|
|
|
NIEUWSSELECTIE Stemming Moeten chauffeurs gecompenseerd worden voor de hoge brandstofprijzen? |
Olieprijs weer onder de 30 dollar
Door een onzer redacteuren
Vorige week vrijdag besloten de VS hun strategische voorraad aan te spreken ten einde de olieprijzen omlaag te brengen. Volgens analist Gijs van Dam van Salomon Smith Barney op Schiphol zal de hoofdmoot van deze olie niet vóór november op de markt komen. Hij noemde de prijsdaling in Londen en New York ietwat overdreven. Gisteren verklaarde kroonprins Abdullah van Soedi-Arabië, de grootste olieproducent ter wereld en veruit de grootste OPEC-producent, dat zijn land bereid is zo nodig de productie verder te verhogen. Abdullah deed zijn uitspraak in de Venezolaanse hoofdstad Caracas, waar de OPEC deze week haar 40ste verjaardag vierde. Tot zo'n productieverhoging zal niet eerder worden besloten dan op 12 november, wanneer de olieministers van de OPEC weer in Wenen bijeenkomen. Eerder verklaarde de Iraanse olieminister, Namdar Zangeneh, in Caracas dat de productieverhoging van 800.000 vaten per dag, waartoe de OPEC begin deze maand in Wenen besloot en die komende zondag ingaat, "meer dan genoeg is. De Iraanse president, Mohammed Khatami, beklemtoonde dat Iran (na Saoedi-Arabië de grootste OPEC-producent) er "eerlijk naar streeft om de olieprijzen op een niveau te brengen dat zowel voor producenten als consumenten aanvaardbaar is. Maar daartoe is wel nodig dat de onevenwichtigheid tussen de prijs van ruwe olie, de winsten van de olie-industrie en de accijnzen en belastingen wordt gecorrigeerd, zei hij. Op zijn persconferentie gisteren na afloop van de OPEC-top in Caracas onderstreepte president Chávez van Venezuela (het derde OPEC-land) het belang van een dialoog op hoog niveau tussen de OPEC en de belangrijkste consumptielanden. Chávez zei dat hij afgelopen woensdag, toen hij een gesprek voerde met de Saoedische kroonprins Abdullah, gebeld werd door de Franse premier, Lionel Jospin. Chávez: "We zien uit naar signalen zoals dit en gaan de mogelijkheid na van een directe dialoog tussen de staatshoofden van de OPEC-landen en de staatshoofden [en regeringsleiders] van de ontwikkelde landen, zoals de G8 en de Europese Unie." "Wij willen dan niet simpelweg over olieprijzen praten, wij willen dan ook praten over de buitenlandse schulden, de overdracht van westerse technologie en over de hele reeks aan economische problemen in de wereld", aldus Chávez. Extra olie OPEC lost niet alles op
ROTTERDAM, 29 SEPT. Vandaag vergaderen de Europese ministers van Financiën in Brussel over de aanpak van de hoge aardolieprijzen. Volgende week woensdag is er een spoedbijeenkomst van het Internationale Energie Agentschap (IEA) in Parijs. In de VS is al een eerste beroep gedaan op de strategische aardolievoorraad (SPR) in een poging de prijzen te doen dalen. Eerder deze week heeft de Japanse eerste minister gesuggereerd dat ook Japan zou kunnen besluiten om haar strategische voorraad aan te spreken. Binnen de OPEC is Saoedie-Arabië het enige land dat de productie snel en sterk zou kunnen opvoeren. Daar moet aan worden toegevoegd dat de huidige hoge olieprijzen, zoals IEA en analisten al enige tijd onderstrepen, niet het gevolg lijkt van onderproductie door de OPEC, maar van een schaarste aan brandstof (huisbrandolie en diesel) in de VS. Die hangt weer samen met de beperkte raffinagecapaciteit ter plekke. Extra pompen door de OPEC brengt daarin niet direct verbetering. Voor veel Europeanen kwam het deze week waarschijnlijk als een verrassing dat niet alleen de VS maar ook Europa strategische olievoorraden heeft. Het Europese systeem van noodvoorraden is zelfs ouder en sneller inzetbaar dan dat van de VS. Het kwam tot stand in de jaren tussen 1968 en 1972 en verplicht elke lidstaat voor drie welomschreven categorieën olieproducten voorraden aan te houden gelijk aan minsten negentig dagen van de nationale 'consumptie' van die categorieën. Noorwegen en Engeland, met een zeer hoge eigen Noordzee-productie, mogen voorraden aanhouden die 15 procent lager zijn (dus ongeveer 75 dagen.)Na de Jom Kippoer-oorlog van oktober 1973 werden de VS (en ook Nederland) door een olieboycot getroffen. Op instigatie van de toenmalige Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Henry Kissinger kwam het binnen Oeso-verband in 1974 tot de oprichting van het Internationale Energie Agentschap (IEA) dat in de eerste plaats de macht van het Opec-kartel moest inperken (al mocht het zo niet heten). Frankrijk wenste uitdrukkelijk buiten het IEA te blijven en werd pas in 1992 lid. Het IEA kwam ook met een 90-dagen voorschift voor de grootte van de voorraden, maar baseerde die op de 'netto-import'. Het IEA scheert alle olieproducten over een kam en sluit landen met een belangrijke olie-export (zoals Noorwegen, Engeland en Canada) helemaal uit van de verplichting een voorraad aan te houden. De Europese staten leven dus onder twee stelsels en er zijn in principe dan ook twee supranationale organen die zouden kunnen oproepen, of zelfs verplichten, tot inzet van de voorraden: het IEA en de Europese Commissie. Zowel de EU als het IEA laten in het midden wie het feitelijk (dagelijks) beheer voert over de olievoorraden. Een aantal landen plaatste de verplichte 90-dagen voorraden onder direct beheer van de overheid, soms met een agentschap (zoals de Nederlandse stichting Cova) als tussenpersoon. Heel veel andere (zoals Engeland, Noorwegen, Spanje) lieten de voorraad geheel of nagenoeg geheel bij de oliemaatschappijen. Elk kwartaal geeft het IEA (www.iea.org) in zijn 'Oil Market Report' een overzicht van de voorraden binnen de IEA-landen. Voor de zeven belangrijkste staten gebeurt dit maandelijks. De belangrijkste voorraden liggen in de VS en Japan waar de overheid zeer grote hoeveelheden ruwe olie onder eigen beheer plaatste. De Strategic Petroleum Reserve (SPR) van de VS bestaat uitsluitend uit ruwe olie en is 571 miljoen vaten groot. (Het wereldolieverbruik is 76 miljoen vaten per dag). Hij bevindt zich in oude zoutkoepels die eerder in gebruik waren voor de pekelwinning. In Europa bestaan de olievoorraden waarover de regeringen zeggenschap hebben voor tweederde uit direct inzetbare brandstoffen (benzine, kerosine, diesel). Het veld wordt aangevoerd door Duitsland, Frankrijk en Italië. Duitsland volgde ruwweg het Amerikaanse voorbeeld en bracht veel aardolie onder in zoutkoepels en verder in opslagtanks. Het merendeel van de olieproducten is in handen van het agentschap EBV ( Erdölbevorratungsverband). Drie jaar geleden werd besloten het kleinere deel bij Wilhelmshaven dat onder direct federaal beheer stond af te stoten. Daardoor kan makkelijk de indruk zijn ontstaan (bij de OPEC) dat Duitsland al doende was de olieprijs te manipuleren, zoals deze week werd gesuggereerd. Frankrijk heeft bijna alle olie bij het bedrijfsleven gelaten. IEA-statistiek laat zien dat veel IEA-landen de regerings-voorraden gingen uitbreiden toen de olie halverwege 1998 erg goedkoop werd en daarmee stoptenin de zomer van 1999. Toen de prijs enige maanden daarna snel ging stijgen is weer een bescheiden deel op de markt gebracht. De indruk is daardoor dat de staatshandel in olie die minister Zalm vandaag in de Ecofin-bijeenkomst voorstelde (om de oliepijs binnen een bepaade bandbreedte te houden) al bestaat.
Zie ook:
Olieprijs kan groei vertragen (19 september 2000) |
NRC Webpagina's 29 SEPTEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|