|
Coca-Cola
|
Slachting varkens gevolg van non-vaccinatiebeleid
Door onze redacteur BRAM POLS
ROTTERDAM, 11 FEBR 1997. Het schijnbaar nutteloos ruimen van tientallen varkensbedrijven met duizenden dieren die worden verdacht van besmetting met de klassieke varkenspest maakt opnieuw de vraag actueel of varkens niet gewoon moeten worden ingeënt.
Tegen de voor varkens razend besmettelijke, maar voor mensen volstrekt onschuldige virusinfectie bestaat namelijk al tientallen jaren een vaccin - het past alleen niet in het "Brusselse" non-vaccinatiebeleid. Kamerlid Poppe van de Socialistische Partij heeft minister Van Aartsen (Landbouw, Natuurbehoud en Visserij) inmiddels gevraagd waarom in de EU niet op grote schaal wordt gevaccineerd.
De consument gruwt bij de beelden van varkenskadavers die levenloos worden "opgeknepen" door draglines en ter vernietiging worden afgevoerd van een dertigtal varkenshouderijen in de Peel. Het aantal varkens dat er dezer dagen, voor een groot deel uit voorzorg, wordt vernietigd zal vooralsnog zo"n 30.000 zijn.
De Utrechtse hoogleraar veterinaire immunologie dr. E.J. Ruitenberg noemt de situatie eigenaardig: “De consument wil voor zichzelf elk vaccin dat denkbaar is, terwijl hij kennelijk niet tolereert dat dieren worden gevaccineerd, omdat hij het vlees dan niet meer vertrouwt.”
Feit is dat de nu rillende consument, zonder het waarschijnlijk te weten, de massaslachting zelf heeft gewild. De Europese Unie koos namelijk uit economische overwegingen jaren geleden voor een non-vaccinatiebeleid. Met name Denemarken meende het zonder vaccinatie tegen mond- en klauwzeer en varkenspest - twee zeer besmettelijke dierziekten - te kunnen stellen. Dat bracht de exportpositie van andere lidstaten, waaronder Nederland, in gevaar; verondersteld werd dat de Denen met hun vaccin-vrije vlees een voorsprong op de markt zouden nemen. De lidstaten besloten vervolgens helemaal niet meer aan vaccinaties op veterinair gebied te zullen doen.
Varkenspest is een virusinfectie, die varkens zo verzwakt dat ze ook snel kunnen worden gegrepen door bacteriële infecties en binnen een aantal dagen overlijden. De ziekte werd voor het eerst beschreven in de Verenigde Staten in 1835. Daarbij werd ervan uitgegaan dat de dieren waren besmet met het bacillus cholerae-suis. In 1903 werd die vergissing gecorrigeerd werd een virus als veroorzaker van de ziekte gekarakteriseerd.
"Hog cholera", zoals Engelstaligen haar noemen, is nog altijd een voortdurend gevaar voor varkenshouderijen in de VS. In Engeland werd de ziekte voor het eerst gezien in 1862, op het Europees continent in 1887. Epidemieën steken geregeld de kop op in alle Europese landen, Afrika - waar ook de Afrikaanse varkenspest voorkomt - en Australië, maar zelden in Canada.
De ziekte bestrijden is mogelijk, maar niet realistisch gezien de aantallen varkens die per bedrijf worden gehouden. Het virus gedijt goed in mest. Waarom de ziektekiem zo gemakkelijk van bedrijf tot bedrijf gaat wordt verklaard door het feit dat het agens goed bestand is tegen forse temperatuurwisselingen. Zelfs in diepgevroren varkensvlees houdt het virus het uit. Mogelijk brengen vogels het micro-organisme van de ene boerderij naar de andere. Maar ook op laarzen, kleding en banden overleeft het "beestje" moeiteloos.
De waarde van een antiviraal serum tegen varkenspest werd in de VS al gerapporteerd in 1908. En hoewel verwacht zou mogen worden dat tegenwoordige onderzoekers zijn ontmoedigd door het non-vaccinatiebeleid van Brussel, heeft het instituut ID-DLO voor onderzoek naar diergezondheid in Lelystad inmiddels een zogeheten "merkervaccin" tegen varkenspest ontwikkeld.
Traditioneel wordt er bij vaccinatie van uitgegaan dat het immuunapparaat van mens of dier voldoende "herkenning" opdoet van vreemde indringers als polio, difterie of rode hond indien hij een minimale - dode of verminkte - hoeveelheid van die indringer binnenkrijgt. Veiliger is het dus die binnendringer eerst te doden, zodat de gevaccineerde de ziekte niet zelf krijgt maar zijn afweer wel in staat is "de jas" van de indringer te herkennen.
Bij een nieuwe ontwikkeling als die van het "merkervaccin" is er een stuk uit het virus geknipt. Het immuunapparaat weet dan net genoeg van de jas van de binnendringer om hem bij gelegenheid meteen aan te pakken, ook al heeft hij het echte, hele virus nooit gezien. De anti-stoffen die het lichaam dan aanmaakt tegen dat "deelvirus" tonen dan ook aan dat hij het echte virus nooit heeft gekend. Op die manier worden twee doelen gediend: Europa kan varkenspestvrij blijven en massale ruimingen kunnen dan tot het verleden behoren.
Mocht in de toekomst een varken worden geïnspecteerd dat wel anti-stoffen heeft tegen het merkervaccin, maar niet tegen het "hele virus", dan kan worden aangetoond dat het varken nooit varkenspest heeft gehad, maar alleen is gevaccineerd met een volstrekt onschuldige stof. In de wetenschap dat de mens ongevoelig is voor het echte, actieve varkenspestvirus, mag worden aangenomen dat dit vaccin en eventuele residuen daarvan in het vlees echt veilig zijn. Dat moet de consument, maar vooral het varken tevreden stellen.
|
NRC Webpagina's 6 januari 2000
|
Bovenkant pagina |
|