|
afleveringen KRIJGSMACHT ALLES GING OP DE SCHOP HISTORIE DISCUSSIE MATERIEEL STUDEREN IN HET LEGER MISSIES IN BUITENLAND VIER RANGEN - ÉÉN EENHEID TAKEN RANGEN VETERANEN TWEEDEHANDS BEZUINIGINGEN OPLEIDINGEN ORGANISATIES PERSONEELSSTERKTE GRAFIEKEN LINKS |
Alles ging op de schop
Steven Derix
WIE OM HALF VIJF 's middags langs de beboste lanen van Ede, Ermelo of Amersfoort loopt, kan ze niet missen: de beroepsofficieren en onderofficieren van de Koninklijke Landmacht. In gevechtstenue fietsen ze naar huis, de kistjes op de trappers, attachekoffertje en broodtrommel onder de snelbinder. Het beeld is de afgelopen tien jaar niet of nauwelijks gewijzigd. De kisten zijn misschien niet meer bruin, maar zwart. Het wat slonzig, mosgroen gevechtspak is vervangen door een professioneel ogend camouflage-uniform. Maar verder biedt de Veluwse namiddag hetzelfde beeld als voor de val van de Muur: de militair in vredestijd die terugkeert van zijn werk, als was de kazerne een kantoor. Toch heeft de krijgsmacht de afgelopen tien jaar ingrijpende veranderingen ondergaan. Er werd bezuinigd, ingekrompen en gereorganiseerd. Met het opschorten van de opkomstplicht kwam er een einde aan bijna twee eeuwen dienstplicht. Het uitvoeren van vredesmissies in het buitenland werd meer regel dan uitzondering. Al deze veranderingen hebben diep ingegrepen in het leven van de gemiddelde beroepsofficier of -onderofficier, vooral bij de Koninklijke Landmacht. ,,Een negen-tot-vijforganisatie.'' Zo noemde toenmalig minister van Defensie Relus ter Beek de Landmacht begin jaren negentig in een vraaggesprek met Vrij Nederland. ,,Tijdens de Koude Oorlog was de taak helder'', zegt hij nu. ,,Men kende het te verdedigen vak in de Noord-Duitse laagvlakte tot op de vierkante centimeter. Verder was de Landmacht vooral een opleidingsfabriek voor dienstplichtigen. Om vijf uur was men klaar en ging men naar huis.'' Arie van der Vlis, destijds chef defensiestaf, kan zich er nu nog boos over maken: ,,Dat beeld is destijds door Ter Beek neergezet, ja. Maar hij moest zelf toegeven dat het niet overeenkwam met de werkelijkheid. Tijdens de Koude Oorlog is er dag en nacht gewerkt om de dreiging uit het Oosten het hoofd te kunnen bieden. Toegegeven, direct gevaar was er niet. Maar we zijn af en toe door het oog van de naald gekropen.'' Aan het einde van de jaren tachtig stond de Nederlandse krijgsmacht op het toppunt van haar kunnen. ,,Op papier was Nederland met 128.000 man een van de sterkste NAVO-partners'', vertelt H. Zandee, onderzoeker bij het instituut Clingendael. ,,Het materieel was modern: ruim 900 Leopard II tanks, zeer veel geschut en de MLRS, het Multiple Launch Rocket System. De Luchtmacht beschikte over Patriot-afweerraketten. Die hadden zelfs de Britten niet.'' ,,Een verdomd mooi bedrijf, met geweldig goed materieel'', verzucht oud-generaal J. Bruurmijn, tegenwoordig voorzitter van de Nederlandse Officieren Vereniging. Een bedrijf ook dat werd geregeerd door tradities. Bruurmijn: ,,Beroepsmilitair, dat was een keuze voor het leven, iets dat overging van vader op zoon. Solliciteren voor een functie, dat deed je niet. Je werd geplaatst.'' Maar met de val van de Muur in 1989 leek de krijgsmacht ineens overbodig geworden. Binnen twee jaar viel niet alleen het Warschaupact uit elkaar, maar hield ook de Sovjet-Unie zelf op te bestaan. Volgens Van der Vlis realiseerden de beroepsmilitairen zich meteen dat het wegvallen van de traditionele vijand grote gevolgen zou hebben voor hun baan. ,,Ik zat met mijn vrouw voor de tv, toen die beelden uit Berlijn de wereld overgingen. Alles wordt nu anders, dacht ik toen.'' Twee jaar na de val van de Muur zat het eerste Nederlandse UNPROFOR-bataljon verbindingstroepen al in voormalig Joegoslavie. De defensietop had de nieuwe mogelijkheden om het voortbestaan van de Nederlandse krijgsmacht te rechtvaardigen met beide handen aangegrepen. In 1993 liet minister Ter Beek in de Prioriteitennota vastleggen dat behalve het verdedigen van het nationale grondgebied deelname aan vredes- of crisisbeheersingsoperaties tot de kerntaken van de Nederlandse krijgsmacht behoorde. In dezelfde Prioriteitennota werd ook het einde van de dienstplicht aangekondigd. Sinds begin jaren tachtig was het usance geworden dienstplichtigen alleen op vrijwillige basis naar het buitenland te sturen. Gevolg was wel dat het zo goed als onmogelijk werd eenheden voor VN-missies te leveren. Ter Beek: ,,Tijdens de Golfoorlog kon Nederland geen grondtroepen sturen. En ik herinner me nog goed hoe de bevelhebber der landstrijdkrachten, Rien Wilmink, mij in 1992 bedremmeld kwam melden dat hij geen geneeskundige compagnie voor uitzending naar Cambodja bij elkaar kreeg.'' Voor Ter Beek was de conclusie duidelijk. Wilde Nederland een rol van betekenis spelen in VN-verband, dan moest men overschakelen naar een beroepsleger. Dat had vooral grote gevolgen voor de Landmacht, waar de meeste dienstplichtigen dienden. Veel beroepsmilitairen bij dat krijgsmachtonderdeel zagen het opschorten van de opkomstplicht (officieel is de dienstplicht nooit afgeschaft) met lede ogen aan. Het gemiddelde niveau van de dienstplichtigen was hoog: ieder peloton telde wel een of twee afgestudeerde academici of HBO'ers. Het instrueren van de troepen ging daardoor vlot. Minder gestudeerde dienstplichtigen konden zich optrekken aan het niveau van hun meer ontwikkelde wapenbroeders. Bovendien vonden veel beroepsmilitairen dat de maandelijkse instroom van kritische dienstplichtigen uit de 'burgermaatschappij' een verfrissende uitwerking had op de vaak starre militaire wereld binnen de kazernemuren. De Beroepssoldaten Bepaalde Tijd, BBT'ers die de dienstplichtigen vervingen, zijn veel gemotiveerder dan de dienstplichtigen, maar kunnen niet tippen aan hun niveau. ,,Wij merken dat veel instructeurs tegenwoordig problemen hebben om de lesstof binnen de voorgeschreven tijd af te ronden'', vertelt Bauke Snoep, voorzitter van de Algemene Federatie voor Militair Personeel (AFMP). ,,Op zichzelf is de BBT'er niet dom. Hij heeft alleen meer behoefte aan aanschouwelijker onderwijs. Veel instructeurs beschikken echter niet over de didactische en psychische vaardigheden om hierop in te spelen.'' De komst van de BBT'er heeft er ook voor gezorgd dat de oude militaire 'omgangsvormen' (een militair eufemisme voor orde en tucht) op sommige punten in ere zijn hersteld. BBT'ers verwachten meer leiding van hun superieuren. Oud-generaal Bruurmijn: ,,Dienstplichtigen probeerden voortdurend hoe ver ze konden gaan. De BBT'er wil meer lijn, meer discipline. Dat zie je tegenwoordig ook op de stations. Welke soldaat loopt er nog met zijn jas open en zijn handen in zijn zakken?'' Met de opschorting van de dienstplicht kwam ook een groot aantal banen op de tocht te staan. De ene reorganisatie was nog niet afgerond, of de volgende kwam er al over heen. ,,Alles ging op de schop'', vertelt Bruurmijn. Dat zorgde voor veel onzekerheid bij het personeel.'' Intussen gingen de uitzendingen in VN- en later NAVO-verband, gewoon door. Snoep van de AFMP: ,,Veel militairen wisten niet of bij terugkeer hun baan nog wel bestond.'' Nogal wat oudere militairen hadden problemen met de missies in het buitenland. ,,Veel militairen zeiden dat ze hadden getekend om het vaderland te verdedigen, niet om ergens in Atapoepoe door een dertienjarig jochie met een Kalasjnikov te worden omgelegd'', zegt Snoep. Maar ook bij jongere militairen zorgt het voortdurende van huis zijn voor spanningen in het gezin. ,,Door de veranderende rolpatronen zijn veel partners niet meer bereid om zomaar de zorg voor het huishouden en de kinderen op zich te nemen als de man maandenlang van huis is'', zegt Snoep. Het drama van Srebrenica in de zomer van 1995 bezorgde Nederland een nationaal trauma, voor de beroepsmilitairen van de Landmacht ging het werk gewoon door. UNPROFOR werd IFOR en daarna SFOR. Veel militairen vinden dat er te weinig aandacht is voor het goede werk dat na het debacle van Dutchbat in Joegoslavie is verricht. Bovendien vinden ze dat de schuld ten onrechte is afgewenteld op de militairen. ,,Natuurlijk is Srebrenica een schandvlek'', zegt Snoep. ,,Het is alleen de vraag waar die ligt, in de schoot van de militairen of in die van de heren politici.'' De veranderingen van de laatste jaren heeft gezorgd voor een andere beroepsethiek. De Marine kampt momenteel met de uitstroom van jonge officieren, die na hun opleiding gemakkelijk in het bedrijfsleven aan de slag kunnen. Maar ook binnen de Landmacht houden militairen hun opties open. Bruurmijn: ,,Tegenwoordig is het leger een baan voor een paar jaar geworden. Veel officieren zijn tegenwoordig ook doctorandus, of meester in de rechten. Daar dachten wij vroeger niet aan.'' Maar achter de poort van de Jan van Schaffelaerkazerne in Ermelo is minder veranderd dan verwacht. Nadat het 'ingerukt mars' van het eindappel heeft geklonken, stappen de officieren en onderofficieren op de fiets. De BBT-soldaten blijven achter. Ze hangen aan de bar, kijken wat tv of voorzien hun kisten van de zoveelste laag schoensmeer. Ze plakken een pin-up aan de muur. En ze vervelen zich.
|
NRC
Webpagina's
|
Bovenkant pagina |