|
|
Koreaanse Oorlog
Het gevecht tussen manschappen en materieel
Menno Steketee
DE OORLOG DIE VAN 1950 tot 1953 op het Koreaanse schiereiland woedde, is in het Westen een betrekkelijk obscuur conflict. Deels komt dit door de historische schaduwwerking van de Tweede Wereldoorlog, deels ligt hieraan de afstand tot het strijdtoneel ten grondslag. Het aantal slachtoffers rechtvaardigt die relatieve onbekendheid niet. Objectieve schattingen over wederzijdse verliezen van burgers en militairen - en dat geldt voor bijna iedere oorlog - bestaan niet. Maar het feit dat alleen al de Verenigde Staten zeggen bijna 40.000 man te hebben verloren en dat de Volksrepubliek China meent dat 'slechts' 145.000 Chinese soldaten zijn gesneuveld, geeft een aardige indicatie over de grootschaligheid van het conflict. Burgerslachtoffers lopen volgens álle schattingen in de miljoenen. Het had juist een snelle, bijna bloedeloze overval moeten worden. Op 25 juni trekt het Noord-Koreaanse leger van zo'n 135.000 man, bewapend met moderne tanks en artillerie en gesteund en getraind door de Volksrepubliek China en de Sovjet-Unie, de grens met Zuid-Korea over. Zuid-Korea beschikt over veel minder strijdkrachten, die bovendien ongeoefend zijn en zwak uitgerust. Ze worden bijgestaan door slechts een paar honderd Amerikaanse 'adviseurs', mariniers. De Verenigde Staten hebben tot de dag van de aanval niet geloofd dat een oorlog zou uitbreken. Het Koreaanse schiereiland valt buiten de Amerikaanse anticommunistische verdedigingslinie in de Stille Oceaan, die alleen over eilanden loopt: van Japan, via Okinawa en Taiwan naar de Filipijnen. De Noord-Koreaanse colonnes hebben aanvankelijk een field day. Seoul valt al na twee dagen. Zuid-Koreaanse soldaten kunnen met hun oude Japanse geweren weinig uitrichten tegen de nieuwste T-34 tanks en velen geven zich over. Ook de Amerikaanse eenheden kunnen niets anders doen dan wat barricades oprichten en de aftocht blazen. Ze trekken zich terug op de zuidoostelijke havenstad Pusan, waar, met aangevoerde versterkingen uit het nabije Japan, misschien een bruggenhoofd kan worden verdedigd. Hulp is onderweg. De Amerikaanse president Harry Truman heeft, bij absentie van China en de Sovjet-Unie, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zover gekregen een troepenmacht naar Korea te sturen. Maar dat kost tijd. De eerste schaarse VN-eenheden landen in eerste instantie in Pusan. De Noord-Koreanen beginnen een belegering van het bruggenhoofd en een patstelling dient zich aan. Maar de immobiliteit van het front is bedrieglijk. De bevelhebber van de VN-troepen, de Amerikaanse generaal Douglas MacArthur, bindt met deze 'egelstelling' juist veel Noord-Koreaanse troepen, waardoor ze hun lange aanvoerlijnen uit het noorden moeilijk kunnen verdedigen. Op 15 september landt MacArthur met een reusachtige invasiemacht aan de westkust bij Inchon, vlakbij Seoul. Dan is het de beurt aan de Noord-Koreanen om wanordelijk terug te trekken. Op 19 oktober valt de Noord-Koreaanse hoofdstad Pyongyang. De opmars lijkt niet te stuiten. Ook niet als China waarschuwt te zullen interveniëren wanneer de VN-troepen de 38ste breedtegraad overschrijden, die het schiereiland doormidden snijdt. Eind 1950 staan MacArthurs divisies aan de Chinese grens. Het Noord-Koreaanse leger is verslagen. China heeft geen loos dreigement geuit. Honderdduizenden 'vrijwilligers' van het Volksbevrijdingsleger hebben zich intussen aan de grens met Noord-Korea verzameld. Begin november mengen ze zich in de strijd. De VN-legers kampen nu op hun beurt met logistieke problemen en weer keert het tij. De Chinezen weten met de tactiek van 'menselijke vloedgolf' de VN-troepenmacht terug te dringen. Een complete Amerikaanse mariniersdivisie raakt ingesloten en verliest in een enkele middag zelfs drieduizend man. Velen belanden in gevangenschap. De Chinese divisies worden massaal bijgestaan door de Russische luchtmacht, die vliegt onder Chinese vlag. Amerikaanse afluisterdiensten pikken de Russische communicatie tussen MiG's en grondstations op, maar Washington houdt dat liever stil om de oorlog niet te laten escaleren. Begin januari 1951 marcheren Chinese soldaten Seoul binnen. Veel verder naar het zuiden dringen de communistische eenheden echter niet door. De aanvoerlijnen zijn voor beide kampen nu even lang. De Chinezen hebben een overmacht aan soldaten, de VN aan materieel, vooral gevechtsvliegtuigen. MacArthur wil de atoombom inzetten om een doorbraak te forceren, maar Truman is daar huiverig voor. Hij stuurt de bevelhebber uiteindelijk de laan uit. In mei 1951, dus minder dan een jaar na de Noord-Koreaanse inval, bevriest het front waar de oorlog was begonnen: op de 38ste breedtegraad. En nu echt. De soldaten verschuilen zich aan beide zijden in hun loopgraven en laten de artillerie en de bommenwerpers het werk doen. Manoeuvres zijn er vanaf dat moment alleen nog maar aan de onderhandelingstafel. De intussen aangetreden Amerikaanse president Dwight Eisenhower wenst niet zoveel middelen in Korea in te zetten dat heel Korea door de Verenigde Naties kan worden bezet - of bevrijd. Die overweging geldt ook voor China en de Sovjet-Unie. Alle partijen vrezen nucleaire escalatie, een Derde Wereldoorlog. Op 27 juli 1953 wordt een wapenstilstand getekend. De poging van Noord-Korea, China en de Sovjet-Unie om Noord- en Zuid-Korea onder een communistische vlag te verenigen is succesvol verijdeld. Maar van een overwinning van de Verenigde Naties is ook geen sprake. Tot op de dag van vandaag bespieden Zuid- en Noord-Koreaanse militairen elkaar argwanend vanuit de stellingen die ze bijna vijftig jaar geleden betrokken.
|
NRC Webpagina's 26 oktober 2000
|
Bovenkant pagina |
|