NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Voedingsschandalen

Nieuws

Coca-Cola
Dioxinen
Varkenspest
Brinta
Raak Cassis
Olvarit
Frisolac
Heineken
Rauwe eieren
Perrier
Iglo
Planta

Links

Overzicht varkenspest: De dwalingen van een boerenleider

Door onze redacteuren GEERT VAN ASBECK en TOM-JAN MEEUS

26 APRIL 1997. Deze week steeg het aantal besmette bedrijven opnieuw spectaculair, naar 126. Een miljoen dieren is inmiddels vernietigd. Wat ging er mis bij de strijd tegen varkenspest? Een reconstructie aan de hand van notulen en gesprekken met de betrokkenen. De laconieke houding de eerste dagen, fouten bij de RVV, een advies dat in de la bleef liggen, de dubbelrol van Dumeco en genegeerde waarschuwingen over een tikkende tijdbom. Plus: het bijzondere optreden van actieleider W. van den Brink.

Officieel begon de moeizame bestrijding van de varkenspest op de dag van het eerste geval, 4 februari. Maar de basis voor een van de oorzaken die het gevecht nu al maanden compliceert, werd ruim een jaar eerder gelegd. Toen lanceerde W. van den Brink, bekend actieleider in boerenzaken, een nieuw thema waarover de strijd met "Den Haag" aangebonden werd.

Nog in september vorig jaar schreef Van den Brink, voorzitter van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV), een brief aan de varkenssector waarin hij zijn beklag deed over een elektronisch middel waarmee de overheid het handelsverkeer van varkens bijhield. Dit systeem - "identificatie & registratie" (I&R) - diende ertoe adequaat tegen mogelijke dierziekten op te treden door varkenshouders te verplichten aankomst en vertrek van dieren te melden. Volgens Van den Brink was het “ontwikkeld door bureaucraten, techneuten en een aantal bobo"s”. Te tijdrovend en ingewikkeld voor een varkenshouder. Zolang het niet versimpeld en verbeterd werd, vond Van den Brink, moesten varkensboeren de registratie boycotten.

Zijn roep viel in vruchtbare aarde. Najaar 1996, “op het dieptepunt van de boycot”, zegt J. Braamskamp, hoofd Varkensgezondheid van het I&R-bureau in Deventer, voldeed slechts vijftien tot twintig procent van de varkenshouders aan hun I&R-meldingsplicht.

Het was een welbewust risico dat de boeren op gezag van Van den Brink namen. Al augustus vorig jaar hadden de waarschuwingen in de vakpers doorgeklonken. Redacteur Margreet Welink van het weekblad Boerderij schreef: “Stel dat in Nederland weer varkenspest uitbreekt. Dat zou een ramp zijn voor de sector. [...] Wie wijzen de varkenshouders dan aan als schuldige? Hoe meer zo"n gevreesde ziekte wordt aangepakt, hoe meer de schade beperkt kan blijven. Een sluitend I&R-systeem is daarbij goud waard”. En ze concludeerde: “Zolang het systeem nog niet efficiënt werkt, zit de sector op een tijdbom”.

Ook van officiële zijde werd op de risico"s gewezen. “Onze waarschuwingen tegen een I&R-boycot zijn heel duidelijk geweest”, zegt Braamskamp van het I&R-bureau, dat is belast met de uitvoering van de I&R-regeling. “Wat er is gebeurd is buitengewoon ernstig.”

Van den Brink betoogde vorig jaar onder meer dat het systeem simpeler kon door de dubbele sleutel eruit te halen. In plaats van aan- čn afmelden van varkens te verplichten kon volgens hem worden volstaan met alleen aanmelden. Het was een miskenning van de recente geschiedenis, wordt nu in de sector gesteld. Begin jaren negentig was in Nederland "blaasjesziekte" uitgebroken een virus met een soortgelijke omloopsnelheid als varkenspest, dat toen geďsoleerd kon worden tot de Veluwe. Eén van de vier bedrijven van Van den Brink werd ook getroffen. Grote problemen ontstonden echter toen het virus vanuit Nederland werd geëxporteerd naar Italië. De exacte herkomst van de dieren bleek in Nederland nauwelijks te achterhalen, reden waarom het nieuwe, strenge I&R-systeem werd ontwikkeld.

Het resultaat was in 1995 gereed. “Waarom de boycot dan pas 1996 is begonnen? Voor die tijd was er nog geen NVV”, zegt H. Hulsbergen, secretaris van de vakgroep varkens van het Landschouwschap. De NVV, de militante vakbond van Van den Brink, maakte naam toen de bond in 1995 een mestboycot ging bepleiten. Met deze polariserende stijl kreeg Van den Brink vooral profiel omdat hij afstak tegen de klassieke boerenleiders. Die leiders oriënteerden zich op overleg met Den Haag, waar doorgaans een voormalige boerenleider namens het CDA was aangesteld als minister van Landbouw (De Koning, Bukman, Braks). Dit "groene front" - Braks noemde het trots "het Corps Diplomatique Agricôle (CDA)" - onderhandelde hard in de binnenkamer maar sprak naar buiten met één mond: een knappe boer die overheidsbeleid dan nog aan zijn laars lapte.

Maar met het toenemende overheidsingrijpen in de landbouw, tegen melkplassen en boterbergen, tegen "zwarte melk" en illegale visvangsten, tegen verboden mestverkopen en andere milieu-overtredingen, verloor het groene front aan belang. Een compromis in de Haagse binnenkamer kon niet langer automatisch op steun van een individuele boer rekenen. Zo werd begin jaren negentig het pad geplaveid voor de opkomst van Van den Brink - roepnaam "Wien", de pijp in de aanslag, opgegroeid in een SGP-milieu, en het grote woord (we zijn "t zat) altijd binnen handbereik.

Eind vorig jaar was zijn succesvolle oproep tot een "I&R"-boycot, samen met zijn niet minder populaire mestboycot, tot het particuliere kapitaal van Van den Brink gaan behoren. Hij greep het aan om binnen te dringen in de grootste nationale boerenorganisatie, LTO Nederland. In deze vereniging, waarin zich na het aangekondigde verdwijnen van het Landbouwschap alle boerenorganisaties groepeerden, was tot dan toe wat meewarig gedaan over Van den Brink. Een populistische paljas vonden ze hem. Succesvol in het bespelen van het volksgevoel en hoofd van een almaar groeiende vakbond - maar een actievoerder, geen bestuurder.

Het was buiten Van den Brink zelf gerekend. Tot grote verrassing van vele boerenleiders stelde hij zich beschikbaar als tegenkandidaat voor het voorzitterschap van de vakgroep varkenshouderij van LTO Nederland. Een van zijn verkiezingsthema"s was zijn kritiek op de bestaande I&R-regeling. Van den Brinks tegenstander, zittend voorzitter J. Martens, opponeerde tijdens discussiebijeenkomsten met Van den Brink tegen boycotacties. “Centraal voor mij stond de dierengezondheidszorg”, zegt hij. “Dus was voor mij een goede I&R van groot belang. Voorkoming van dierziekten is essentieel voor een sector die zoveel exporteert.”

Martens leed november vorig jaar een ruime nederlaag. Vooral de nu getroffen zuidelijke boeren stemden massaal op Van den Brink. “Ik had gelijk”, zegt Martens. “Maar gelijk krijgen is een andere zaak.”

Nu dat niet was gebeurd, waren de gevolgen na de uitbraak van de varkenspest aanzienlijk. Een van de eerste activiteiten die de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) ter hand nam, was de herkomst van de besmette dieren natrekken om verspreiding van het virus te voorkomen. Weliswaar was eind vorig jaar binnen de sector door Van den Brink en anderen afgesproken dat, tegen de regels in, varkensverkeer alleen enkelvoudig hoefde te worden gemeld. Maar bij het begin van de epidemie was de helft van alle varkenshouders nog altijd aan het boycotten, zegt Braamskamp van het I&R-bureau.

“Het is duidelijk dat de slechte registratie de strijd tegen de varkenspest heeft gecompliceerd”, zegt Hulsbergen van het Landbouwschap. “Met een goede naleving van de regels was het gemakkelijker geweest potentiële pestgevallen op te sporen.”

Ook mr. G.C.M. Bos, coördinerend varkenspestofficier van justitie van Brabant, Limburg en Gelderland en namens justitie lid van de crisisstaf in Boekel, zegt dat de gevolgen van de boycot voor de pestbestrijding “verstrekkend” waren. “In de eerste dagen bleek het daardoor vaak moeilijk te achterhalen wat de herkomst van een dier was of waar het naartoe was getransporteerd. Dat heeft de crisis zeker beďnvloed.” Dat Van den Brink de man achter de boycot was, vindt Bos een treurig feit. “Wees er maar trots op.”

L. Reijnders van de Stichting Natuur en Milieu heeft geen goed woord over voor Van den Brink. “Hij is in belangrijke mate schuldig aan de moeizame bestrijding van de varkenspest. Hij blameert iedereen behalve de sector. Die man is funest en kost de overheid miljarden.”

Hoewel oorzaak en gevolg door niemand worden weersproken, is men in de sector huiverig Van den Brink direct verantwoordelijk te stellen. Nochtans worden veehouders die niet aan hun I&R-plichten hebben voldaan gekort op de door Landbouw toegezegde schaderegeling. Volgens de accountants van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB) voldeed zeventig ŕ tachtig procent van de door de varkenspest gedupeerde boeren niet aan de I&R-plicht. Het betekent dat ze minimaal 35 procent van hun omzetverliezen niet vergoed krijgen. “Terecht”, zegt Martens, de ex-tegenstander van Van den Brink.

D. van Gelswijk, vakgroepsecretaris vlees van de Voedingsbond FNV, meent echter dat Van den Brink blaam treft. “De boycot was een falikante fout, het was een absoluut dom advies. Ik heb me na het uitbreken van de pest afgevraagd of alle gedupeerde boeren een schadevergoeding bij Van den Brink hebben aangevraagd. Het zou wel logisch zijn als ze hem de rekening zouden sturen.”

Van den Brink zelf liet een dag na de uitbraak, 5 februari, een persbericht op de fax zetten. “Nu allemaal aan de slag met I&R”, stond erboven.

Dat de strijd tegen de varkenspest vanaf het begin moeizaam verliep, was niet af te leiden uit de officiële mededelingen erover. “Het was onverstandig dat minister Van Aartsen iedere dag op televisie verscheen om te zeggen dat het virus onder controle was”, zegt voorzitter R. Tazelaar van de Produktschappen Vee, Vlees en Eieren. Tazelaar begreep het wel - “de minister wilde het vertrouwen in het buitenland snel herstellen” - maar zelf durfde hij geen opgewekte verhalen te houden. “Ik geloofde niet dat deze crisis zo snel zou overwaaien.”

Toch was dat het overheersende idee. Toen de Europese Commissie 13 februari een exportverbod voor levende varkens oplegde, sprak Van Aartsen van een "paniekreactie". “Wij hebben alles gedaan wat we moesten doen, ja zelfs veel meer”, aldus de minister. NCB-voorzitter Vermeer was een dag later zelfs “voorzichtig optimistisch” dat de varkenspest tot staan was gebracht. En dezelfde vrijdag 14 februari loofde premier Kok de wijze waarop Van Aartsen de crisis bestreed. Het bleken opvattingen die in het buitenland op scepsis stuitten. Toen tien dagen later in Italië varkenspest werd vastgesteld bij uit Nederland afkomstige dieren, verweet veterinair medewerker A. Rafaelle van de Italiaanse overheid Nederland dat het te lang had getalmd met een exportverbod.

Het zelfvertrouwen in Den Haag, gecombineerd met een onderschatting van de epidemie door de sector, leidden tot een comedy of errors, bleek uit een eind maart gepubliceerde reconstructie van Boerderij. Veehouders waren massaal aan het vervoeren geslagen de dag voordat de pestuitbraak officieel werd; de RVV, een dienst van het departement, verspreidde het nieuws van de vervoersverboden zo slordig dat het soms pas een dag na dato ter plekke bekend werd; de Algemene Inspectiedienst (AID) van het ministerie had nauwelijks mensen beschikbaar om eventuele overtredingen te constateren; een rampenplan bleek niet aanwezig; en hoewel handboeken anders aangaven, ging het departement ervan uit dat het virus niet via sperma verspreidbaar was.

Dit laatste vormde de aanleiding voor de vlucht die de epidemie nam nadat het KI-station in Wanroij besmet raakte. Van Aartsen verweet het station dat het er “een rommeltje” was. Ook bleek dat vanuit het station sperma tegen de regels in was geëxporteerd. De bewindsman vroeg om een gerechtelijk onderzoek. Maar daarbij deed zich een voor zijn eigen departement pijnlijk feit voor: de export was gesanctioneerd door de RVV, de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees die zo"n essentiële rol speelt bij de preventie en de bestrijding van dierziektes. Van Aartsen vroeg daarop justitie ook zijn eigen dienst bij een onderzoek te betrekken.

Een “vreemde” gang van zaken, vindt hoofdredacteur C. Hartmans van Boerderij omdat Van Aartsen zijn optreden tegen de RVV veel later bekendmaakte dan zijn kritiek op het KI-station. “Het lijkt erop dat de minister zijn optreden tegen het KI-station als vlucht naar voren heeft gebruikt om te maskeren dat zijn eigen RVV in de fout was gegaan”, aldus Hartmans.

De RVV heeft geen beste reputatie op dit gebied. Niet alleen bestaan er klachten over de dienst wegens soortgelijke fouten bij de export van blaasjesziekte naar Italië in 1992, ook in 1993 deden zich serieuze incidenten voor bij een RVV-onderzoek naar de mogelijke besmetting van struisvogels. “Ook toen zijn er fouten met bloedmonsters gemaakt; het bloed van de beesten bleek vermengd met bloed van andere dieren”, aldus Hulsbergen van het Landbouwschap, die zegt dat deze zaak een raadselachtige afloop kende omdat een AID-onderzoek naar de RVV nooit openbaar is gemaakt.

Kritiek op de RVV komt ook naar voren in een onderzoek dat Van Aartsen de Leidse bestuurskundige prof. A. Bekke vorig jaar liet doen. Bekke bekritseerde daarin het organisatiemodel waarin de departementale veterinaire diensten functioneren (“niet goed werkbaar”, “slagvaardigheid verloren”). De aansturing van de RVV was volgens hem onduidelijk en de dienst neigde ertoe “te zelfstandig” te opereren. Bekke stelde een reorganisatie voor. Dit voorstel lag echter nog in de la toen driekwart jaar later de varkenspest uitbrak. Bekke was hierover “verbaasd”, nu hij naar eigen zeggen “pittige” punten van kritiek had geformuleerd. CDA-Kamerlid Van der Linden zei: “door dit rapport kan de gang van zaken rond de varkenspest wel eens in een bijzonder daglicht komen te staan”.

De effecten van de mankerende pestbestrijding zijn inmiddels onmiskenbaar dramatisch. Een kleine drie maanden na de uitbraak is ongeveer een miljoen dieren gedood en blijft het aantal besmette bedrijven almaar stijgen. Deze week ging het naar 126 en niemand waagt zich nog aan duidelijke voorspellingen over het einde van de epidemie. “Dit is de grootste ramp die ik ooit in deze sector heb meegemaakt”, zegt P. Thijsse van het Bedrijfschap voor de Handel in Vee. Het schokkendste nieuws, zegt men in de sector, stond echter afgelopen week in het Agrarisch Dagblad: toen 4 februari het eerste geval van varkenspest officieel bekend werd, waren in werkelijkheid al veertig bedrijven met het virus besmet, zo stelde de Gezondheidsdienst voor Dieren inmiddels vast.

Hoe kon het gebeuren? Uit de notulen die sinds de pestuitbraak op het departement werden gemaakt van het reguliere overleg tussen departementale ambtenaren en vertegenwoordigers van de sector, blijkt in ieder geval dat de direct-betrokken landbouwbestuurders de eerste dagen de crisis laconiek inschatten. Zo meende boerenleider Van den Brink dat naleving van de gestelde crisisregels via “sociale controle” kon worden bereikt (notulen 4 februari), terwijl op datzelfde moment vele veehouders in het getroffen gebied doende waren met riskante transporten van varkens die de verspreiding van het virus in de hand hebben gewerkt. Toen het gerucht doorkwam dat België een importverbod van Nederlandse varkens overwoog (notulen 7-2) werd besloten massage op de Belgen toe te passen om ze milder te stemmen - een week later legde de EU Nederland een exportverbod op.

Ook later deden zich talrijke tegenstrijdigheden, onderschattingen en blijken van eigenbelang voor, leren de notulen. G. Helmer van Dumeco, het grootste vleesverwerkende concern van Nederland, meldde de vergadering (13-2) dat een dierenartsenpraktijk in “zijn omgeving had rondgebeld” dat er een pestuitbraak dreigde. Boerderij onthulde eind maart dat Dumeco zčlf exact hetzelfde had gedaan door nog gauw transporten aan veehouders voor te stellen toen de pestuitbraak nog net niet officieel was.

(Helmer zegt desgevraagd dat het hier om regulier werk van Dumeco ging dat los van de varkenspest stond. Hij heeft overigens Boerderij niet om rectificatie gevraagd.)

Toen een eerste EU-inspectieteam werd aangekondigd (13-2) stelde de vergadering dat “een pijnpunt de biggen op exportverzamelplaatsen kunnen zijn”. De instructie aan alle aanwezigen luidde: “Laten we hier positief inzetten en bedenken dat we allemaal voor dezelfde zaak staan, aanvullen en niet tegenspreken”. Nochtans werd vier dagen later op de vergadering bekend dat er nog altijd “een aantal verzamelplaatsen is dat [de I&R-registratie] niet meldt” (17-2). Nog eens acht dagen later zou blijken dat biggen vanuit exportverzamelplaatsen in Italië voor verspreiding van varkenspest hadden gezorgd.

Het geld, dat wil zeggen de schadevergoedingen van de overheid aan de gedupeerde varkenshouders, leidde wel vanaf de eerste vergaderingen tot alertheid. “De heer Van den Brink vraagt zich af wanneer de geruimde bedrijven betaald krijgen” (13-2). “De heer Van den Brink geeft aan dat [...] er snel een opkoopregeling moet komen” (19-2). “De heer Boelrijk [de LTO-secretaris van Van den Brink] vraagt wanneer met uitbetalen begonnen zal worden” (3-3).

Op diezelfde vergadering van 3 maart, een maand na de uitbraak, toonden de vertegenwoordigers van de sector zich voor het eerst ongerust over de alarmerende wijze waarop de anti-pestmaatregelen werden ondermijnd. “Er is een aantal incidenten dat erop wijst dat de RVV onvoldoende garanties kan geven dat een bedrijf werkelijk 30 dagen voor export geen dieren aangevoerd heeft”, werd gemeld. Handelaren met een exportcertificaat bleken te sjoemelen. “Er worden dieren bijgeladen na certificering. Er worden dieren omgekat. Dit is een teken ten aanzien van de mentaliteit in de varkenshouderij, verder is het een teken dat het controlesysteem niet berekend is op deze praktijken.” Het was toen, aan de vooravond van de boom in het aantal besmette bedrijven, dat Van den Brink zich in het overleg voor het eerst van de sector distantieerde: “De heer Van den Brink geeft aan dat hij schrikt van genoemde incidenten”.

De hoofdrolspeler zelf, W. van den Brink, wil er nochtans niets van weten dat de sector belangrijke schuldig is aan de moeizame pestbestrijding. De overheid had eerder een vaccinatiebeleid moeten starten; daar heeft hij altijd voor gepleit, zegt hij. De overheid heeft zelf de verspreiding van het virus gestimuleerd door de vervoersverboden slordig bekend te maken, zegt hij. De overheid zelf heeft een rapport over het matig functioneren van de RVV en aanverwante organisaties in de la laten liggen, zegt hij. Daarmee vergeleken zijn de overtredingen van de regels in de sector klein bier, zegt hij. “Als er twee van de 150 Kamerleden niet deugen zeggen we toch ook niet dat de hele Tweede Kamer niet deugt?”

De kritiek op zijn rol in de I&R-boycot wijst hij ook af. Het systeem dat was overeengekomen was te bureaucratisch. “De boycot daartegen was een effectief middel.” Al oktober vorig jaar, zegt hij, is hij met alle spelers in het veld overeengekomen dat er een simpeler en beter I&R-systeem zou komen. En dat heeft zijn vakbond de boeren ook gemeld. Afspraak was dat het per 1 januari zou ingaan, ver voor de pestuitbraak, maar buiten zijn schuld liet LTO Nederland na de daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten. “Daarom werd er nog steeds geboycot toen de pest uitbrak, maar niet meer op mijn verzoek”, zegt hij.

De waarschuwingen, de "tijdbom" waarvan werd gesproken toen Van den Brink zijn I&R-boycot afkondigde, zijn het werk van ondeskundige mensen, zegt hij. Een virus komt niet in het land door een I&R-boycot, een virus verspreidt zich niet door een I&R-boycot, en alle boycotters hadden de papieren in huis die het de overheid mogelijk maakte de herkomst van de dieren te achterhalen, zegt hij. “Er is hooguit wat tijdverlies geweest, het heeft misschien extra werk gekost, maar dat is alles.”

Voor degenen die hem aanwijzen als medeschuldige voor de moeizame bestrijding van de varkenspest, omdat door de boycot te veel werk ging zitten in het achterhalen van de herkomst van de epidemie waardoor het speuren naar nieuwe gevallen werd opgehouden, zodat het virus zich langer kon verpreiden dan nodig was, heeft Van den Brink geen goed woord over:

Officier van justitie Bos? “Heeft een officier van justitie verstand van virusverspreiding? Waar heeft hij zijn opleiding gehad? Weet hij er iets van? Zodra dat zo is praten we verder.” Reijnders van Natuur en Milieu? “Ik had van de heer Lucas Reijnders iets meer inzicht verwacht.” Van Gelswijk van de Voedingsbond FNV? “Och, ik kan ook wel wat roepen.” En in eigen woorden vat hij zijn reactie op de beschuldigingen nog eens samen: “Kwatsj! Kwatsj! Er zijn nu eenmaal altijd mensen die nergens verstand van hebben en maar wat roepen.”

Betekent het dat hij, als zich opnieuw een conflict over de I&R-melding zou voordoen, opnieuw op dezelfde wijze tot een boycot zou oproepen? Van den Brink: “Dat is een moeilijke vraag. Ik zou in ieder geval weer wat hebben uitgevonden om een goed I&R-systeem te krijgen. Maar of ik dat dat op dezelfde manier had gedaan? Dat is vers twee”.

NRC Webpagina's
6 januari 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad