Conferentie
In februari volgend jaar wordt in Lausanne op
initiatief van het IOC een internationale dopingconferentie gehouden.
Aanleiding hiervoor zijn de dopingperikelen die zich afgelopen zomer in
de Tour de France voordeden. Sportfederaties, regeringen en
intergouvernementele organisaties bespreken dan met elkaar de verdere
maatregelen die er tegen doping moeten worden genomen. Vier werkgroepen
zijn al met de voorbereidingen begonnen, die moeten leiden tot een
uniforme wijze van dopingbestrijding. Een speciale organisatie moet
straks wereldwijd voor de coördinatie hiervan zorgen, zo is de
bedoeling. Zowel op politiek niveau als binnen de sport zijn al diverse
organisaties belast met het dopingbeleid. Een overzicht:
SPORTORGANISATIES
IOC
Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) zet in de sportwereld
de toon als het gaat om dopingbestrijding. De lijst met verboden stoffen
en methoden werd voor het eerst in 1968 opgesteld. Bij de Olympische
Spelen, dat jaar in Mexico, werden voor het eerst dopingcontroles
gehouden. De Medische Commissie van het IOC heeft de dopinglijst
sindsdien herhaalde malen veranderd en aangepast aan nieuwe
ontwikkelingen. De laatste keer is dat in januari van dit jaar gebeurd.
Behalve een dopinglijst van verboden middelen en methoden heeft het IOC
in 1989 het International Olympic Charter against Doping in Sport
vastgesteld. Dit handvest was gebaseerd op de Anti-Doping Conventie van
de Raad van Europa en bevat richtlijnen voor sportorganisaties en
overheden om een antidopingbeleid te voeren. In 1995 bracht het IOC de
Medische Code uit, waarin de dopingregels in één document
bijeen werden gebracht. Ook werd daarin vastgesteld dat bij overtreding
van deze regels niet alleen sporters strafbaar kunnen zijn, maar ook
begeleiders, officials, delegatieleden en zelfs scheidsrechters en
juryleden of wie er ook maar bij betrokken was.
Internationale Federaties
De internationale federaties zijn binnen hun sport primair
verantwoordelijk voor het dopingbeleid. Voorbeelden van deze federaties
zijn de UCI (wielrennen), de IAAF (atletiek) en de FINA (zwemmen). In
1994 besloten het IOC en de federaties hun dopingregels te hamoniseren,
met de IOC-bepalingen als uitgangspunt. In de Medische Code van het IOC
staat bovendien dat federaties alleen worden erkend als ze deze code in
hun statuten opnemen. Overigens hebben veel federaties dit nog niet
gedaan. Soms gaan federaties verder met hun regelgeving: in
tegenstelling tot het IOC kennen zij ook controles buiten de wedstrijden
om (out-of-competion), waarbij controleurs onaangekondigd op
bijvoorbeeld trainingen verschijnen.
NOC*NSF
Binnen de Nederlandse sportwereld is de koepelorganisatie NOC*NSF de
eerst verantwoordelijke voor het algemene dopingbeleid. In 1993 sprak
het bestuur zich officieel uit voor een actieve, doelmatige en
consistente bestrijding van doping, voor verdere harmonisatie van de
regelgeving, voor het uitvoeren van controles door de nationale
sportorganisaties en voor straffen bij dopinggebruik. De nationale
sportkoepel is ook gesprekspartner voor de overheid. Het Nederlands
Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo) is het instituut dat het
dopingbeleid uitvoert. NOC*NSF, artsenorganisaties en de topsporters
zijn in het bestuur van het NeCeDo vertegenwoordigd.
Nationale sportorganisaties Omdat nationale sportorganisaties bij een
internationale federatie zijn aangesloten, zijn ze aan de dopingregels
hiervan gebonden en moeten ze die overnemen. NOC*NSF verplicht de
Nederlandse organisaties daarnaast activiteiten tegen dopinggebruik te
ontwikkelen. Ook het ministerie van VWS heeft de sportbonden hiertoe
aangezet door hen te verplichten een eigen dopingreglement op te
stellen. Hebben zij op 1 januari 1999 zo'n reglement nog steeds niet,
dan worden ze gekort op hun subsidie. Lang niet alle sportbonden zijn al
zo ver. Wel hebben de bonden met een olympische sport alle een
dopingreglement.
POLITIEK
VN
De bemoeienissen van de Verenigde Naties met het dopingvraagstuk zijn
tot nu toe bescheiden geweest. De VN-organisatie UNESCO (voor opvoeding,
wetenschap en cultuur) heeft in 1988 een resolutie over doping
uitgevaardigd waarin de landen worden opgeroepen voorlichting te geven
en de samenwerking met sportorganisaties te bevorderen. De
wereldgezondheidsorganisatie WHO heeft in 1993 na onderzoek een serie
aanbevelingen gedaan om acties tegen dopinggebruik te ondernemen. Ook
wilde de WHO nog nader onderzoek verrichten. Door geldgebrek is dit
project in 1995 gestaakt.
Raad van Europa
De meest actieve overheidsorganisatie op het gebied van
dopingbestrijding is de Raad van Europa, bij welk samenwerkingsverband
tegenwoordig veertig lidstaten zijn aangesloten. De Raad heeft in 1989
een verdrag opgesteld: de Europese Anti-Doping Conventie. Doordat vijf
lidstaten het hadden geratificeerd, trad het per 1 maart 1990 in
werking. Ook landen die niet tot de Raad van Europa behoren, kunnen het
verdrag ondertekenen. Nederland heeft de Conventie in 1995
geratificeerd. De ondertekenaars verplichten zich stappen te zetten om
doping in de sport te verminderen en uiteindelijk uit te bannen. Het
verdrag bevat algemene principes; landen behouden de vrijheid naar eigen
inzicht hun maatregelen te treffen en zelf te oordelen over de noodzaak
ervan. De Raad van Europa is ook actief bij de uitwerking van het beleid
betrokken en stelt bijvoorbeeld de standaarden voor dopingcontroles op.
Europese Unie
De Europese Commissie heeft in 1992 een antidopingsgedragscode
opgesteld. De code verplicht tot bestrijding van doping in de sport,
zoals het misbruik van geneesmiddelen. De lidstaten moeten dus
maatregelen in die richting nemen. Dopinggebruik lijkt ook in strijd met
de harmonisatiever-ordening van de EU over gezondheid en medicijnen.
Daarin staat dat het gebruik van medicijnen voor andere doelen dan
diagnose en behandeling verboden moet worden.
Nederland
Door de ondertekening van de Europese Anti-Doping Conventie van de Raad
van Europa geldt in Nederland sinds 1 juni 1995 deze 'Overeenkomst ter
bestrijding van doping'. De Nederlandse overheid heeft zich dus
verplicht een antidopingbeleid te voeren. Maar anders dan bijvoorbeeld
België en Frankrijk kent Nederland geen specifieke wetgeving om
dopinggebruik in de sport te bestrijden. Aan de georganiseerde sport
wordt overgelaten de juiste maatregelen te treffen. Bovendien heeft de
toenmalige staatssecretaris van Sport, E. Terpstra, op 30 juni van dit
jaar het IADA-document ondertekend. Dit International Anti-Doping
Arrangement is een afspraak tussen een aantal landen om doping te
bestrijden via een adequaat controlesysteem, educatie en bestrijding van
de handel. Australië, Canada, Nieuw Zeeland, Noorwegen,
Groot-Brittannië en Zweden zijn de andere landen die het IADA
hebben ondertekend.
Bron: Doping geregeld? Een doctoraalscriptie van Hélène
Bakker ter afsluiting in 1997 van haar studie Nederlands Recht aan de
Erasmus Universiteit. De scriptie is uitgegeven door het NeCeDo.
|