|
Coca-Cola
|
Sector vreest ontwrichting van platteland
Door een onzer redacteuren
DEN HAAG, 11 JULI 1997. Varkenshouder N. van Doorn uit Berlicum weet het niet meer. Hij heeft tweehonderd zeugen - elk beest is ongeveer duizend gulden waard. Inkrimping van zijn varkensstapel kost hem volgens eigen zeggen vijftigduizend gulden aan inkomen per jaar. “Moet ik een kwart van mijn veestapel inleveren, dan vervalt een heel inkomen.”
Veevoederbedrijf Cehave in Veghel is volgens een woordvoerder “niet blij” met de plannen van minister Van Aartsen (Landbouw) om de varkensstapel in Nederland met vier miljoen dieren terug te brengen. De rekensom is simpel: “Een kwart minder varkens betekent een kwart minder veevoer.” De woordvoerder meent dat de maatregel van Van Aartsen zou leiden tot “het verlies van een hele veevoederfabriek met honderd arbeidsplaatsen.”
Boer, bedrijfsleven, toeleverancier; ze zijn boos op minister Van Aartsen. Gisteren maakte de bewindsman namens het kabinet zijn plannen met de varkenssector bekend: iedere varkenshouder moet een kwart van zijn aantal dieren inleveren. Het "bedrijf van de toekomst" werkt volgens Van Aartsen aan kwaliteitsverbetering, levert gevarieerde produkten en biedt garanties aan de dieren op het gebied van welzijn, milieu en gezondheid. De minimale oppervlakte per zeug moet twee tot drie vierkante meter gaan bedragen. De boer die niet meedoet, wordt vervolgd.
De in februari uitgebroken varkenspest heeft op pijnlijke wijze de kwetsbaarheid van de sector aangetoond. De gezondheid van de dieren die tegen elkaar worden gedrukt in overvolle stallen is niet voldoende gewaarborgd. Tussen stal en slager gaat veel mis. Boeren overtreden de wettelijk gestelde vereisten aan de stallen. Het mestoverschot is moeilijk terug te dringen.
Last but not least zijn de maatschappelijke kosten van de strijd tegen de pest inmiddels opgelopen tot 1,3 miljard gulden. De boeren zelf betaalden 42,5 miljoen gulden, de belastingbetaler honderd gulden per persoon, aldus Van Aartsen. Welke onverzekerde ondernemer met een afgebrand bedrijf - daarmee is de varkenspest vergelijkbaar - kan zo aankloppen bij de overheid? En hoe houdt Nederland zo"n systeem in stand als straks voormalige Oostbloklanden toetreden tot de Europese Unie?
Maar, zo zegt Van Aartsen, ook zonder deze “dramatische crisis” was een herstructurering van de Nederlandse varkenshouderij onvermijdelijk geweest. “Doen we het nu niet, dan volgt over vijf jaar een kille shake out.” Al snel na Van Aartsens aantreden in 1994 als minister van Landbouw werd duidelijk dat hij de toekomst van de landbouw zag in een verschuving van bulkproduktie naar "toegevoegde waarde".
Toch denkt Van Aartsen dat de varkenshouderij er, evenals de melkveehouderij in de toekomst sterker uit zal komen. In 1984 kregen veehouders te maken met de beruchte superheffing; over iedere te veel geproduceerde liter melk moest de boer heffing betalen. Bij de invoering van de quotering van de melkproductie zou het met de toekomst van die branche zijn gedaan. Tien jaar later constateerden deskundigen dat deze Europese maatregel eigenlijk prima heeft gewerkt. Ook Van Aartsen wijst daarop: “Met de invoering van de superheffing werd de verzadiging op de zuivelmarkt aangepakt. Degenen die door wilden gaan, konden door aankoop van rechten hun bedrijf op levensvatbare wijze uitbreiden. Zij die wilden stoppen, konden profiteren van de verkoop van hun rechten.”
Maar varkenshouders zullen niet makkelijk extra rechten kunnen verwerven, om zo hun bedrijf weer op dezelfde omvang te krijgen. Alleen wanneer een bedrijf voldoet aan alle eisen, kunnen rechten worden overgekocht. Bovendien kunnen de varkensrechten-nieuwe-stijl niet langer van het ene dichtbevolkte varkensgebied naar het andere worden overgeheveld.
Het bedrijfsleven ziet niets in de beleidsvoornemens van de minister. “Deze ontwikkeling is een ernstige aantasting van de concurrentiepositie. Nederland wordt in feite naar een eiland verbannen. Elk toekomstperspectief verdwijnt”, zegt voorzitter Tazelaar van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVV). Hij wijst erop dat de productie van verder verwerkte en dus duurdere producten alleen zin heeft als er ook kopers voor zijn. En daar zit hem volgens hem juist het probleem: de ontwikkeling van nieuwe markten voor nieuwe vleesproducten is een proces van dure, lange adem.
Volgens C. Das van de vakgroep Varkenshouderij van de NCB zou een hogere prijs voor het varkensvlees compensatie kunnen bieden. Maar, zo zegt Das, “de consument wil die hogere prijs wel betalen - tot hij voor de toonbank staat. Dan kiest hij toch voor het vlees dat een paar kwartjes goedkoper is.”
De branche zal volgens de productschappen een ongenadige klap krijgen. De totale export van de sector bedroeg vorig jaar ongeveer 5,6 miljard gulden. De beleidsvoornemens treffen ook de aanpalende bedrijfstakken, zoals de veehandel, transporteurs, slachterijen, uitbeenderijen, groothandel en detailhandel. De varkenssector telt circa vijftigduizend arbeidsplaatsen. Hoeveel mensen daadwerkelijk werkloos dreigen te worden, is moeilijk in te schatten, maar Das schat het totale verlies aan arbeidsplaatsen op twintigduizend.
Van enig overleg tussen bedrijfsleven en politiek is ondertussen weinig sprake geweest. Minister Van Aartsen heeft de afgelopen weken niet meer overlegd met het bedrijfsleven over de nota, maar verwacht desalniettemin een “constructieve dialoog” met de betrokkenen in de varkenssector te kunnen hebben. Maar Das noemt de inkrimping nu al “volstrekt onacceptabel”. “We hebben juist grote, economisch sterke bedrijven nodig om het milieubeleid te kunnen blijven betalen. Hiervoor is in de sector geen draagvlak en zonder draagvlak begint men niets. Ik hoef maar te wijzen op de perikelen rond de mestwetgeving.”
Varkenshouder Van Doorn uit Berlicum ziet nog een lichtpunt voor zijn sector. “Uit de onderhandelingen zullen maatregelen komen die minder verstrekkend zijn dan die de minister nu voorstelt. De soep wordt immers nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend.”
Zijn collega H. Verkampen uit Gemert, tevens lid van het hoofdbestuur van de NCB, wijst op eventuele schadeloosstellingen. “Als ik een kwart van mijn varkens moet inleveren, betekent dat voor de rest van mijn bedrijf de dood in de pot. De overheid kan de schade die daaruit voortvloeit ook nog eens betalen. Ik kan me bovendien geen Kamerleden voorstellen die de verantwoordelijkheid op zich willen nemen voor een totale ontwrichting van de werkgelegenheid op het platteland.”
De enige die zich tot nu toe in de plannen van Van Aartsen kan vinden, is de milieubeweging. Een woordvoerder van de Brabantse Milieufederatie zegt dat de plannen “in lijn liggen met onze opvattingen”. Voor minister De Boer (Milieu) zijn de voorstellen van het kabinet een overwinning, omdat met de uitdunning van de varkensstapel in één keer het huidige mestoverschot van veertien miljoen kilo fosfaat weggenomen.
De bijval van de milieubeweging ten spijt, wacht Van Aartsen nog wel een moeilijke confrontatie met betrokkenen. Hoewel de bewindsman een "constructieve dialoog" met hen wil aangaan, mochten de boeren er gisteren in perscentrum Nieuwspoort niet bij zijn. Een gele container was als barricade opgeworpen om ongewenste actievoerders buiten te houden. De vier agenten die op verzoek van Landbouw de poort bewaakten, hoefden echter niet in actie te komen. Nog niet.
|
NRC Webpagina's 6 januari 2000
|
Bovenkant pagina |
|