|
Coca-Cola
|
Blootstelling aan restanten van bestrijdingsmiddelen
grillig
Vruchten met risico
Is het nog wel verstandig kleine kinderen veel fruit en rauwe groente te eten te geven? Met die vraag worstelen ouders die begin november krantenartikelen lazen over een onderzoek naar de aanwezigheid van resten bestrijdingsmiddel op fruit. Consumentenbond en de Stichting natuur en milieu kwamen in het rapport 'Verliezen we het verstand' tot de slotsom dat minstens vijf procent van de kinderen beneden de zeven dagelijks te veel 'zenuwgif' binnen kregen. De harde conclusie was een slag in het gezicht van de Nederlandse toezichthoudende instanties, de Keuringsdiensten van waren voorop, die immers geen alarm hadden geslagen. Minister Borst van Volksgezondheid zal de onderzoekers en de Tweede Kamer een dezer dagen in een brief uitleggen hoe haar departement de kwestie beoordeelt.In hoofdzaak is de conclusie waarschijnlijk: er is geen enkele reden tot ongerustheid, het was een heel interessant onderzoek maar wij delen de uitkomsten en conclusies niet. Ook buiten het ministerie bestaat tegelijk grote waardering voor de originele aanpak van het onderzoek en ergernis over de praktische uitwerking, de conclusies en de aanbevelingen. Bond en stichting gebruikten bestaand onderzoek van de keuringsdiensten van waren en van TNO naar respectievelijk de resten van bestrijdingsmiddelen op fruit en groente en naar de eetgewoonten in Nederland. Daarbij richtten zij zich uitsluitend op de insecticiden onder de bestrijdingsmiddelen, en wel in het bijzonder op de organofosfaten (organische fosfaatesters) en de carbamaten. De resten schimmelwerende stoffen (fungiciden), die ook veel op fruit worden aangetroffen, bleven buiten beschouwing. Dat was niets voor niets. De organofosfaten en carbamaten worden door Amerikaanse onderzoekers gezien als de grootste bedreigers van de gezondheid van kinderen en het initiatief van de Consumentenbond werd duidelijk genomen in het kielzog van activiteiten in de VS. Sinds eind jaren tachtig is men daar bezeten van het besef dat in het vaststellen van toelatingsnormen voor bestrijdingsmiddelen eigenlijk altijd relatief weinig is gekeken naar de afwijkende gevoeligheid van - erg - jonge kinderen voor die middelen. En naar hun afwijkende voedingspatroon: jonge kinderen nemen per kilo lichaamsgewicht veel meer kilojoules ('calo rieën') op dan volwassenen en eten ook beduidend minder gevarieerd. 'De dossiers zijn onvolledig', heet het. Kinderen zijn geen kleine volwassenen, ze zijn een andere menssoort, is - vrij vertaald - het nieuwe inzicht. De Amerikaanse verontrusting mondde in 1993 uit in het gedegen onderzoeksrapport 'Pesticides in the diets of infants and children' (Internet: www.nap.edu/openbook/0309048753/html/13.html) waarin onder meer de conclusie werd getrokken dat kinderen doorgaans niet méér dan tienmaal zo gevoelig zijn voor de middelen dan volwassenen. Daar is enigszins paradoxaal de conclusie uit getrokken dat de normen voor een aanvaardbare dagelijkse inname ( ADI) van resten bestrijdingsmiddel dan maar met een factor tien verlaagd moesten worden. De beslissing is opgenomen in de nieuwe Food Quality Protection Act ( FQPA) die in 1996 werd aangenomen en nu alweer zwaar onder druk staat. Binnen deze context besloten Consumentenbond en Natuur en milieu te onderzoeken hoe groot in Nederland de blootstelling is aan organofosfaten en carbamaten. Het verontrustende van deze middelen is dat de giftige werking die ze hebben op insecten, ook optreedt bij de meeste andere dieren, zoals de mens. Ze verstoren de prikkeloverdracht tussen zenuwen. Bond en stichting kozen voor een unieke en in brede kring geprezen aanpak: zij onderzochten de blootstelling in een zogenoemde probabilistische risicoanalyse volgens de 'Monte Carlo- methode'. In deze benadering wordt veel gewicht toegekend aan het gegeven dat mensen, dus ook kinderen, niet allemaal het gemiddelde voedingspatroon hebben dat traditioneel voor de leeftijdsgroepen wordt bepaald, maar dat daarin een enorme spreiding optreedt. Er zijn mensen die nooit appels eten en mensen die er wel acht per dag verorberen. Sommigen kiezen daarbij consequent voor Franse appels (de Golden en de Granny), anderen nemen altijd Nederlands fruit: de Elstar, de Jonagold, de Cox of de Goudreinet. Nederlands fruit is bij aflevering, zoals de Keuringsdiensten al jaren weten, stelselmatig minder vervuild met pesticiden dan vergelijkbaar fruit uit Zuid-Europa. Binnen de Nederlandse samenleving is de blootstelling aan resten van bestrijdingsmiddelen dus heel grillig. Hoe grillig, is niet goed bekend - bij deze eerste toepassing van de Monte Carlo-methode moesten veel aannames worden gedaan. Een hinderlijk probleem was dat de Keuringsdienst van waren in zijn handhavingstaak gewoonlijk niet de statistisch gewenste 'aselecte' steekproeven neemt, maar extra monstert in sectoren waar hij 'afwijkers' vermoedt. Een groter probleem nog was volgens de Consumentenbond dat de Keuringsdienst de residuen bestrijdingsmiddel bepaalt op ongepeld en ongewassen fruit. Veel fruit wordt altijd gepeld. Voor de gunstige gevolgen van deze 'processing' moesten ook aannames worden gedaan. Tenslotte blijken er in Nederland vele tientallen verschillende soorten neurotoxische insecticiden op consumptiefruit terug te vinden. De werking van die stoffen is, in een eerste benadering, met behulp van bestaande omrekenfactoren bij elkaar opgeteld en uitgedrukt in die van de stof chlorpyrifos die als referentie diende. Onderzoekers van het RIVM, dat het onderzoek begeleidde, vinden dit overigens een ongelukkige referentie. Aan het eind van al het computerwerk is het gevaar van de berekende blootstelling afgemeten aan de Amerikaanse norm voor chlorpyrifos die, zoals gezegd, net met een factor tien was verzwaard. Op die laatste stap richt zich de felste kritiek van RIVM en Keuringsdienst, want op het Amerikaanse 'x10-besluit' is in de rest van de wereld met verbazing gereageeerd. Het zal zeker niet door de grote internationale instituten worden gevolgd, sterker nog: de Amerikanen komen er zelf behoedzaam op terug. Het RIVM wijst erop dat in veel gevallen wel degelijk met de extra gevoeligheid van kinderen is rekening gehouden, en dat er in geval van onvolledigheid van het dossier vaak een extra grote veiligheidsmarge in acht wordt genomen bij het opstellen van de ADI. Het lijkt dus wel vast te staan dat op de feitelijke uitkomsten van het insecticidenonderzoek het een en ander is af te dingen. Zoveel zelfs, vinden RIVM en Keuringsdienst, dat de conclusie moet zijn dat geen enkel gevaar is te duchten en dat vooral niet besloten moet worden kinderen dan maar minder fruit te geven. Het voordeel van fruitconsumptie weegt zeker op tegen de mogelijke nadelen. De verdienste van het rapport is misschien vooral dat het zichtbaar maakt hoe Nederlanders met een extreem voedingspatroon kunnen ontsnappen aan de bescherming die de overheid biedt. Wie het, ongeacht alle veiligheidsmarges, geen aangenaam idee vindt dat zijn jonge kinderen neurotoxische stoffen binnen krijgen, doet er verstandig aan fruit goed te schillen of, als dat niet kan, te wassen met water en zeep. (In gewoon water lossen insecticiden meestal niet op.) In hetzelfde streven past het besluit jonge kinderen geen druiven, aardbeien of kersen voor te zetten: ze zijn niet goed te wassen of te schillen. Waar de keuze er is, verdient Nederlands fruit de voorkeur boven Zuid-Europees. Overstappen naar 'biologisch fruit' is ook een mogelijkheid, maar de eigenschappen daarvan zijn nog niet zo goed geïnventariseerd. Gewone, natuurlijke schimmels kunnen fruit en zaden ook bevuilen met zeer gevaarlijke vergiften.
|
NRC Webpagina's |
Bovenkant pagina |
|