NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 




Overzicht eerdere
afleveringen


 DOPING
 ONGELIJKE STRIJD
 DDR
 LABORATORIUM
 CREATINE
 BODYBUILDING
 AFFAIRES
 VERBODEN
 BLOEDCONTROLE
 CONTROLE
 OUD-SPORTERS
 NECEDO
 ILLEGALE HANDEL
 STRAFFEN
 CONFERENTIE
 GRAFIEKEN
 LINKS

Bloedcontrole

Er zijn twee manieren waarop bloed wordt gecontroleerd. De internationale sportfederaties FIS (skiën) en IAAF (atletiek) nemen monsters van het bloed om te onderzoeken of er sporen van doping in zitten.

De wielerfederatie UCI en de schaatsfederatie ISU meten de heamatocrietwaarde (de dikte) van het bloed. Die mag niet hoger zijn dan 50 procent bij mannen en 47 procent bij vrouwen. Een hogere waarde kan gevaarlijk zijn voor de sporter. Te dik bloed kan onder meer leiden tot hart- en herseninfarcten. Deze 'gezondheidscontroles' worden mede op verzoek van de wielrenners zelf uitgevoerd. Het middel EPO is een berucht voorbeeld van een 'bloedverdikker'.

Procedure
De regels voor het nemen van bloedmonsters en bloedtesten zijn vrijwel hetzelfde als bij een urinecontrole. Sporters moeten ongeveer vier milliliter bloed afstaan (afgetapt uit de arm) aan een gediplomeerde dopingcontroleur. Het bloedmonster wordt vervolgens onderzocht in een laboratorium op de aanwezigheid van verboden stoffen. De Raad van Europa heeft in mei van dit jaar adviesregels opgesteld waaraan de monsteronderzoeken zouden moeten voldoen. Het advies gaat alleen over de manier waarop de onderzoeken moeten worden gedaan. Zo is gedetailleerd vastgelegd hoeveel verbandgaas en schone naalden bij het prikken aanwezig zouden moeten zijn. De UCI heeft eigen regels voor het nemen van bloedtesten. De schaatsbond heeft die voorschriften overgenomen.

Bezwaren
Er zijn ethische bezwaren tegen het testen van bloed. Nergens is vastgelegd wie aansprakelijk wordt gesteld als een sporter een besmettelijke ziekte oploopt bij de test. De relatie tussen bloedcontrole en artikel 10 en 11 van de Nederlandse grondwet is ook onduidelijk.In artikel 10 staat het recht op persoonlijke levenssfeer vastgesteld. Sporters zouden zich hierop kunnen beroepen als ze met de naald worden geconfronteerd. Het recht op onaantastbaarheid van het lichaam (artikel 11) levert hetzelfde probleem op voor de controleurs. Bij urinetesten kan de sporter zich niet beroepen op deze artikelen. Urine is een restproduct dat het lichaam al via natuurlijke weg verlaat, bloedprikken is een zogenoemde invasieve techniek: een naald dringt het lichaam binnen. Daar kan een sporter bezwaar tegen maken.

Kosten
De extra kosten van de testen kunnen een obstakel vormen voor sportbonden. Bloedcontroles waarvoor telkens nieuwe instrumenten zijn vereist (zoals schone naalden), zijn veel duurder dan urinetesten. Ook het analyseren van bloed is duurder dan het analyseren van urine.

NRC Webpagina's
17 SEPTEMBER 1998

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) SEPTEMBER 1998