Straatgeweld
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





STRAATGEWELD
HET KOMT NOOIT UIT DE LUCHT VALLEN
GEMELD EN GETELD
LAW & ORDER
MEDIA
PREVENTIE
OPVOEDING
PSYCHE
MINDERHEDEN
GEVALLEN VAN GEWELD
TELEVISIE
RECLAME
ASPECTEN VAN GEWELD
IN DE KUNST
PER COMPUTER
ONDERZOEK
ORGANISATIES
PLATFORM



Overzicht eerdere
afleveringen Profiel

Het komt nooit uit de lucht vallen

Een kind van vijf dat dieren mishandelt, bezondigt zich later aan fysiek geweld tegenover mensen. Althans: die kans is groot. ,,Het is zaak zo vroeg mogelijk in te grijpen'', vindt hoogleraar Rolf Loeber.

Danielle Pinedo

WIE ZIJN DE DADERS van straatgeweld? Kranten en televisieprogramma's schetsten de afgelopen jaren het beeld van jonge, impulsieve, al dan niet beschonken jongens die - vaak zonder aanleiding - hun medemens in elkaar slaan of vermoorden. Cijfers van het ministerie van Justitie bevestigen dit beeld. De meeste gewelddelicten (42 procent) worden gepleegd door jongens tussen de 12 en 17 jaar oud.

In de Verenigde Staten is de afgelopen jaren baanbrekend onderzoek gedaan naar de oorzaken van en remedies voor jeugddelinquentie. Een gesprek met Rolf Loeber, professor psychiatrie, psychologie en epidemiologie aan de universiteit van Pittsburgh.

Hoe groot is de kans dat een pasgeboren baby delinquent gedrag ontwikkelt?

,,Dat is moeilijk te zeggen; er zijn zoveel factoren in het spel. Je kunt het vergelijken met het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. We weten dat roken de kans op hartproblemen vergroot, maar ook dat het niet de enige oorzaak is. Hetzelfde geldt voor geweld dat door jongeren wordt gepleegd; er zijn zo'n veertig factoren die meespelen. Iedere factor kan de kans op delinquentie verhogen. Maar alleen het samenspel tussen die factoren bepaalt of een kind crimineel wordt of niet.''

Kunt u een aantal risicofactoren noemen?

,,Psychische stoornissen, leer- en aandachtsproblemen, een lage intelligentie, een gevaarlijke leefomgeving. Op zichzelf hoeven die factoren geen problemen op te leveren, maar in combinatie vaak wel. Een voorbeeld: Amerikaanse onderzoekers leggen de laatste jaren steeds vaker een link tussen jeugddelinquentie en de aandachtstekortstoornis ADHD. Kinderen met ADHD, zo is gebleken, lopen meer risico dan kinderen zonder ADHD op het ontwikkelen van delinquent gedrag. Maar - en dat is heel belangrijk - ADHD is geen risicofactor op zichzelf. Een jeugddelinquent met ADHD leeft vaak in onmin met zijn ouders, heeft leerproblemen of legt moeizaam sociale contacten. Het een heeft altijd met het ander te maken.''

Kun je van een daderprofiel spreken als er zoveel verschillende factoren meespelen?

,,Ja, maar zelf spreek ik liever van soorten daders: latente daders, recidivisten, chronische daders et cetera. Het voordeel van zo'n classificatie is dat je uitgaat van een zeker ontwikkelingsproces. Aan chronisch geweld, zo is gebleken, gaat altijd asociaal gedrag vooraf. Een 17-jarige jongen die een leeftijdgenoot doodslaat, heeft vaak al anderen bedreigd of mishandeld. Er is sprake van een stijgende lijn; geweld komt nooit uit de lucht vallen.''

Helpt zo'n classificatie ook bij de behandeling van delinquente jongeren?

,,Ja, want daardoor kun je tijdig inspelen op verontrustende signalen. Een vijfjarige die dieren mishandelt of leeftijdgenoten intimideert, loopt groot risico om later in zijn leven ook mensen te gaan mishandelen. Het is dus zaak om zo vroeg mogelijk in te grijpen. In de Verenigde Staten is een aantal projecten ontwikkeld om jeugdige delinquenten weer op het rechte pad te krijgen. Sommige, zoals het Perry Preschool Project, richten zich op kinderen in achtergestelde gezinnen. Andere gaan uit van een specifieke groep scholieren die al met de politie in aanraking is geweest. Het succespercentage - 30 procent - is opvallend hoog. Hoger dan dat van de meeste medische ingrepen.''

'Preventie komt nooit te vroeg', stelt u in uw boek Serious and violent juvenile offenders (1998). U hanteert geen leeftijdsgrens?

,,Sommige twee- of driejarigen zijn onhandelbaar. In de meeste gevallen draait zo'n kind wel weer bij, maar soms gaat het van kwaad tot erger. Juist die kinderen - in de praktijk blijkt het vooral om jongens te gaan - lopen veel risico. Daar staat tegenover dat een aantal kinderen pas op latere leeftijd agressief gedrag ontwikkelt. Deze kinderen zijn thuis en op school jarenlang gehoorzaam tot ze als twaalf- of dertienjarige het slachtoffer van peer pressure worden, van sociale druk van leeftijdsgenoten. Voor deze kinderen geldt weer een heel ander verhaal. Maar de praktijk wijst uit: hoe eerder probleemgedrag zich manifesteert, hoe groter de kans op delinquentie. Vandaar mijn advies aan ouders: grijp zo snel mogelijk in.''

Worden ouders altijd bij preventieprojecten betrokken?

,,Meestal wel. Nu eenmaal vaststaat dat de ontwikkeling van delinquent gedrag samenhangt met een heel scala van factoren - temperament, opvoeding, intelligentie, sociale klasse - zou het dom zijn daar in preventieve programma's geen rekening mee te houden. De meest succesvolle Amerikaanse programma's richten zich dan ook niet enkel op de school, de ouders, of de buurt, maar op een combinatie daarvan. Ook in Nederland waren er de afgelopen jaren een aantal proefprojecten, zoals het SPRINT-project van het Paedologisch Instituut in Amsterdam. Dit project richt zich in eerste instantie op kinderen die risicogedrag vertonen, maar hun ouders worden ook uitgenodigd aan de therapeutische sessies deel te nemen. Helaas staat die aanpak in Nederland nog in de kinderschoenen; de langetermijneffecten worden slechts mondjesmaat geëvalueerd. Bijkomend probleem is dat de Nederlandse misdaadstatistieken een paar jaar achter lopen; onderzoekers hobbelen altijd achter de feiten aan.''

Evaluatie lijkt niettemin hard nodig, want tussen 1985 en 1996 is het aantal minderjarige verdachten van gewelddelicten meer dan verdriedubbeld. Heeft het een misschien met het ander te maken?

,,Dat is moeilijk te zeggen. Evaluatie is de sleutel tot kennis, en dus preventie, maar die stijging kan ook samenhangen met seculaire veranderingen: veranderingen per cohort. Anders gesteld: verschillen de kinderen geboren in 1985 met die van 1996? Waren de risicofactoren voor jeugdgeweld tien jaar geleden anders dan nu? En zo ja: hoe? Dergelijke onderzoeksvragen verhouden zich helaas slecht met nationale statistieken.

,,Maar belangrijker nog dan de vraag waarom die verandering zich voltrekt is of ze zal doorzetten. Als we die vraag eenmaal hebben beantwoord, zijn we een stuk verder. Dan kunnen we bijvoorbeeld stellen dat alcohol en drugs tien jaar geleden geen grote risicofactor waren en nu wel. Pas als je het probleem gedefinieerd hebt, kun je op zoek gaan naar de oplossing.''

Wat zegt het hoge percentage gewelddadige jongeren over de huidige maatschappij?

,,Weinig. Laten we niet vergeten dat een meerderheid van de Nederlandse jongeren niet gewelddadig is. Belangrijker dan de vraag 'hoeveel' is de vraag 'hoe'. Amerikaans onderzoek heeft uitgewezen dat jongens die straatgeweld plegen meestal ook hun vrienden slaan of vriendin verkrachten. Vermoed wordt dat daders van huiselijk geweld, kindermishandeling en straatgeweld veel met elkaar gemeen hebben. Maar wat precies? Die vraag kan alleen worden beantwoord door middel van longitudinaal onderzoek naar de ontwikkeling van deze dadergroepen. De komende tien jaar zullen wij ons op die vraag moeten richten. Het antwoord zal van onschatbare waarde zijn.''

NRC Webpagina's
10 FEBRUARI 2000


PROF. LOEBER

Rolf Loeber (1942, Hilversum) vertrok na voltooiing van zijn studie klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam eind jaren zestig naar Canada. Daar deed hij werkervaring op als psychometrist, psycholoog en onderzoeker aan het Kingston Psychiatrisch Ziekenhuis in Ontario. Sinds 1984 is Loeber verbonden aan de universiteit van Pittsburgh, waar hij in 1993 werd benoemd tot hoogleraar psychiatrie, epidemiologie en psychologie. De genaturaliseerde Canadees geldt in de Verenigde Staten als een van de meest geciteerde auteurs op het terrein van de psychologie en criminologie. Hij is regelmatig in Nederland, waar hij een hoogleraarschap psychopathologie bekleedt (aan de Vrije Universiteit). Sinds 1998 is Loeber medevoorzitter van de VU-studiegroep Ernstige en Gewelddadige Jeugddelinquentie

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) FEBRUARI 2000