|
|
Giftige brandstof voor campagnes In de Amerikaanse verkiezingen speelt geld een steeds grotere rol. Toch is de rijkste kandidaat niet zeker van de overwinning.
Half september viel er bij talloze Amerikanen een brief in de bus van de gouverneur van Texas. "Geachte heer, bijgaande brief van mijn vriend Fred Meyer is belangrijk, en ik verzoek u dringend hem te lezen. Zoals u de laatste tijd in het nieuws heeft gezien voeren de Democraten een verschroeide-aardecampagne tegen ons. Zij zullen de Republikeinen zwart maken, hun toevlucht nemen tot de klassenstrijd, en alles beweren om te winnen. Met uw steun zal ons moedige en positieve programma van compassionate conservatism winnen." Aldus George W. Bush. De bijgesloten brief van Fred Meyer vroeg sympathisanten mee te werken aan een mini-enquête ('Moet het Clinton-beleid in Washington worden voortgezet?'), en vooral om een niet-aftrekbare financiële bijdrage. Eén vraag ging over hervorming van de financiering van politieke campagnes: 'Zouden er limieten moeten worden gesteld aan het gebruik van verplichte vakbondscontributies en soft money-bijdragen door bedrijven?' De Republikeinse senator voor Arizona, John McCain, kreeg dit voorjaar tijdens de voorverkiezingen veel steun voor zijn niet-aflatende kritiek op de dollarkoorts die het Amerikaanse verkiezingscircus domineert. Sindsdien voelen de twee overblijvende kandidaten van de grote partijen zich genoodzaakt af en toe iets te zeggen over een mogelijke hervorming van de campagnefinanciering. Maar door meteen impliciet een belangrijke bron van Democratische bijdragen op de korrel te nemen, dekken de Republikeinen zich in tegen kritiek op de giften die zij van het grote bedrijfsleven incasseren. Immigranten leggen vaak met glimmende ogen uit waar het in Amerika om gaat: dollars. Daarom zijn zij gekomen. Als hun analyse klopt, is het nauwelijks verbazingwekkend dat het ook in die hoogtijperiode van de Amerikaanse democratie, verkiezingstijd, vooral om geld gaat. Mooie ideeën zijn belangrijk, maar zonder de dollars komt er niets van terecht. Voor Amerikaanse burgers is geld geven aan een kandidaat haast tastbaarder dan straks die stem weer uitbrengen. Met hun donaties oefenen ze invloed uit. Of het nu een cheque van twintig dollar is, of een fundraising party naast het zwembad in Beverly Hills, geld geven is meedoen met het spel om de macht. Voor politici is het een bezoeking, eeuwig maar bedelen om dat geld. Maar zonder dollars, miljoenen dollars, kan geen enkele kandidaat van zich doen horen. Verkiezingen zijn pogingen een product te lanceren op een markt van 274 miljoen mensen. Geld vergiftigt volgens sommigen de Amerikaanse democratie. Al zo lang geld een grote rol speelt in de politiek, zijn er stemmen opgegaan die aandrongen op beperking van de toegestane bedragen. In sommige staten zijn campagnebijdragen aan scherpe regels gebonden. In 1976 heeft het Supreme Court in het arrest Buckley versus Valeo gezegd dat de vrijheid van meningsuiting volgens het eerste amendement op de Grondwet in het geding is bij het beperken van de vrijheid politieke donaties te doen. Daarop heeft het Congres ingewikkelde regels aangenomen, die bijdragen aan partijen en kandidaten enigszins aan banden leggen. Geleidelijk hebben politici zich daar onderuit gewurmd, want zij wilden niet verliezen door gebrek aan geld. Vooral in de campagnes van 1996 hebben Clinton en daarop ook tegenkandidaat Dole zulke grote mazen in het net gevonden, dat zowel inkomsten als uitgaven voor presidentscampagnes vrijwel ongecontroleerd zijn. Vooral soft money heeft een grote vlucht genomen: ongereguleerde bijdragen van actiegroepen of bedrijven die een kandidaat niet openlijk steunen, maar wel zijn ideeën omarmen en de tegenstander afkraken. De Federale Verkiezingscommissie heeft in '98 besloten noch Clinton noch Dole aan te pakken. Daarmee was het systeem definitief lek. Zowel Clinton als Gore collecteerden in functie. Op 7 november wordt niet alleen een nieuwe president voor vier jaar gekozen, ook het Huis van Afgevaardigden en de Senaat worden gedeeltelijk vernieuwd. De twee grote partijen hebben voor bijna al die campagnes in 2000 weer meer geld opgehaald dan in het recordjaar 1996. Alleen voor de presidentscampagne hebben de Democraten minder binnengekregen dan toen de meester-geldophaler Clinton nog aan het roer stond. Niettemin haalde Gore van de vakbeweging drie keer zo veel op als Clinton. Verder deed hij goede zaken bij investment bankers, advocaten met een grote procespraktijk en de geldmakers van film en tv in Hollywood. Bovendien profiteerde hij van tv-reclame die werd betaald door onder meer Planned Parenthood (pro abortus) en Handgun Control (voor beperking van het wapenbezit). George W. Bush sloeg een nog iets grotere slag bij Wall Street, de telecommunicatie-industrie, olie en gas, de farmaceutische industrie, de wapenlobby, verzekeraars en in Silicon Valley hoewel Gore graag wordt gezien als de uitvinder van internet. Sommige grote donateurs waren zo voorzichtig beide partijen te bedenken. AT&T gaf volgens de serieuze, in deze zaken gespecialiseerde actiegroep Common Cause 2,9 miljoen dollar weg (7,5 miljoen gulden), 1,1 miljoen aan de Democraten en 1,8 miljoen aan de Republikeinen. Microsoft deed het gelijkmatiger: 809.000 voor de Democraten en 996.000 voor de Republikeinen. Olie koos Bush: Enron gaf hem 1,2 miljoen, tegen 435.000 voor de Democraten; BP Amoco 782.000 voor Bush, tegen 285.000 voor Gore. Sigarettenmaker Philip Morris verwacht ook meer van de Republikein: 1,3 miljoen, tegen 176.000 voor Gore. De gokindustrie meende haar belangen te dienen door 6,3 miljoen dollar te geven, waarvan een iets groter deel voor de Republikeinen. Time Warner schonk tweederde miljoen aan de Democraten en één derde miljoen aan de Republikeinen. Volgens Bruce Cain, hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit van Californië in Berkeley, en specialist op het gebied van politieke regulering, zullen alle pogingen om de campagnebijdragen aan banden te leggen, weinig uithalen zolang het besteden van geld aan de politiek door de rechtspraak wordt gelijkgesteld aan de vrijheid van meningsuiting: "Zelfs God kan geen ideaal systeem ontwerpen zolang het First Amendment blijft zoals het is. Bush zal geen rechters in het Supreme Court benoemen die een andere koers inslaan. En Gore waarschijnlijk ook niet." Cain verwacht dat er pas iets zal veranderen als het systeem door schandalen wordt geteisterd die men niet langer verdraagt. Op het ogenblik staat hervorming van de politieke financiering niet in de toptien van kiezersverlangens. "Je kunt ook zeggen: zolang geld stemmen oplevert, is de democratie springlevend." Er is nog wat troost voor Amerikanen die bang zijn dat hun democratie te koop is. Als het waar was dat de kandidaat met het meeste geld altijd won, dan zouden de Republikeinen alle verkiezingen op twee na in de laatste vijftig jaar hebben gewonnen. In werkelijkheid wonnen de Democraten tien van de zeventien presidentsverkiezingen tussen 1932 en 1996. Gouverneur Bush heeft tot dusver 177 miljoen dollar opgehaald, tegen vice-president Bush 127 miljoen. Ook de omvang van de overwinning gaat niet gelijk op met het budget. In 1968 hadden de Republikeinen twee keer zo veel te besteden als de Democraten, maar Nixon won met een slechts een verschil van 500.000, op 72 miljoen uitgebrachte stemmen. De grootste gevers: Park Avenue en Beverly Hills Twee postcodegebieden vallen op in de bijdragen van individuen aan de campagnes van de presidentskandidaten: 10021 (bij Park Avenue in New York, beroemd door de roman The Bonfire of the Vanities van Tom Wolfe) en 90210 (in Beverly Hills, beroemd door de tv-serie Beverly Hills 90210). Alle bedragen die individuen en bedrijven geven aan de kandidaten, zijn openbaar. Inclusief de namen, adressen en postcodes van de schenkers. Diverse onafhankelijke instellingen zetten de gegevens op het internet, soms als een volledig te downloaden database. Alle donaties worden ook gemeld aan de Federal Election Committee. Uit deze gegevens blijkt dat George W. Bush het zwaarst leunt op zijn eigen thuisstaat Texas, met een totale ontvangst van 62 miljoen dollar. Maar wie kijkt naar de postcodegebieden (zip codes, in Amerika), ziet het New-Yorkse 10021 op de derde plaats staan, na twee gebieden in Texas. Bij Gore staat 10021 bovenaan. Net enkele tientallen meters hierbuiten woont de bekende weldoener George Soros (op Fifth Avenue, nummer 1060), die 2.000 dollar aan Gore geschonken heeft. Op de tweede plaats komt Beverly Hills 90210. Bekende donateurs aldaar zijn de actrice Candice Bergen (1.000 dollar voor Gore), Playboy-oprichter Hugh Hefner (1.000 dollar), Jack Nicholson (750 dollar) en film- en tv-producent Aaron Spelling (2.000 dollar). Andere bekenden die Gore steunen zijn Steven Spielberg (1.000 dollar), Barbra Steisand (1.000 dollar) en de nabestaanden van Frank Zappa (Ahmet, Diva, Dweezil en Gail Zappa, die tezamen 5.250 dollar gaven). Het aantal beroemdheden dat Bush financieel steunt, is veel geringer.
|
NRC Webpagina's 19 oktober 2000
|
Bovenkant pagina |
|