U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Extreem-rechts
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


EXTREEM RECHTS

MINDER STEMMEN, MEER GEWELD

VOORPOST

PARTIJEN

MAATREGELEN

LANDEN

MUZIEK

MEDIA

INTERNET

SYMBOLEN

BOEKEN

De kiezer oordeelt, niet de rechter

Het verbieden van partijen is een middel dat in Nederland zelden wordt gehanteerd. Meestal gaat de vrijheid van meningsuiting voor.

F. Kuitenbrouwer

Hoe strijdbaar is een ware democratie? Dat is de vraag als het gaat om de reactie van een pluriforme samenleving op extremistische partijen. Geconfronteerd met ergerlijke uitwassen lijkt de keuze niet moeilijk: niet doodzwijgen maar aanpakken.

Verschillende maatregelen komen in aanmerking: het korten van subsidies, het beperken van zendtijd op radio en tv, het ontnemen van kiesrecht. De uiterste maatregel is een partijverbod. De aantrekkingskracht van deze optie wordt echter getemperd door het besef dat partijverboden zo ongeveer het eerste middel zijn waarnaar een dictatuur grijpt. Bij de behandeling van een nieuwe wet over het verbieden van rechtspersonen in 1984 stelde de toenmalige minister van Justitie, Korthals Altes, de vrijheid van meningsuiting dan ook nadrukkelijk voorop. Dit grondrecht moet ook in zware tijden worden hooggehouden. Het is immers de waarborg voor het uiten van politieke wensen. Hoe verwerpelijk bepaalde ideeën ook zijn, voor de minister bleef het uitgangspunt: ,,Over dergelijke pleidooien moet de kiezer oordelen, niet de rechter.''

Toch was het een extremistische groepering die een belangrijke aanleiding leverde voor de wetswijziging. In 1978 strandde een vordering tot ontbinding van de Nederlandse Volks Unie van Joop Glimmerveen bij de Amsterdamse rechtbank. De rechtbank kwalificeerde de NVU weliswaar zonder voorbehoud als een verboden vereniging, maar stelde vast dat zij in feite werd gecontroleerd door een aparte stichting. En daarvan was geen ontbinding gevorderd.

De mogelijkheid voor extremisten om juridisch verstoppertje te spelen tussen de diverse onderdelen van hun beweging vestigde de aandacht op ‘de lamentabele toestand van het verbods- en ontbindingsregime', zoals het in de vakpers werd genoemd. Dit juridische gat werd in 1988 gedicht, maar de animo om daadwerkelijk tot een verbod over te gaan is in ons land van oudsher beperkt. In de periode voor de Tweede Wereldoorlog is het partijverbod slechts éénmaal toegepast. Daarvoor moeten we teruggaan tot 1894. Het betrof de Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis - die later overigens een standbeeld heeft gekregen in Amsterdam-West. Na de oorlog werd de NSB verboden. Na invoering van de nieuwe wet zou het tien jaar duren voordat hij werd toegepast, in 1998 tegen CP'86.

Gezien het gevoelige karakter van een partijverbod koos justitie tegen extremistische groeperingen een tactiek die in het vakjargon bekendstaat als ‘kort op de boef zitten'. Deze aanpak heeft ook een praktisch motief. Hij moet voorkomen dat een partij ondergronds gaat en tegelijkertijd maximale druk op leden en meelopers houden. Dit betekent dat zoveel mogelijk wordt gereageerd op discriminerende uitingen. Zo is CD-leider Janmaat tot aan de Hoge Raad toe vervolgd wegens het aanzetten tot rassenhaat. Ook propagandisten van CP'86 maakten met enige regelmaat kennis met de rechter. Het gaat echter steeds om veroordelingen op individuele basis. Ook als dat er veel zijn, is het nog een hele stap om een politieke groepering geheel te verbieden.

Zelfs de gedragingen van bestuurders en andere gezichtsbepalende figuren zijn niet zonder meer toe te rekenen aan de partij als zodanig, waarschuwde de regering in 1997. Zij sprak van ,,een gecompliceerde afweging''. De uitslag hangt af van factoren als interne organisatie, verdeling van bevoegdheden en vooral de vraag wie verantwoordelijk is voor de verspreiding van propagandamateriaal. Een partijverbod komt slechts in aanmerking bij ,,stelselmatige, zeer ernstige verstoring van het politiek proces'', zoals de vorige minister van Justitie, Sorgdrager, het uitdrukte.

Toch is er een manier om tot verbod van een organisatie te komen: artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Dat betreft het lidmaatschap van een criminele organisatie. Een strafvervolging op grond van deze bepaling richt zich op het misdadige doel van een samenwerkingverband en niet op de individuele delicten van individuele leden. Historisch gezien was artikel 140 bedoeld tegen roversbenden, maar het is in de moderne tijd vooral bekend geworden door toepassing op groepen krakers. Er is ook kritiek op dit artikel, omdat de bewijslast voor het geheel lager zou zijn dan de optelsom van de individuele aandelen. In 1995 kwam de rechtbank in Amsterdam mede op grond van artikel 140 tot een veroordeling van bestuursleden van CP'86. Dit vonnis werd door de Hoge Raad bevestigd. Toen eenmaal met zoveel woorden was uitgesproken dat het hier ging om een criminele organisatie, kon een verbod niet uitblijven. Dat volgde op 18 november 1998. De partij CP'86 zelf was inmiddels door interne twisten en leegloop al uit elkaar gevallen. Veel eer is er met deze juridische mijlpaal dan ook niet behaald.

Het juridische instrumentarium is sinds de wetswijziging van 1988 op één punt aangevuld. Sinds vorig jaar geldt dat subsidie en zendtijd van een politieke partij automatisch worden ingetrokken na een strafrechtelijke veroordeling wegens discriminatie. Afhankelijk van de opgelegde straf gebeurt dat voor een periode van één tot vier jaar. Deze wet heeft alleen betrekking op de veroordeling van een partij als zodanig en niet op vonnissen tegen afzonderlijke bestuurders of leden.

Wel gericht tegen de voormannen was een voorstel van de fractieleider van D66 in de Tweede Kamer, Thom de Graaf. Hij wil een veroordeling wegens racistische misdrijven laten uitmonden in ontzetting uit het kiesrecht. Zo had Janmaat na zijn veroordeling uit de Kamer kunnen worden gezet. Verschillende andere Europese landen hanteren dit middel, maar vergelijking blijft moeilijk. Wat tegen extremistische partijen werkt, wordt sterk bepaald door de constitutionele gewoonten van het betrokken land.

Het voorstel van De Graaf vond weinig weerklank in de Tweede Kamer. In Nederland is het aantal mogelijkheden kiesrecht te ontnemen bij de grondwetsherziening van 1983 juist drastisch gesaneerd. De kiezer was de wetgever met betrekking tot Janmaat in elk geval vóór en stemde hem weg. De Graaf heeft zijn plan voorlopig in de ijskast gezet.

NRC Webpagina's
8 juni 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad