|
|
E-mail; Papierloze brief met een @
Dirk Limburg
MET HET PAPIERLOZE kantoor is het nooit iets geworden, maar de papierloze brief is inmiddels aardig ingeburgerd. E-mail is niet meer weg te denken uit de moderne kantoren en ook het privégebruik stijgt. Het idee van e-mail is vrij simpel. Je schrijft een brief op een computer, je verbindt die computer met een netwerk en stuurt de brief dit netwerk op met de opdracht hem af te leveren bij de geadresseerde. Daarvoor is toegang nodig tot het netwerk van aan elkaar verbonden computers dat Internet heet. De eenvoudigste manier om dat te realiseren, is via werk of studie. Een flink deel van de Nederlandse bedrijven en instellingen heeft zich aangesloten op het Internet. Hun computer (of computers) heeft op het net een uniek adres dat domeinnaam wordt genoemd. Voor een privé e-mailadres is men aangewezen op een van de tientallen leveranciers die toegang tot Internet bieden. De gebruiker krijgt dan een adres dat eindigt op de naam van de leverancier. En omdat binnen het domein van die leverancier elk adres uniek moet zijn, is een e-mailnaam vaak niet zo handig. Maar een naam is nog altijd beter dan het nummer dat Compuserve aan zijn gebruikers geeft. Voor wie een brief wil sturen naar meneer Janssen van het Nederlandse bedrijf Baanders zou het handig zijn als er zoiets als een telefoonboek of inlichtingendienst voor Internet zou zijn. Maar dat bestaat niet in een bruikbare vorm. Er zijn op Internet wel plaatsen met grote verzamelingen - www.worldemail.com zegt over meer dan 12 miljoen adressen te beschikken - maar geen enkele daarvan is volledig. Het probleem is dat er geen centrale instantie is die adressen uitdeelt; iedere beheerder van een domein doet dat zelf naar believen. De gidsen staan daardoor voor de taak de adressen zelf te verzamelen. In Nederland probeert het webtijdschrift Link (www.linkonline.nl) op dit moment zo'n dienst op te zetten. Ter aanmoediging wordt onder degenen die hun gegevens melden een prijzenbedrag van 50.000 gulden verloot. Op 1 juni wil Link beginnen, maar volledig en daardoor voor iedereen bruikbaar zal de gids niet zijn. Voorlopig is even bellen en vragen naar iemands adres efficiënter. E-mailadressen zijn te herkennen aan het gekke teken in het midden, @, dat in Nederland apenstaart wordt genoemd. Het zit al sinds mensenheugenis op ieder toetsenbord, maar tot een paar jaar geleden was het nergens goed voor. Amerikanen noemen het at-sign en in de context van e-mail lijkt dat zelfs iets te betekenen, want Janssen, voor wie de brief bestemd is, heet nu janssen@baanders.nl. Janssen op het domein van Baanders. De brief gaat via het eigen computersysteem naar dat van Baanders. Onderweg wordt hij bekeken door allerlei computers die lange lijsten van domeinnamen bevatten en weten waar ze de daarvoor bestemde post heen moeten sturen. Die computers weten niet wie er bij Baanders werken. Dat weet alleen de computer die de post bij Baanders behandelt. Die ontvangt de brief en kijkt of er een Janssen bekend is. Als dat niet zo is, dan gaat de brief terug met de boodschap 'onbekend op dit adres'. Al die computers tussen de briefschrijver en Janssen bij Baanders vormen een veiligheidsrisico. De stroom aan e-mailberichten is voor een beetje hacker makkelijk te onderscheppen en is voor de beheerders van de computers een open boek. De post wordt slechts beschermd door hun normbesef en de omvang van het berichtenverkeer (een visje verscholen in de school). Dat is de reden dat veel mensen versleutelprogramma's als PGP (pretty good privacy) gebruiken om de post onleesbaar te maken voor vreemde ogen. PGP is een los programma om de tekst van een brief mee te versleutelen, maar kan in sommige e-mailpaketten worden ingebouwd, waardoor het makkelijker te gebruiken is. PGP werkt met twee codeersleutels (lange reeksen tekens) die de gebruiker krijgt als hij het programma de eerste keer start. De ene sleutel is persoonlijk en moet geheim blijven. De andere is voor publiek gebruik. De combinatie van de geheime sleutel van de afzender en de publieke sleutel van de ontvanger zorgt ervoor dat alleen die laatste de brief met behulp van zijn eigen geheime sleutel kan ontcijferen. Dit lost meteen een ander probleem van e-mail op. De ontvanger weet nu zeker dat een brief echt afkomstig is van de afzender. Want een afzenderadres is eenvoudig te vervalsen. In de meeste e-mailprogramma's moet de gebruiker het zelf invullen en wordt het niet gecontroleerd. Een belangrijke winst van de laatste jaren is de mogelijkheid met de e-mail een rekenprogramma, opgemaakte tekst uit een tekstverwerker of een foto mee te sturen. Het e-mailtje is daarmee een soort envelop geworden voor meer informatie. Dat is nuttig, maar maakt het gebruik van e-mail niet gemakkelijker. Want een tekst is op iedere computer te lezen, maar plaatjes en andere documenten kunnen doorgaans alleen door het soort programma worden gelezen waarmee ze zijn gemaakt. Hoe dan ook, e-mail is natuurlijk sneller dan de postbode die papieren brieven bezorgt. Die neef in Canada en die ex-collega bij Baanders zijn ineens een stuk dichterbij.
|
NRC Webpagina's 22 mei 1997
|