U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
     
NIEUWS | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF | A DVERTENTIES |  SERVICE 


Overzicht eerdere
afleveringen



BELLEN IN HET DUISTER
DE MARKT
COMPENDIUM
E-MAIL - DE PAPIERLOZE BRIEF
FAX - EEN FASE DIE VERDWIJNT
MOBIEL - BEREIKBAAR PER ETHERFREQUENTIE
ABONNEMENTEN MOBIELE TELEFONIE - MEI '97
INTERNET - TRAAG EN GOEDKOOP
SATELLIET - PRECIES RICHTEN HOEFT NIET MEER
SATELLIET-APPARATUUR
GESCHIEDENIS
IN 2007; BITS EN BYTES ZIJN ALTIJD EN OVERAL
OPERATOR, OPERATOR!
HYGIENE, DE TELEFOON ALS BESMETTINGSHAARD

Bellen in het duister

Raymond van den Boogaard
Wie heeft bedacht dat een mens altijd bereikbaar wil zijn? Over de keerzijde van het moderne bellen.

DAT DE PTT de telefooncel voor mijn huis heeft vervangen door een paal waaraan twee toestellen hangen, is zeker een vooruitgang. Niet langer biedt het glazen omhulsel beschutting aan de chinezende of spuitende drugsgebruikers, die vroeger zeker de helft van de klanten van PTT Telecom voor mijn deur uitmaakten. En er kunnen tegenwoordig twee telefoongesprekken tegelijkertijd worden gevoerd aan de paal, die ik beter dan ooit in mijn huiskamer kan verstaan.

Afluisteren is echter vaak een ontluisterende ervaring. Vrolijkheid aan de publieke telefoon is ver te zoeken. Bijna elke middag komt een heer in een trainingspak in een mij onbekende taal bellen met iemand, op wie hij zich gaandeweg in het gesprek steeds bozer maakt. De meeste bellers maken een bedrukte indruk - en dat is vast niet alleen maar omdat zij nog niet behoren tot het toenemende aantal mensen dat over een draagbare telefoon beschikt. Bellen op straat doe je duidelijk zelden voor de lol.

Het treurigst wordt de situatie aan de paal wanneer 's nachts de cafés in de buurt dichtgaan. Zo omstreeks twee, drie uur komt menige mannelijke passant op de gedachte dat het te gek is en dat-ie haar nú gaat opbellen. Het licht benevelde brein denkt dat het moment rijp is voor verzoening en dat het leuk moet zijn om even langs te gaan. De rauwe werkelijkheid deelt zich binnen luttele seconden aan de eenzame beller mee: dronken opbellen in het holst van de nacht is ongeveer de slechtst denkbare methode om de verloren liefde te herwinnen. Ze slaapt, of - waarschijnlijker nog - ze ligt net met die ander in bed, die de oorzaak was van de verwijdering.

Nee, de praktijk van het telefonisch verkeer heeft weinig gemeen met de wijze waarop telefoonmaatschappijen ons tegenwoordig hun draagbare toestellen en andere apparatuur aan de man willen brengen. Nooit zie je in die reclamespots iemand een onheilstijding overbrengen - terwijl dat toch de telefoongesprekken zijn die de meesten van ons zich het best kunnen herinneren. Altijd worden in de reclame mensen vrolijk van telefoongesprekken of zelfs al louter van de wetenschap dat ze bereikbaar zijn, of anderen kunnen bereiken.

De zakenman met zijn internationale kaart belt vanuit zijn 5-sterrenhotel met de familie thuis in een ver land. Kinderstemmen ontroeren hem - dat zijn vrouw al jaren klaagt dat hij altijd maar onderweg is en hem dienovereenkomstig zuur te woord staat, wordt ons onthouden. En nooit zie je de hippe bezitter van zo'n kinder-buzzer met al die geinige codes geconfronteerd met een moeder die zeurt dat hij om zes uur thuis moet zijn voor het eten.

Altijd bereikbaar zijn. Wie zou ooit op de gedachte zijn gekomen die situatie als een heerlijkheid voor te stellen? Een van de grote voordelen van een antwoordapparaat - de bezitter die ontkent, jokt - is dat je net kunt doen alsof je niet thuis bent terwijl je wel kunt horen wie er belt. Het antwoordapparaat herstelt op die manier een voorrecht dat heel gewoon was in de tijd dat mensen op afstand alleen per brief konden communiceren: de boodschap even rustig kunnen overdenken en bepalen hoe en wanneer je erop zult reageren.

Er zijn wel meer tekenen in de samenleving dat er tegen de algemene bereikbaarheid weerstanden bestaan. Het groeiende aantal cafés en restaurants bijvoorbeeld waar aan de ingang een sticker is aangebracht dat draagbare telefoons verboden zijn. En het algemeen gebrek aan enthousiasme over de videofoon, zo'n in elke sciencefictionfilm voorkomend apparaatje dat behalve geluid ook een beeldverbinding tot stand brengt. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die daarnaar haakte en mede daardoor zijn er nog nauwelijks zulke apparaten in de handel.

,,Wij zorgen ervoor dat u het jaar 2000 zult liefhebben'', roept het Franse Télécom in zijn reclamespots voor draagbare telefoons. Maar menigeen lijkt deze liefde liever aan zich voorbij te laten gaan. In velen van ons schuilt nog de dienstbode uit toneelstukken in de begintijd van de telefoon, die geïrriteerd 'ja, ja, ik kom al' riep als het telefoontoestel op de gang begon te rinkelen.

Kunst is trouwens over het algemeen een goede indicatie voor de werkelijke gevoelens van de mens jegens de telefoon. Vooral in films wordt sinds jaar en dag verrassend veel gebeld - wat merkwaardig is, omdat daar weinig aan te zien valt.

Van gelukkig telefoneren is in de film zelden of nooit sprake. In de recente Amerikaanse komedie Denise calls up bijvoorbeeld wordt een groep jongeren getoond die zo gewend is geraakt aan het vrijblijvende contact via de telefoon dat geen van hen naar binnen durft op een feestje waarop ze elkaar voor het eerst zullen treffen. De telefoon is hier onderdeel van de virtuele samenleving waarin alle fysieke contact is vervangen door elektronische communicatie.

Maar dat beeld is nog goedaardig vergeleken bij het imago van de telefoon in de meeste films. De telefoon is een instrument van bedreiging, liefst door een onbekende. Je krijgt vaak de indruk dat slechte mensen en criminelen met meer verve van het medium gebruikmaken dan de braven dezer aarde. Dat is een indruk die wordt bevestigd wanneer je telt wie er op straat van draagbare toestellen gebruikmaken. Het aantal keurige lieden in gesprek met kantoor of partner neemt onmiskenbaar toe. Maar de jongens met de baseballpetjes en de snelle auto's zijn - althans in mijn buurt - nog net in de meerderheid.

Er is in de film echter één vorm van telefoonhorror die alle andere te boven gaat. Dat is de telefoon die niet wordt opgenomen. En erger nog is het wanneer de telefoon niet wordt opgenomen terwijl er een levend iemand in de kamer aanwezig is: in Repulsion zien wij Cathérine Deneuve langzamerhand volkomen fobisch worden. De rinkelende telefoon is haar laatste kans om nog een corrigerend teken uit de buitenwereld te ontvangen - maar ze is al te ver heen en neemt het belgeluid niet meer waar.

Er is dus één ding erger dan communicatie, en dat is in het geheel geen communicatie. In het licht van die wetenschap zijn we bereid om een prijs te betalen: het ongewenste belletje van schoonmoeder, of van de echtgenoot als we net met de verkeerde in bed liggen. Of zelfs de man die voor de zoveelste keer opbelt met een opgewekte vraag: of je misschien een krantenabonnement wilt nemen.

NRC Webpagina's
22 mei 1997

Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) MEI 1997