|
Angsten
|
De paradox Van hongersnood tot mutanten en ecologische melt down: van alle kanten klinken, in steeds sterkere mate, dergelijke geluiden van ongerustheid. Over de kwaliteit en kwantiteit van ons voedsel, nu en in de toekomst, over de onomkeerbare teloorgang van landschap en cultuur, en over de vernietigende werking van moderne technologie en wetenschap. Hoe uiteenlopend deze geluiden ook zijn, zij zijn gestoeld op een diep pessimisme over de vooruitgang. Met een mensheid die haar ene helft vergiftigt, haar andere helft honger doet leiden en bovendien de evolutie verkwanselt, kan het nooit goed aflopen. Een spookbeeld doemt voor ons op van een wereld waarin wij elkaar tussen het beton wanhopig naar het leven zullen staan omwille van de laatste resten in plastic verpakte bestraalde krentenbollen, of als zombies zullen vegeteren op een standaarddieet van uit afval vervaardigde frikadellen. En waar Afrikaanse milieuvluchtelingen als desperado's de groene velden van Europa zullen bestormen, terwijl multinationals arme boeren op de knieën dwingen om hun laatste spaargeld uit te geven aan genetisch gemanipuleerd zaaizaad... De paradox van dit tijdsbestek is dat het, ondanks zulke schrikwekkende visioenen, beter dan ooit lijkt te gaan met de mensheid. Kijk om u heen naar degenen die naast u zitten: slechts vijf of zes generaties geleden bevond negen tiende van uw buren zich onder de armoedegrens, als boer, pachter of handwerksman. En dat was niet alleen 200 jaar geleden zo, maar ook 2000 jaar geleden. Sinds 1750 is de menselijke welvaart op bijna elke dimensie toegenomen - wat betreft gezondheid, voeding, inkomen en opleiding.10 Deze trend geldt voor de gehele wereld, en zeker ook voor de derde wereld, zoals geïllustreerd kan worden aan de hand van de toename van de levensverwachting: aan het begin van de jaren vijftig werd een inwoner van een ontwikkelingsland gemiddeld nauwelijks ouder dan veertig, nu staat de levensverwachting op 72 jaar (tegenover 79 jaar in de westerse landen). Ik zal u met nog enkele getallen moeten vermoeien, want zonder zoiets onromantisch als cijfers kunnen we niet begrijpen dat de landbouw en de voedselindustrie van vandaag een kwalitatief en kwantitatief verbeterd voedselpakket produceert voor een wereldbevolking die bijna twee keer zo groot is als veertig jaar geleden (nu zijn we met bijna zes miljard mensen, dat wil zeggen tachtig procent meer dan in 1960). Dit is een van de grootste en minst gewaardeerde successen van de tweede helft van de twintigste eeuw. Een inwoner van een ontwikkelingsland consumeert nu gemiddeld bijna dertig procent meer calorieën, en vijftig procent meer calorieën afkomstig van dierlijke producten, dan de generatie van zijn of haar ouders, dertig jaar geleden. En niet alleen dat, de voedselproductie die hiervoor nodig is, vindt plaats op ongeveer dezelfde oppervlakte bouwland. Of om het anders te zeggen: als we dezelfde hoeveelheid voedsel met de gemiddelde opbrengsten van 1960 hadden willen verkrijgen, dan hadden we een extra oppervlakte nodig gehad van 28 miljoen vierkante kilometer, meer dan de totale oppervlakte van Europa en Amerika bij elkaar. Deze besparing betekent, althans gemiddeld, dat een zelfde oppervlakte niet ontgonnen hoefde te worden en in theorie een min of meer natuurlijk ecosysteem kon blijven. Dezelfde trend manifesteert zich weer bijna overal: China heeft op dit moment nauwelijks meer land in gebruik voor graanproductie dan in 1960; als de opbrengsten niet zo drastisch waren gestegen, dan had het land nu drie keer zo veel akkers moeten hebben. De belangrijkste verklaring voor dit succes is het gebruik van moderne landbouwtechnologie, die geleid heeft tot een drastische verhoging van de opbrengst per eenheid landoppervlak. Naar schatting vijftig procent hiervan komt op rekening van de moderne genetica, dus de veredeling van planten en dieren, de rest wordt bijgedragen door verbeterde bemesting en veevoeding, watercontrole, mechanisering, en bestrijding van ziekten en plagen. En de grenzen zijn nog niet in zicht. Technologie heeft niet alleen de opbrengsten per eenheid land verhoogd, maar heeft ook geholpen om problemen uit het verleden beheersbaar te maken. Zo is in de VS de erosie door het gebruik van nieuwe methoden van minimaal of niet ploegen in een decennium tijds (1982-1992) met 25 procent verminderd.11 Dezelfde techniek van grondbewerking leidt tot de vastlegging van koolstof in de bodem (meer dan een ton per hectare per jaar), en werkt dus indirect mee aan de vermindering van het broeikaseffect.12 Het beheersbaar maken van problemen uit het verleden komt ook tot uiting in de toepassing van biotechnologie13: transgene planten die een gen bezitten dat hen resistent maakt tegen schimmelziekten en insecten hoeven niet of minder met chemicaliën bespoten te worden. Ook biedt biotechnologie mogelijkheden om voedingsmiddelen te verbeteren via een lager percentage verzadigde vetzuren of de verwijdering van substanties die allergieën veroorzaken. Bij nader inzien, als we op deze grote lijnen afgaan, lijkt de toekomst er dus juist rooskleurig uit te zien. Technisch en gemiddeld gesproken hoeft een verdubbeling van de mensheid in de volgende eeuw niet tot problemen te leiden.14 In China bijvoorbeeld, werkt men aan een super-hybride rijstvariëteit die honderd kilogram rijst per dag produceert (dertien ton per hectare in 130 dagen), even veel als een Chinees gemiddeld netto per jaar consumeert. De hoeveelheid beschikbare landbouwgrond lijkt ook niet beperkend: in de Verenigde Staten schat men de potentieel bebouwbare grond op 300 miljoen hectare, drie keer zoveel als er aan het begin van de jaren negentig in gebruik was. Niet alleen de hoeveelheid beschikbaar voedsel is toegenomen, ook de diversiteit en de kwaliteit van wat wij consumeren. Dankzij snelle vooruitgang van productie-, transport en opslagtechniek eten Nederlanders kiwi's en komkommers in ieder jaargetijde, en wekt struisvogelbiefstuk op de menukaart evenmin verbazing als nijlbaars. Tofu, mozzarella en emmentaler zijn wereldwijd gemeengoed geworden.
Noten 10 De vergelijking ontleen ik aan J. Simon: `Not so Nasty Brutish or Short: Life keeps looking up', International Herald Tribune, 26 februari 1998. 11 Indur M. Goklany: `Conserving Habitat, feeding Humanity'. In: Forum for Applied Research and Policy, jaargang 13, nummer 2, zomer 1998, p. 51-57. 12 Agriculture Canada Research Results Press Release, Ottawa, 1998. 13 Ik hanteer hier de algemeen geaccepteerde definitie die in 1992 werd vastgesteld door de Convention on Biological Diversity (cbd): `any technological application that uses biological systems, living organisms or derivatives thereof, to make or modify products or processes for specific uses'. 14 Vaclav Smil: `How many People can the Earth feed?' In: Population and Development Review, nummer 20, juni 1994, p. 255-292; Roger Revelle: `The Resources available for Agriculture'. In: Scientific American, nummer 235, september 1976, p. 164-179. De schattingen variëren meestal tussen de tien en vijftien miljard, met als uitschieter de Wageningse berekeningen, die uitkomen op vijftig miljard. |
NRC Webpagina's
19 DECEMBER 1998
|
Bovenkant pagina |