als het verkeerd afloopt.

Carlien Rawie keek naar de ravage op haar bureau. Zojuist had ze een blikje frisdrank omgegooid. Niet met opzet, maar per ongeluk, met de achterkant van haar hand terwijl ze naar een stapel papieren greep. Een onhandigheid die de routine van het kantoorbestaan doorbrak. Tijd voor overdenking was er niet, want de frisdrank begon een bedreiging te vormen voor de documenten op haar bureau. Een beetje kwaad op zichzelf begon ze met tissues het vocht te deppen.

Haastig verplaatste ze de stapels papier van de deals waaraan ze werkte, de analyses van ondernemingen, de economische studies van veelbelovende landen. Ze bracht het toetsenbord van haar computer in veiligheid en redde het beeldje van Oxum, haar Zuid-Amerikaanse beschermheilige. Het was vrijdagmiddag, de laatste dag van een uitzonderlijk zomerse werkweek. Ze verheugde zich op een zorgeloos weekeinde.

Carlien Rawie was investment banker, al moest ze nog altijd wennen aan die titel op haar visitekaartje. Ze hield zich bezig met investeringen in emerging markets, opkomende landen die vroeger ontwikkelingslanden genoemd werden en nog weer vroeger koloniën. De investment bankers waren in de plaats gekomen van de ontwikkelingswerkers, hulpprojecten heetten tegenwoordig investeringskansen en overigens was er weinig veranderd. Een handvol mensen verdiende schaamteloos goed aan de deals en de arme, lokale bevolking stond erbuiten. Buiten de beslissingen, buiten de opbrengsten.

Twee jaar geleden was ze terechtgekomen bij ABG, de Amsterdamse Bank Groep, een financiële instelling die bekend stond als pionier op het gebied van emerging markets. Ze had niet het gevoel dat het een bewuste keuze in haar carrière was geweest, maar een kans die op haar pad was gekomen en die ze had gegrepen. Ze leefde volgens de Amerikaanse uitspraak "If you come to a fork in the road, take it".

Sindsdien werkte ze in een kantoorcomplex van getint glas en gepolijst staal in Amsterdam-Zuidoost.

Haar vrienden waren verbaasd geweest: Carlien stond niet bekend als een type dat zich op haar gemak voelde in een op geld gerichte, hiërarchische organisatie. Ze had antropologie gestudeerd en had jarenlang veldwerk gedaan in de binnenlanden van Zuid-Amerika.

Maar nadat ze een aanval van malaria had gehad en een tropische liefde was stukgelopen, wilde ze een rustiger bestaan. ABG zocht een medewerker met kennis van lokale omstandigheden in Zuid-Amerika. Ze had de baan gekregen, niet omdat ze iets wist van risico-analyses, maar omdat ze kon uitleggen wat candomblé, de zwarte magie van Brazilië, was.

Daarvan had de bankier die haar interviewde, nog nooit gehoord, maar hij vermoedde dat haar kennis van zwarte magie van pas zou kunnen komen. Brazilië was een markt waar ABG zijn aanwezigheid graag wilde uitbreiden. De bank selecteerde Carlien uit een groep van twintig pas afgestudeerde economen en juristen die inwisselbaar waren met hun merkkleding en clichépraat over mondialisering. Ze was 36 jaar, aantrekkelijk, onafhankelijk en de enige met veldervaring.

Haar chef was Frederick Verkooren, een bankier van middelbare leeftijd die zijn positie had te danken aan zijn afkomst. Verkooren nam zelden een overhaaste beslissing. Hij had meer van een voorzichtige diplomaat dan van een risico-zoekende bankier. Maar als baas was Verkooren onovertroffen. Van hem leerde ze de beginselen van het bankieren in opkomende landen. Zo ingewikkeld was dat trouwens ook weer niet.

Carlien kreeg een lijst met ondernemingen in verschillende Latijns-Amerikaanse landen toegewezen en ze moest analyses maken van de marktkansen. Naar de landen waarin ze jaren als armlastige antropoloog had rondgetrokken, ging ze nu op zakenreis. Vier sterren-hotels in plaats van hangmatten in een gemeenschapshuis - de omschakeling had haar geen enkele moeite gekost. De baan, het geld, de zaken - ze bevielen haar uitstekend.

De frisdrank was opgeruimd en met een welgemikte boog gooide ze het blikje richting prullenmand, toen de telefoon ging. Aan de stem van Frederick hoorde ze dat er iets aan de hand was. Met één oog zocht ze op haar computerscherm naar de International Finance Corporation Emerging Market Index. Daaraan viel niets bijzonders te zien. De index bewoog zich met kleine schommelingen. De markten waren rustig.

In een paar stappen was Carlien bij de kamer van haar chef. Verkooren stond naast zijn bureau, met de telefoon in zijn hand, en was nog met iemand in gesprek. Hij knikte met zijn hoofd. Zijn gezicht stond bezorgd, hij mompelde een paar keer en vroeg ten slotte: ,,Weet iemand hier al van?''

Nadat hij het antwoord had afgewacht, vervolgde hij zakelijk: ,,Luister, het is hier nu vrijdagmiddag, de beurs is al gesloten. We kunnen er nu toch niets meer mee doen. Bel me zondagavond als er meer gegevens zijn. Dan maken we alles maandagochtend vóór beurs bekend.''

Na een korte afscheidsgroet hing hij op. ,,Jezus Christus.'' Carlien bedacht dat ze hem nooit eerder had horen vloeken. Ze keek hem vragend aan.

,,Francisco Jaramillo is dood. Verdronken.''

,,Wat vreselijk! Hoezo?''

,,Dat was John Veldhuyzen aan de telefoon. Uit Paramaribo. Hij had het net gehoord.''

,,Maar wat is er precies gebeurd?''

,,Hij is overboord geslagen toen hij over de Oronoque-rivier voer. Onderweg van het mijnkamp. Een ongeluk, zei John. Volgens hem is de boot tegen een boomstronk gevaren die onder water lag.''

Carlien wist dat op tropische rivieren obstakels onder water een verradelijk gevaar vormden.

Verkooren liet zich in zijn stoel zakken.

,,Ook dit nog'', zei hij zacht. Hij zag er verslagen uit.

NRC Webpagina's
16 november 1998

    Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) NOVEMBER 1998