NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 



Overzicht eerdere
afleveringen


BIJLMERRAMP
RECONSTRUCTIE
VRAGEN
ENQUÊTECOMMISSIE
BEVOEGDHEDEN
VOORZITTER
EERDERE ENQUÊTES
ONDERZOEK
VRACHT
OPVANG
SPEURNEUZEN
OOGGETUIGE
ONDERZOEKEN
LINKS

Pas later de geur | En dan kom je daar... | Meneer, we zitten vol

Pas later kwam de geur

Naam: Jannie Vennius (41)
Beroep: Voormalig logistiek medewerker en voormalig lid van de vrijwillige brandweer
Woonplaats: Westzaan

Jannie Vennius

,,We waren met het hele gezin naar Ponypark Slagharen geweest. We reden op de snelweg en toen zag ik door de rechter autoruit een vliegtuig met twee grijze strepen, dat een tijd voor ons uitvloog en plots naar beneden dook. Ik zat destijds bij de vrijwillige brandweer. Mijn man en ik keken elkaar aan. 'Wat wil je', vroeg hij, 'direct er naar toe of eerst naar huis?' Ik moest eerst naar huis, ik had mijn pak nodig, mijn pieper, mijn spullen en oranje helm. Meteen de derde baan op en razendsnel naar huis gereden. En ik dacht nog: waarom doet iedereen zo normaal? Iedereen reed maar door, niemand stopte, niemand in de auto's naast ons vertrok een spier.

Thuis heb ik mijn commandant gebeld en zijn vrouw nam op. 'Meisje, je groep is al onderweg, ga maar naar de kazerne.' Daar kwam ik aan even na negenen. Het kleine televisiescherm gaf voornamelijk sneeuw. Een paar mannen hadden op een vlakbij gelegen bedrijventerrein een goed televisietoestel ontdekt. Zij renden heen en weer om ons het laatste nieuws te brengen. Ik begon die maandagochtend om zes uur mijn dienst. Ik herinner me dat het modderig en koud was. Eerst zochten we naar lichamen, later scheidden we in mandjes puin van de flat en van het vliegtuig. Ik werkte die week door tot en met zaterdag. Pas zondag, op de herdenking, knapte ik. Tijdens het werk zet je je gevoel op nul. Later werden we op het Belastingkantoor op de Wibautstraat ontvangen. Nadat Van Thijn zijn dank had uitgesproken, zei hij: en nu heb ik nog een presentje. Kregen we allemaal een witte balpen.

Ik ga elk jaar naar de herdenking. Uit respect voor de doden en nabestaanden en ook om de oud-collega's te zien. Velen van ons hebben iets gemeen: we voelen ons ziek. Gezonde jonge mannen krijgen het aan hun hart of raken compleet futloos. Ik ben twee jaar na de ramp gestopt met werken. Ik ben doodop, heb enorme spierpijn. Met oud-collega's praat ik in medische termen: 'heb jij die-en-die pijnstillers?' 'O, heb ik al geprobeerd: werken niet.'

Het gevoel dat overblijft is: we zijn in de maling genomen. Met de grond op de plaats van de ramp was 'niets aan de hand', maar hij werd wel afgevoerd om te worden schoongemaakt. Ik ben argwanender dan ik vroeger was, vooral richting de overheid. En als ik een vliegtuig hoor dat een afwijkend geluid maakt, kijk ik toch omhoog of de motoren er nog aanhangen.

Als ik nu terugdenk aan de Bijlmerramp, is het eerste dat ik voel die stilte. Je hoorde de vogeltjes fluiten, terwijl je gierende sirenes verwacht, paniek, knetterend vuur, gegil. Maar die maandag was het stil. Pas later kwam de geur. Die krijg ik nooit meer uit mijn systeem. De lichamen lagen er te lang.

Heel wrang: de grond van de rampplek werd in containers gestort en die trokken vervolgens in een stoet hier over de dijkweg langs mijn huis. Een kilometer verder liggen de minuscule resten van het vliegtuig op een stortplaats. Je zou kunnen zeggen: ik heb het vliegtuig zien vliegen, neerstorten en begraven zien worden.''

En dan kom je daar...

Naam: Henk van de Belt (49)
Beroep: Grafisch vormgever
Woonplaats: Bijlmer, Amsterdam

Henk van de Belt

,,Ik had heerlijk gezeild die dag, op de plas hier vlakbij. Ik weet nog goed dat het een mooie, heldere dag was geweest. Het was half zeven en ik zat thuis wat achter mijn computer te werken. Toen hoorde ik vliegtuiglawaai en het ging maar niet weg en het werd steeds luider. En plots was er die klap. Ik stormde naar het balkon en zag een vliegtuig zo'n 150 meter verder achter de flats duiken. Whoesj, klonk het en het was stil. Er was alleen nog een enorme zwarte paddestoel van rook.

En toen dat geluid van gillende mensen. Er stonden allemaal mensen op het balkon en een buurman gilde: 'Henk, er is een vliegtuig neergestort.' Ik ben vroeger persfotograaf geweest in mijn vrije tijd en in een reflex greep ik naar mijn videocamera. En dan kom je daar...

Het was een onwerkelijke situatie. Er rennen mensen met je mee naar de plek van de ramp, en even zoveel mensen rennen er vandaan. Daartussen staan dan mensen apathisch voor zich uit te staren. Flabbergasted. En mijn god, ik wilde helemaal geen video-opnamen maken maar ik dacht ook: ik moet het doen, want misschien hebben we er later nog iets aan. Ik heb maar heel kort gefilmd, anderhalve minuut of zo.

Ik stond daar voor die knetterend brandende flat, waarvan dingen naar beneden stortten, mensen die renden op de galerijen, en ik dacht bij mezelf: 'wat moet je nou'? Maar tegen de tijd dat ik boven zou zijn, zou ik toch niet veel meer kunnen doen. Achteraf hoor je dan dat er mensen apathisch in hun huiskamer zijn blijven zitten en zo verbrand zijn.

In de vlammen in het park lagen parfumflesjes uit het toestel. Dhakar heet die geur. Die flesjes ontploften en temidden van die geur sta je dan te kijken naar een brandend, manshoog landingsgestel. Er lag geen bagage. En ik dacht: waar zijn de slachtoffers nou?

Ik was voorzitter van de bewonersvereniging en dan kun je niet met je armen over elkaar gaan zitten. We zijn 'snachts al hulpacties gestart. We hebben de collectieve ruimten opengegooid, zodat mensen met elkaar konden praten. Heel veel mensen belden, de telefoon raakte geblokkeerd, je ziet steeds meer politie komen en de kring wordt steeds groter gemaakt. 'Mensen, aan de kant', riepen ze. Mensen die de flat in wilden, werden tegengehouden.

Pas veel later kwam de grote klap. Na anderhalf jaar uitsloven was ik plots op. Ik had vanaf het moment van de ramp elk vrij uurtje gestoken in hulpverlening en onderzoek naar de vele mysteries. Je wordt vanzelf een sleutelfiguur. Iedereen komt naar je toe: pers, bewoners, ambtenaren. Ik moest er gewoon mee stoppen. Het lijkt me heerlijk als er een einde komt aan deze puzzeltocht. Ik vrees dat de waarheid nooit helemaal boven tafel komt. Hopelijk leidt de parlementaire enquete ertoe dat beleidsmakers iets doen met deze ervaringen. Laat ze niet het lef hebben in Den Haag om, als er conclusies kunnen worden getrokken, pas vijf jaar later met concreet beleid te komen ten aanzien van veiligheid. Laat ze niet het lef hebben. Want dan ga ik door.''

Meneer, we zitten vol

Naam: Henk Prijt (49)
Beroep: Voorheen werkzaam bij Hoogovens
Woont: In Bijlmer, Amsterdam

Henk Prijt

,,We wilden met zijn allen de wedstrijd van Ajax gaan kijken, toen er een vliegtuig kwam overdonderen. Er volgde gegil, de ramen kwamen bijna naar binnen, alles trilde. Het was even stil en toen was er die enorme explosie. Ik ben meteen naar buiten gerend. Er hing een enorme stank. Iedereen die naar de plek toe rende keek om zich heen, want we zagen geen slachtoffers. In rampenfilms zie je dat er overal mensen liggen, en kleding en koffers, dus dat verwachtten we hier ook. Het kwam niet in ons op dat het om een vrachtvliegtuig ging.

Op de plek waar het vliegtuig insloeg, hebben we vroeger gewoond. Op de plaats waar mijn kinderen zijn geboren was niets meer. Dat zet je wel aan het denken, als we daar nou nooit weg waren gegaan... Die hele hoek van de flat was weg.

De eerste brandweerlieden waren snel ter plaatse. Ik ben de brandende flat binnengegaan en zag een oude vrouw liggen. Die heb ik naar buiten getrokken. Daarna vond ik op twee hoog een zwaargewonde jongen. Hij had een groot gat achter zijn oor, daar heb ik drie vingers ingestopt om het dicht te houden. Ik heb hem naar buiten gesleept, het speelplaatsje op. Hij had het koud, ik heb mijn kleren uitgetrokken om hem toe te dekken. Pas twintig minuten later kon hij met een ambulance mee. Hij heeft het godzijdank overleefd.

Ik zie het telkens weer voor me, die mensen die sprongen. We riepen nog: 'We komen je halen, blijf nu toch staan', maar ze sprongen blindelings van de flat af. Van het Rode Kruis kreeg ik een shirtje, want ik had geen bovenkleding meer aan mijn lijf. Van mijn werk bij de Hoogovens was ik hoge temperaturen gewend, ik kan dus goed tegen de hitte. Daardoor kon ik doorgaan, steeds maar weer die flat in. Om een uur of half vier die nacht werden we weggestuurd. Maar ik kon niet slapen. Ik had een nieuw pak aan en dat zat onder het bloed. Ik heb alles in een vuilniszak gestopt en me omgekleed. Ben weer naar buiten gegaan, ik moest gewoon blijven kijken. Ik geloof niet dat ik de week na de ramp ook maar een uur heb geslapen, ik werd steeds naar die plek getrokken, wilde zien wat er gebeurde.

Thuis leidt het natuurlijk tot spanningen. Mijn dochter die zegt: 'Pa, hou nu toch even op over die ramp.' Dat is logisch. Ik ben een keer naar een RIAGG gestapt. 'Meneer, we zitten vol', kreeg ik te horen. Ik denk altijd aan de ramp. Als er een vliegtuig overkomt, wil ik het zien. Als het bewolkt is en ik alleen maar een toestel hoor, word ik onrustig. Natuurlijk wilden we verhuizen, zoals zovelen. De dozen stonden hier ingepakt, maar waar moet je naartoe? Ik heb een mooi huis, uit Amsterdam wil ik niet weg. Dus zijn we gebleven.

Ik ben een andere man geworden. Ik was altijd een ijskoude, maar nu ben ik een emotioneel mens. En zes jaar lang ben ik al verkouden. 's Morgens geef ik over en ik heb geen kracht meer. Dat heeft niets met mijn geest te maken, ik ben niet gek, ik ben ziek! De regering heeft ons in de kou laten staan. En ze hebben niets geleerd, er gebeuren hier regelmatig bijna-botsingen. Ik heb de politie wel eens gebeld en gezegd: kom dan bij mij voor het raam staan, dan zien jullie wat er gebeurt, maar ik vind geen gehoor. Die parlementaire enquete is een lachertje. Het is een toneelstukje om ons zoet te houden.''

Vraaggesprekken Aranka Klomp
Foto's Maurice Boyer

NRCWebpagina's
21 JANUARI 1999

Ooggetuige

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) JANUARI 1999