U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.


NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


AMERIKAANSE VERKIEZINGEN

HET WITTE HUIS

PEILINGEN

KIESSTELSEL

ANDERE KANDIDATEN

TECHNIEKEN

FINANCIERING

KIEZERS

NEDERLAND

ANDERE VERKIEZINGEN

BOEKEN

INTERNET

Troostprijzen zijn er niet

Amerikanen helpen graag bij verkiezingscampagnes, maar laten het in het stemhokje al snel afweten. De voor- en nadelen van het districtensysteem.

Maarten Huygen

Amerikanen doen altijd massaal mee met verkiezingen. Bijna één op de negen Amerikanen organiseert of vergadert op de een of andere manier mee. Die koortsachtige verkiezingsvlijt was in de 19de eeuw al opgevallen aan de Franse Amerika-reiziger Alexis de Tocqueville.

De president staat aan de top van een keuzepiramide van lokale politici (county, gemeente, deelstaat) en Congresleden die begin november op het biljet staan. Voor al die kandidaten plakken de burgers enveloppen, geven ze campagnegeld, gaan ze naar verkiezingsbijeenkomsten of proberen ze de discussie te beïnvloeden. Een presidentskandidaat kan als hij in de streek populair is de lokale kandidaten van de partij aanbevelen of hij kan door hen worden gesteund. Het districtenstelsel geeft een kandidaat een sterke lokale binding. Kiezers hebben de gelegenheid om de burgemeesterskandidaat te ontmoeten in de huiskamer van de coördinator van de wijk waar ze wonen. Wie iets gedaan wil krijgen van de gemeente gaat naar het spreekuur van 'zijn' gemeenteraadslid, of hij nu wel of geen lid is van diens partij. Iedereen is kiezer. In actieve participatie steekt Amerika dan ook gunstig af bij Nederland, waar slechts een kwart procent van de burgers actief deelneemt aan de politiek.

Maar Amerika scoort minder goed dan Nederland in de opkomst van kiezers. Presidentsverkiezingen krijgen in Amerika de hoogste opkomst, maar met tussen de 50 en 60 procent van de kiesgerechtigden is die nog steeds aanzienlijk lager dan die van de Nederlandse Kamerverkiezingen waarbij in 1998 nog 73 procent ging stemmen. Dat is ook niet zo vreemd in een districtensysteem waar de winnaar alle winst krijgt en de verliezers hun stem kwijt zijn. Een Democraat die in een sterk Republikeins district woont, hoeft eigenlijk al niet meer het huis uit, want hij verliest toch. Maar een Republikeinse inwoner van een Republikeins district hoeft ook al niet meer te gaan omdat zijn stem weinig verschil uit maakt om het gewenste resultaat te bereiken. Pas bij fel omstreden zetels wordt het interessant.

Historisch gezien is de Amerikaanse opkomst constant. Toen president Roosevelt in 1932 werd gekozen, was 52,5 procent van de kiezers naar de stembus gekomen. Na de Tweede Wereldoorlog is het percentage gestegen tot het record van 63 procent bij de verkiezing van president Kennedy in 1960 en ook daarna bleef het boven de 60. In 1972 viel de opkomst terug naar 55 procent, omdat de 18- tot 21-jarigen toen voor het eerst stemrecht hadden en die blijven vaak weg. Amerika heeft anders dan continentaal Europa geen bevolkingsregister en in de meeste deelstaten moet iedere kiezer zichzelf apart laten registreren. Zo wordt dubbel stemmen voorkomen. Registratie is een obstakel vergeleken bij het Nederlandse systeem waar de uitnodiging om te gaan stemmen uit het bevolkingsregister voortkomt.

Hoe ouder hij of zij is, des te meer kans dat een Amerikaan zich heeft laten registreren. Gepensioneerden gaan het meest naar de stembus en hun belangen worden goed behartigd. Kinderen zijn politiek het slechtste af. De verkiezingsopkomst is ook afhankelijk van de inhoud van de strijd. Clinton tegen president Bush trok veel meer kiezers dan president Clinton tegen kandidaat Dole vier jaar later.

De opkomst onder arme Amerikanen, vooral zwarten, is beduidend lager dan gemiddeld. De Democratische partij kan hen goed gebruiken en spant zich in om de registratieprocedure te vereenvoudigen. Pogingen om tegelijkertijd met het rijbewijs een kiezersregistratie te verschaffen (Motor Voter Law) zijn mislukt. President Clinton heeft in 1993 een vereenvoudigingswet voorgesteld. Zijn voorstel om bij de komst naar het stadhuis registratie ter beschikking te stellen, haalde het in 1994, maar verscheidene deelstaatregeringen procederen tegen de geldigheid van de wet. Nog steeds stemmen arme mensen in Amerika het minst, maar in Europa is wel eenzelfde ontwikkeling gaande. Ook hier vallen aan de onderkant van de samenleving steeds meer kiezers uit.

De presidentsverkiezingen verlopen niet rechtstreeks, maar indirect: via de 538 kiesmannen die zich aan de kandidaat van hun partij hebben verplicht. De kiesmannen zijn per deelstaat gegroepeerd zodat de kandidaat het hele land door moet om een interregionale coalitie van deelstaten op te bouwen. De kiezer brengt geen stem uit op de president, maar op de kiesman voor zijn presidentskandidaat.

Iedere deelstaat heeft evenveel kiesmannen als Congresleden en senatoren en dat betekent dat kleine deelstaten relatief meer gewicht hebben dan grote. Die kleine deelstaatjes zullen een constitutioneel amendement om de kiesmannen te schrappen en de presidentsverkiezingen rechtstreeks te maken dus nooit ratificeren, want het is in hun nadeel.

De kandidaat die een meerderheid van de stemmen in New York wint, krijgt meteen ook de hele deelstaat cadeau, inclusief de tegenstemmers (winner takes all). Zo kon het in 1980 gebeuren dat presidentskandidaat Ronald Reagan met slechts 51 procent van de kiezers tien keer zoveel kiesmannen achter zich verzamelde (48 deelstaten) als zijn rivaal Jimmy Carter (41 procent van de kiezers, maar slechts twee deelstaten en de stad Washington).

Bij zo'n systeem van uitvergrote meerderheden raakt de stem op een onafhankelijke kandidaat (zoals Ralph Nader) verloren, terwijl in Nederland de kleinste partijtjes aan bod komen in een minder slagvaardig politiek systeem. Maar ja, wat is beter?

Kiesmannen

De Amerikaanse president wordt niet direct door het volk gekozen. In werkelijkheid brengen de kiezers in elk van de vijftig staten (en in het District Columbia) op 7 november hun stem uit op een aantal kiesmannen die samen het 538 leden tellende College van Kiesmannen vormen. Het is dit uit de achttiende eeuw daterende constitutioneel relict dat formeel gesproken in december de president kiest. Maar in de recente geschiedenis hebben kiesmannen nimmer hun stem in strijd met de algemene stembusuitslag uitgebracht. Heeft een partij binnen een staat een meerderheid aan kiesmannen, dan krijgt zij alle kiesmannen van die staat. Dit is het principe van the winner takes all.

Theoretisch is het echter mogelijk, in een nek-aan-nekrace of wanneer er meer dan twee partijen aan de verkiezingen zouden meedoen, dat geen enkele kandidaat 270 kiesmannen verzamelt. In dat geval kiest het Huis van Afgevaardigden, in het nationaal Congres, de president uit de top-drie die uit de stemming van de kiesmannen naar voren komen. Als er geen duidelijkheid bestaat omtrent de keuze voor de vice-president, kiest de Senaat deze uit de twee kandidaten die de meeste kiesmannenstemmen hebben gekregen.

Het aantal kiesmannen varieert per staat en is gelijk aan het aantal senatoren en afgevaardigden dat een staat heeft in het nationale Congres. De hoofdstad Washington, meer precies het District of Columbia, dat geen afvaardiging heeft in het Congres (maar wel een gedelegeerde), beschikt over drie kiesmannen.

Tijdens de verkiezingscampagnes is te zien dat de kandidaten zich concentreren op de staten met de meeste kiesmannen. Heeft een staat veel kiesmannen en duiden opiniepeilingen er op dat er veel zwevende kiezers zijn, dan wordt zo'n staat een slagveldstaat ('battleground state') genoemd. Dat zijn bijvoorbeeld Pennsylvania, Illinois, Ohio, Florida en Michigan. Door het principe van the winner takes all vallen de nuances tussen kandidaten in de peilingen weg als het om kiesmannen gaat. Zo bleek vorige week dat beide kandidaten op basis van peilingen (waar Bush een paar procent voorsprong had op Gore) konden rekenen op 153 kiesmannen.

NRC Webpagina's
19 oktober 2000

Kiesmannen

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad