U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Ongedierte
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


ONGEDIERTE

SOORTEN ONGEDIERTE

RISICO'S

FOBIEËN

LANDBOUWSCHADE

TOENAME

BESTRIJDING

BIJBEL

INTERNET

Sluipwesp tegen bloedluis

Sluipwespen, galmuggen en lieveheersbeestjes helpen tuinders bij de natuurlijke bestrijding van ongedierte.

Chris van de Wetering

Jan Koppert begon halverwege de jaren zestig als een van de eerste tuinders in Nederland met het uitzetten van beestjes tegen de belagers van zijn gewassen. De komkommerteler uit Berkel en Rodenrijs kampte in zijn kassen met spint, een klein grijs mijtje dat het komkommerblad zodanig aanvrat dat de plant niet genoeg lucht kreeg. De chemische preparaten die hij spoot hadden onvoldoende resultaat, omdat zijn spint resistent dreigde te worden voor de middelen. Bovendien bezorgden de bestrijdingsmiddelen hem hoofdpijn.



Een slang die wordt ingezet bij het vangen van muizen (boven) en een sluipwesp op jacht naar een bladluis (onder) Foto's Natura/ H.A.J. in den Bosch/ Bert Mans

Hij besloot een experiment te wagen. Uit Zwitserland liet hij een doosje roofmijten komen. Deze mijt, een natuurlijke vijand van de spint, kon voorgoed afrekenen met de plaag, zo redeneerde Koppert. De roofmijt deed zijn werk en Koppert liet de komkommers al snel achter zich om zich geheel te kunnen toeleggen op het kweken van beestjes.

De hedendaagse teler staat inmiddels een breed scala van natuurlijke bestrijdingsmiddelen ter beschikking: sluipwespen tegen rupsen en witte vliegen, roofwantsen tegen trips, aaltjes tegen de taxuskever en diverse schimmel-, virus- en bacteriepreparaten, die heel specifiek een bepaald insect ziek maken en uitschakelen, alle verkrijgbaar in doosjes, doseerflacons of kartonnen honingraatjes bij de gespecialiseerde bedrijven als Koppert, Biobest in België en De Groene Vlieg.

Ook met lijm besmeerde, fel gekleurde vangplaten die de insecten aantrekken zijn in de handel en er zijn geurvallen die de plaaginsecten lokken. Een enkele, meestal ecologische tuinder experimenteert met uitheemse dieren zoals slangen tegen muizen, hagedissen tegen spinnen of vogels die zich tegoed doen aan bepaalde plaaginsecten, maar volgens woordvoerder Maurice Wubben van Koppert gebeurt dat nog heel marginaal.

De voordelen van biologische bestrijding zijn legio: de natuurlijke bestrijders werken volgens Pierre Ramakers van het Proefstation Naaldwijk gerichter en zijn veel adequater dan de alles verdelgende chemische middelen die voorheen veel werden gebruikt. Bovendien kunnen de plaaginsecten niet resistent worden tegen hun natuurlijke vijanden.

Dat biologische bestrijdingsmiddelen in elk geval in de glasgroenteteelt breed ingang hebben gevonden - volgens schattingen van LTO-Nederland werkt zeker 80 procent van deze tuinders hiermee - komt echter vooral door de introductie van de hommel bij de bestuiving van gewassen. Om die hommel te sparen konden telers niet langer lukraak spuiten.

Dit betekent overigens niet dat bedrijven die biologische bestrijdingsmiddelen inzetten altijd minder gif gebruiken dan tuinders die alleen chemisch bestrijden. Kees Vernooij van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) onderzocht het bestrijdingsgedrag van tuinders en kwam tot deze conclusie. Volgens hem zijn er weinig telers die zich volledig op biologische middelen verlaten. De meeste tuinders bedienen zich van de zogenoemde geïntegreerde teelt: plagen worden biologisch bestreden tenzij de hevigheid van de plaag een chemisch middel vereist.

Dat heeft tot gevolg dat veel biologisch georiënteerde telers een relatief hoge dosis gif

nodig hebben, omdat ze pas chemisch ingrijpen als de plaag uit de hand dreigt te lopen. Daarnaast worden de tuinders soms ingehaald door schimmelaantastingen, waarvoor nog geen biologisch bestrijdingsmiddel voorhanden is. Veel tuinders die met chemische middelen werken, weten het middelengebruik voorts relatief laag te houden door preventief en spaarzaam te spuiten. De biologische gewasbescherming eist aandacht en deskundigheid van de teler, waarschuwt Wubben van Koppert. ,,De teler moet inzicht hebben in het ecologische systeem in zijn kas. Hij moet strategisch denken en de plaag voor blijven.''

Piet Corstanje van Boomgaard Ter Linde in Oost-Capelle heeft er een dagtaak aan. Hij begon zo'n tien jaar geleden met de biologische fruitteelt. De familie at al jaren macrobiologisch en Corstanje vond het niet langer verantwoord zijn appels en peren chemisch te bespuiten. Met gissen en missen kreeg hij grip op de plagen in zijn boomgaard. Hij hing kasten op voor vleermuizen, maar de nachtdieren die zich met fruitmotjes en nachtvlinders voeden, weigerden er hun huisvesting te nemen. Ook slaagde hij er niet in uilen of torenvalken te verleiden zich in zijn boomgaard te vestigen; de muizeneters werden verjaagd door de kauwen en kraaien die er reeds hun domicilie hadden. Het lukte hem wel koolmezen en roodborstjes te lokken, die zijn bomen afstropen op zoek naar rupsen en andere insecten.

Dagelijks bestudeert hij de populatie oorwurmen, gaasvliegen, roofwantsen, lieveheersbeestjes en andere nuttige insecten die het schadelijke ongedierte in zijn boomgaard helpen opruimen. Spint gaat hij tegen met roofmijt en om de appelbloedluis te bestrijden zet hij geregeld sluipwespen uit. Mocht dit niet afdoende zijn, dan resten hem biologische spuitmiddelen op basis van zeep en spiritus of op basis van het extract van de Afrikaanse pyrethrumplant. Maar daarmee is hij voorzichtig. ,,De natuurlijke vijanden krijgen meestal ook een tik.''

,,Wanneer je moet ingrijpen is een moeilijke afweging. Bij de sluipwesp bijvoorbeeld, de natuurlijke vijand van de bloedluis, zal de ecologische teler enige schade voor lief moeten nemen. De parasiet, die zijn eitjes legt in de bloedluis, kan zich pas vermeerderen als er voldoende bloedluis is. Het gevaar bestaat dat je de plaag bestrijdt voordat de parasiet actief wordt, met als gevolg dat je weer van voren af aan kunt beginnen met de kweek van de natuurlijke bestrijders.''

Het tekort aan specifieke bestrijders zorgt ervoor dat veel fruittelers en landbouwers nog vaak hun toevlucht nemen tot chemische middelen, constateert Vernooij van het LEI. Ook bij de teelt van snijbloemen en potplanten staat de biologische bestrijding nog in de kinderschoenen. Volgens Vernooij komt dat vooral door overdreven eisen van de consument. Die tolereert geen enkel stipje of beestje op zijn rozen.

Dat ook bloemen biologisch geteeld kunnen worden, bewijzen de heliconias van Eric Boerlage. De tropische bloemen met eko-keurmerk - ze hebben wel wat weg van de papegaaienbek - vinden gretig aftrek op de veiling. En dat terwijl de bloemenkweker in De Kwakel, zoals hij niet zonder enige trots meldt, al vijf jaar werkt ,,zonder ook maar één gram gif te spuiten''. De insecten die hij als bestrijders uitzet in de kassen nopen soms wel tot creatieve oplossingen. Zo'n drie keer per jaar laat hij vijftig spinetende hagedissen los in zijn kassen om zijn populatie galmuggen in stand te houden. ,,Spinnen zijn op zichzelf nuttige beesten, maar mijn galmuggen vliegen in hun webben.''

NRC Webpagina's
22 juni 2000

DIENSTEN

VERDELGING

PREVENTIE

CHEMISCH

NATUURLIJKE BESTRIJDING

GENETISCHE MANIPULATIE

HUISMIDDELTJES

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad