|
|
Kakkerlakken komen altijd van iemand anders
Krioelende maden, een optocht van kakkerlakken en wespen die bijen blijken te zijn. Op pad met een ongediertebestrijder. ‘Jammer, jij bent dood.'
Het waren rustige dagen voor ongediertebestrijder Richard ten Wolde. Zelfs de kakkerlakken en muizen leken het te warm te vinden en lieten zich nauwelijks zien. Een welkom rustpunt na een paar hectische weken waarin Ten Wolde, die werkzaam is bij de Algemene Haagse Ongediertebestrijding, woningblok na woningblok kakkerlakvrij maakte. Hij trekt een vies gezicht en schudt het hoofd. ,,Wat je soms aantreft, is met geen pen te beschrijven. Ik word er wel eens een beetje triest van.'' Kakkerlakken op een muur Foto Natura/ Martin Harvey
Hij doelt op een recente klus in de Schilderswijk. Een deurwaarder die tot uitzetting van een gezin overging, opende de voordeur maar trok die onmiddellijk weer dicht. ,,De kakkerlakken marcheerden en colonne naar buiten'', vertelt Ten Wolde. ,,Toen mijn collega en ik arriveerden en een blik naar binnen wierpen, dachten we dat de muren vol vochtplekken zaten. Toen we beter keken, zagen we dat die metersgrote bruine plekken krioelende kakkerlakken waren. Duizenden zaten er. Hoe kunnen mensen zo leven? De televisie en radio stonden nog aan, alsof er niets aan de hand was. Her en der in het huis lagen kinderschoentjes en speelgoed. Hoe kun je je kinderen zo laten opgroeien?''
Het is een van de weinige momenten waarop de geboren en getogen Hagenaar zijn gloeiende peuk vergeet en een paar minuten zwijgend voor zich uitkijkt. ,,Normaal ben ik een vrolijke jongen'', verzekert hij. ,,Zeg nou zelf, bestaat er een mooier beroep dan het mijne?'' De ‘gein' zit hem in de afwisseling. Ten Wolde komt overal. In bedrijven met muizenoverlast waar hij kruipend op jacht gaat. In cellencomplexen van politiebureaus met vlooien, achtergelaten door junks en zwervers. In de rosse buurt waar hij gewoon om de prostituees en hun klanten heen werkt, omdat tijd geld is en ze niet bereid zijn de peeskamertjes voor een half uurtje te verlaten. Behendig sturend met de rechterhand, terwijl hij met de linkerhand in zijn agenda bladert, zet Ten Wolde koers richting een straat in de binnenstad. De meeste huizen aldaar zijn enkele weken geleden ontdaan van kakkerlakken en nu resten er nog twee. Zodra hij de doodlopende, met graffiti besmeurde straat inloopt, trekt hij de aandacht van de bewoners die op straat bij elkaar hangen. Knetterende brommers houden stil, een oude vrouw trekt haar huishoudschort recht, stoot haar man aan en beiden knikken ietwat verlegen naar hem. Op de hoek lijnt een man met een blik bier in zijn hand haastig de pitbull aan die zijn tandvlees laat zien en met fonkelende ogen de wiebelende slang van Ten Wolde's verdelgingsapparaat volgt.
,,Mensen schamen zich als er een kakkerlakplaag in de straat is'', verklaart Ten Wolde. Hij gaat de bovenwoning met huisnummer 80 binnen en hijst zijn verdelgingsfles en -spuit de steile trap op. ,,Kakkerlakken komen altijd van een ander. ‘Meneer, ík heb ze niet', roepen ze als ik binnenkom. Sommige mensen jagen de kakkerlakken liever van hun boterham dan dat ze toegeven dat het uit de klauwen loopt.''
Geroutineerd wandelt hij door de smalle woning en zet hij de spuit achter koelkast en fornuis. Op de tafel in de huiskamer staat de huisraad uit de keukenkasten, een geliefd onderkomen van kakkerlakken. Het gehaakte tafelkleed is gebleekt en gestreken, de ruitjes van de vitrinekast blinken en de kussens op de roodlederen bank liggen keurig op een rij. Het lijkt erop dat de bewoonster een paar minuten voor Ten Wolde's komst het huis grondig heeft gepoetst en ietwat zenuwachtig volgt ze zijn bewegingen. ,,Geen kakkerlak te zien mevrouw'', stelt hij haar gerust en ze zucht opgelucht en trots tegelijk. ,,En nu twee uurtjes buitenspelen'', roept hij haar beneden aan de trap toe. ,,Die dampen zijn niet goed voor u.''
Even later en verderop leunt hij tegen de deurbel van nummer 81. Hij veegt het zweet weg dat van zijn voorhoofd gutst en moppert. Kwart over twee, precies volgens afspraak, maar niemand doet open. De gesloten, versleten en verkleurde roze gordijnen verhinderen een blik naar binnen. Een kakkerlak op de vensterbank wiebelt met zijn voelsprieten en nestelt zich comfortabel naast een bloempot met een uitgedroogde geranium. Ten Wolde trekt een grimas. Dit wordt een dankbare klus. In de maat van ‘Hup Holland Hup' bespeelt hij de deurbel en dan eindelijk verschijnt er een slaperig hoofd achter het glas. ,,O ja, u komt voor de beestjes'', mompelt de man geeuwend, terwijl hij een hand onder zijn T-shirt steekt en zijn schouderbladen krabt. Hij heeft er verder geen last van, zegt de bewoner, en als de woningbouwvereniging het niet had geregeld, had Ten Wolde niet hoeven komen. ,,Ze vreten me niet op en ik heb er hoogtens eentje.'' Ten Wolde manoeuvreert zijn verdelgingsspuit door de smalle gang en houdt duidelijk de adem in. Meteen bij binnenkomst maakt een bedompte lucht het ademen zwaar en tergt een dubieus parfum van zweetvoeten en rotte eieren de neus. Een kakkerlak wandelt langs de keukenmuur omhoog en blijft zitten op een glanzende vetplek op het behang. ,,Jammer, jij bent dood'', mompelt Ten Wolde terwijl hij zijn gifpistool richt en één oog dichtknijpt. ,,Het is soms net een western'', grapt hij en de kakkerlak stort ter aarde.
Dan loopt hij door de huiskamer, duwt met zijn knie een bank van de muur en besproeit de plinten. Spinnen rennen voor hun leven en Ten Wolde laat even de trekker van zijn pistool los om ze te sparen. ,,Over vijf weken kom ik voor de tweede behandeling'', zegt hij tegen de bewoner. ,,Nee, nee'', zegt die. ,,Is niet nodig.'' Maar een nabehandeling is deel van de standaardprocedure en voorkomt dat achtergebleven eitjes een nieuwe plaag veroorzaken. ,,Uit elk eitje komen veertig kakkerlakken.'' De bewoner trekt zijn wenkbrauwen op. ,,Veertig? Het is maar goed dat dat bij de mensenvrouwtjes niet zo is.'' De man grijnst een rij zwarte tanden bloot. ,,In de tussentijd moet u elke kakkerlak gewoon doodtrappen'', legt Ten Wolde hem uit. ,,Trek je niets aan van het bakerpraatje dat de eitjes in het kakkerlakkenlijf dat overleven en zo juist worden verspreid. Ga maar eens op een kippenei staan. Zie jij dan nog een kuiken?''
Dit zijn de ‘makkelijke klusjes'. In de twee jaar dat Ten Wolde dit werk doet, heeft hij nog geen ‘lijkenmeldingen' gehad. Zijn ‘gein' zou toch minder worden als hij voor de kiezen zou krijgen wat zijn baas onlangs aantrof: een plafond vol krioelende maden die vanuit de bovenliggende woning naar beneden waren getrokken. ,,Lag er een lijk daarboven'', vertelt hij. ,,Dat is toch gruwelijk. Geef mij maar wat kakkerlakken en af en toe een wespennestje.''
Vermeende wespennesten genoeg in deze tijd van het jaar, maar Ten Wolde weet beter. Het is nog te vroeg voor wespen, die zorgen op zijn vroegst in augustus voor overlast. ,,Als ik nu een wespenmelding krijg, kan ik ervan uitgaan dat het om bijen gaat.'' Zijn stelling wordt bewezen als zijn mobiele telefoon rinkelt en een Engelstalige vrouw melding maakt van ,,a lot of ‘wespen' in de ‘toin'.'' ,,Het zijn bees mevrouw'', verzekert Ten Wolde haar een kwartier later in de tuin. Vanuit een gat in de schutting vliegen bijen af en aan. ,,Bees. They do nothing, don't worry. Dat zijn nice animals, no problem.'' Hij wil ze best weghalen, de bijen, maar de wet verbiedt Ten Wolde actie te ondernemen. Wanneer een bijennest in theorie bereikbaar zou zijn voor een imker, mag een verdelger niets uitrichten. ,,They are protected, weet je'', legt hij de vrouw uit. ,,Nice animals, friendly, echt okay.''
|
NRC Webpagina's 22 juni 2000 |
Bovenkant pagina |
|