Straatgeweld
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





STRAATGEWELD
HET KOMT NOOIT UIT DE LUCHT VALLEN
GEMELD EN GETELD
LAW & ORDER
MEDIA
PREVENTIE
OPVOEDING
PSYCHE
MINDERHEDEN
GEVALLEN VAN GEWELD
TELEVISIE
RECLAME
ASPECTEN VAN GEWELD
IN DE KUNST
PER COMPUTER
ONDERZOEK
ORGANISATIES
PLATFORM



Overzicht eerdere
afleveringen Profiel

Minderheden

Stelen mag, als je arm bent

Antillianen zijn dieven, Turken afpersers en Marokkanen drugsdealers: hardnekkig vooroordeel of een bewezen feit?

Yasha Lange

CLICHÉS EN IMPRESSIONISTISCHE observaties zijn er te over. Marokkaanse jongens dealen en breken auto's open; Antilliaanse jongens stelen en steken; Turken persen af, handelen in drugs en zijn gewelddadig; autochtonen breken in en meppen dronken en zonder reden mensen in elkaar.

Het zijn generalisaties met een kern van waarheid. Een voorbeeld. Antilliaanse jongens plegen maar liefst vier keer zo vaak 'levensdelicten' als autochtonen, zo blijkt uit een groot Rotterdams onderzoek uit 1997. Ofwel: Antillianen 'steken' vier keer zo vaak als Nederlanders. Ze zijn ook vier keer zo vaak betrokken bij 'diefstal met geweld'. Het Rotterdamse politiekorps had het door en richtte een speciaal 'Coördinatie-team Antilliaanse Berovingen' op. Opsporing naar etnische afkomst.

Nog een voorbeeld, uit een recent en zeer gedegen politieonderzoek naar criminaliteit onder Turkse jongens in Deventer. Conclusie van de onderzoekers: Turken komen twee keer zo vaak met de politie in aanraking als autochtonen en ze krijgen vier keer zo vaak een proces-verbaal wegens geweldpleging aan hun broek. Laatste voorbeeld: in Amsterdam-Oost wordt het merendeel van de delicten gepleegd door allochtonen.

Het is niet fraai, misschien zelfs alarmerend. Maar dit soort cijfers gaan voorbij aan de grote groep Marokkanen, Antillianen, Turken en autochtonen die een braaf leven leiden. Het is wel zo eerlijk te melden dat hetzelfde Rotterdamse onderzoek uitwijst dat negentig procent van de Antillianen jaarlijks níet in aanraking komt met de politie. En dat autochtonen in verhouding vaker inbreken en geweld gebruiken dan Antilliaanse jongens. Wat de Turken in Deventer betreft: negentig procent heeft nooit geweld gebruikt. En tot slot Amsterdam-Oost: het merendeel van de jongeren in dat stadsdeel ís allochtoon. Het is, kortom, niet verrassend dat zij ook het merendeel van de delicten voor hun rekening nemen.

Afgezien van de angst voor stigmatisering zijn er praktische problemen: de relatie tussen criminaliteit en etnische afkomst is en blijft moeilijk te objectiveren. Landelijke cijfers zijn zeldzaam, gedateerd en bezaaid met haken en ogen. De cijfers zijn vaak gebaseerd op processen-verbaal, maar die zeggen weer niets over de vraag of iemand ook is veroordeeld. Bovendien: het ene delict is het andere niet, dus het begrip 'een aantal keer in aanraking met de politie komen' geeft slechts beperkte informatie. Het is bijvoorbeeld een feit dat Marokkanen zich relatief vaak schuldig maken aan straatcriminaliteit. 'We pakken ze vaak voor een scootertje stelen, een tassenroofje, een inbrakie of we zien ze morrelen aan een auto', aldus de chef van een politiebureau in Amsterdam-Oost. Marokkanen komen dùs vaak in de statistieken terecht, voor relatief lichte vergrijpen. Maar alles op een hoop gooien vertekent.

Turken komen van alle allochtonen het minst in aanraking met de politie, zo blijkt uit verschillende onderzoeken. Maar dat kan ermee te maken hebben dat Turken zelden inbreken of stelen. Diefstal is onder Turken impopulair, het wordt gezien als een 'fout' misdrijf. Maar als het om geweld gaat, zijn Turken zwaar oververtegenwoordigd.

En dan het laatste probleem: niets is zo bepalend voor criminaliteit als de sociaal-economische positie. Gezien de belabberde score van allochtonen zouden zij vergeleken moeten worden met autochtonen in dezelfde positie. Dat gebeurt vrijwel nooit. Toch kan dit alles niet verbloemen dat de criminaliteitscijfers onder allochtonen hoog zijn en dat zij vaker dan autochtonen - ook in dezelfde sociaal-economische positie - in aanraking komen met politie en justitie. Het blijkt wellicht niet uit onomstreden landelijke cijfers, maar wel uit gedegen lokaal onderzoek (zoals in Deventer), studies naar het gedrag van een specifieke groep (zoals in Rotterdam), promotie-onderzoek van antropologen naar Marokkanen en Antillianen (respectievelijk F. van Gemert en M. van San) of simpelweg de gut-feeling van agenten of welzijnswerkers.

Hoe kan het hoge percentage allochtone delinquenten worden verklaard? Er is een waslijst aan oorzaken, die door de jaren heen is uitgebreid. Allereerst de gebroken gezinnen: papa ging naar Nederland, kinderen bleven achter en een vader-figuur ontbrak. Later kwamen daar uitgekauwde factoren bij als: laag opleidingsniveau ouders, slechte schoolprestaties, 'leven tussen twee culturen' en gebrek aan een rolmodel. Inderdaad ontbreken succesvolle voorbeelden. En een vader die in de fabriek werkt of ziek thuis zit is nou niet bepaald een stimulerend rolmodel.

Een aantal antropologen nam geen genoegen met de bestaande verklaringen. Veldwerk, observatie, interviews: graven naar oorzaken. Wat vinden jullie er zelf van? Antilliaanse jongens zijn bijzonder bedreven in het goedpraten van hun delicten, zo blijkt uit een studie van antropologe M. van San. Stelen mag, als je arm bent. ,,Stel iemand die heeft niks en hij steelt van iemand die het wel heeft. Dan vind ik hem geen crimineel'', vertrouwde een Antilliaanse Robin Hood haar toe. Stelen is bovendien ,,te makkelijk''. Dealen is helemaal prima, want ,,je steelt niet, die mensen kiezen er zelf voor [...] Je helpt eigenlijk mensen die het nodig hebben.'' Ook het 'steken' wordt gelegitimeerd. Het is bijna vanzelfsprekend, constateert Van San. Een Antilliaanse jongen: ,,Een gozer doet stoer tegen mij. Zeg ik: 'pas op'. Als hij het nog een keer doet steek ik hem gewoon. Dan loop ik verder. [...] Ik heb nooit spijt.'' Ruzie, zelfverdediging, beroving, belediging van hun moeder, een geintje: het zijn allemaal goede redenen om te steken.

Ook bij Turken wordt geweld zo nu en dan goedgepraat, als de familie-eer in het geding is. Iemand neerschieten is misschien wat extreem, maar je kan onkuisheid van vrouw of dochter niet zomaar over je kant laten gaan. Toch komen de Turkse jongens in Deventer met andere oorzaken. Zij noemen: problemen in het gezin, ouders niet geïntegreerd, geen contact met autochtonen, criminele broers en vrienden.

Ibrahim: ,,Ik had een paar vrienden, nou vrienden waren het dus niet, het waren verkeerde vrienden. Ze hebben me goed omgepraat, want ze wilden een inbraak doen en het werd een zware overval.'' Mustafa klaagt dat hij ,,niks te doen'' heeft. Gezeur van vader en verveling thuis: het zijn redenen om de straat op te gaan. Thuis mogen Marokkaanse jongens niet roken, ze kunnen niet naar hun favoriete televisiezenders kijken en in de kleine flats is er geen ruimte om je terug te trekken.

Antropologe I. Viskil hing negen maanden op straat rond en constateerde dat Marokkaanse jongens daar steun en erkenning vinden. Bovendien levert een kraakje of een scooter stelen zelfrespect en zelfvertrouwen op. En logisch: als je eenmaal gewend bent aan die kick, aan het geld en aan het gevoel iets waard te zijn, dan is de stap naar school en gehoorzaamheid aan je strenge ouders heel groot geworden.

Verwarrend, al die verschillende oorzaken. Toch valt er wel iets uit te distilleren: het gevoel geen perspectief te hebben. Of dat nu terecht is of niet.

NRC Webpagina's
10 FEBRUARI 2000


   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) FEBRUARI 2000