Het ideale gedicht
in een niet nader aangeduid seizoen
schreef ik in de ik-vorm een tijdloos
en meerduidig gedicht over het raadsel
van het bestaan dat met weemoed en humor
tot nadenken stemde en ontroerde
het had geen strakke vorm er kwamen zeekoeien in voor
en berekeningen van salonbèta's die wel klopten
maar niet van toepassing waren en woorden zoals houtekiet
waarop je niet kunt rijmen alsmede koenraads kleefpastei
en zeezoutwit dat altijd blauwer opdroogt dan je dacht
en iemand die zei hebben jullie dat nou ook
maar niemand had dat ook het was een ideaal gedicht
en maar want toen ik jou toen ik jou zag zitten
leunen en liggen in jouw weergaloze jij-vorm
met het pronte volrijm van jouw deinend distichon
op het dwingend strakke metrum van jouw maten
in fracties van seconden volmaakt expliciet
en eenduidig uitgelicht tot in de volta die een val-
kuil was van tranen in jouw golvende klinkdicht
tussen jouw octaaf omarmend uit graniet gehouwen
en terzinen die dansten als zinnen voor mijn ogen
toen brak lente los van zingen en om nooit meer
na te denken en vloog elke vogel op tot in zijn lied
klopten alle vergelijkingen met jou als onbekende
rijmde mijn bestaan op het raadsel van jouw lijf
lijm van mijn lippen sap van mijn blauwende weemoed
zee van mijn zweefduik zout van mijn loeiende wonden
want zo was jij om nooit meer om te slaan
ik heb je gezoend gelikt gezoend en uitgeknipt
en opgeprikt waar ik jou dag en nacht kan lezen
jij o mijn pure vorm mijn ideaal gedicht
Ilja Leonard Pfeijffer