NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 




Overzicht eerdere
afleveringen


 PENSIOEN
 BEWEGING
 POLITIEK
 PARTIJPROGRAMNMA'S
 FISCALE REGELINGEN
 PENSIOENFONDSEN
 FONDSEN
 ALTERNATIEVEN
 VERWARRING
 AOW-PENSIOENEN
 REGELINGEN
 BETALERS
 TIPS
 BOEKEN
 INLICHTINGEN
 LINKS
 GRAFIEKEN

Kabinet zaait verwarring

Rob Goedhart; Rob Goedhart is pensioenconsulent. Met ingang van volgende maand zal hij regelmatig bijdragen leveren voor de pagina 'Geld telt' die elke zaterdag in NRC Handelsblad verschijnt.
Het is september 1995. Bijna juichend melden de media dat we van het kabinet op 55-jarige leeftijd met pensioen mogen. Vanaf het zestigste jaar mag dat met behoud van 70 procent van het laatstverdiende inkomen, mits er 35 dienstjaren zijn behaald. Werk je door na die leeftijd, dan kan dat zelfs oplopen tot honderd procent.

Dit volgt voort uit een serie aanbevelingen die door een commissie onder leiding van de topambtenaar Witteveen van het ministerie van Financiën zijn gedaan. Een serie die de inleiding bleek te zijn voor een nogal verwarrend optreden van het kabinet, met tegenstrijdige uitlatingen van diverse bewindslieden.

Op zichzelf lijkt het al vreemd dat Financiën zich bemoeit met de pensioenen. Daar gaan werknemers en werkgevers over. Dus zou het te verwachten zijn dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het voortouw neemt als het gaat om pensioenregelingen. Via vooral de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) heeft dit ministerie geregeld dat toegezegde pensioengelden buiten de deur van de werkgevers moeten worden gebracht. Ook zijn er allerlei beschermende maatregelen vastgelegd, bijvoorbeeld wat er met de pensioenrechten moet gebeuren bij ontslag, bij verandering van baan, bij echtscheiding, enzovoorts.

Maar over de hoogte van het pensioen en op welke leeftijd dat mag ingaan - waarover de Commissie-Witteveen adviseerde - spreken deze wetten zich niet uit. Het 65ste jaar als pensioenleeftijd is nergens vastgelegd.

De bemoeienis van Financiën valt evenwel te verklaren door de regels die in de Wet op de loonbelasting te vinden zijn. Daarin is vastgelegd dat de lasten die worden besteed aan pensioenrechten buiten de belastingheffing vallen. Eenvoudig gezegd: ze zijn voor werkgever en werknemer aftrekbaar. Het moet dan wel gaan om pensioenrechten die 'niet uitgaan boven wat naar maatschappelijke opvattingen redelijk wordt geacht', aldus deze wet.

Maar wat zijn die opvattingen dan? Vraag een groep veertigjarigen of zij op hun 55ste een pensioen zouden willen krijgen dat tweemaal zo groot is als hun salaris, en de meerderheid zal dit snel 'maatschappelijk aanvaardbaar' achten. Dat gaat het kabinet ongetwijfeld te ver. En dus moesten Witteveen cum suis maar eens vastleggen wat die 'maatschappelijke opvattingen' nu eigenlijk wel inhielden.

Staatssecretaris Vermeend van Financiën omarmde de aanbevelingen van de commissie direct. Vanaf die dag vormden ze enige tijd het 'beleid' waaraan zijn inspecteurs van belastingen zich zouden mogen houden bij de beoordeling van (de kosten van) een pensioenregeling. Foutje? Blijkbaar wel. Want op basis van vragen uit het veld van adviseurs legde Vermeend een aantal aanbevelingen later toch weer minder soepel uit dan aanvankelijk het geval was. Verder wilde de staatssecretaris een aantal zaken via een nieuwe wet regelen en zolang dat niet was gebeurd, moest iedereen zich maar aan de oude (al dan niet in de praktijk ontstane) regels houden.

Nu, ruim twee jaar later, zijn de bewuste wetsvoorstellen nog niet door het parlement. Verwarring alom. Zo moest Vermeend onlangs zijn medewerkers zelfs erop wijzen dat zij echt niet zomaar hun gang konden gaan met allerlei 'Witteveen-aanbevelingen'.

Begin 1996 stelde de baas van Vermeend, minister Zalm, zich in het openbaar de vraag of die ,,zeventig procent pensioen van het eindloon'' niet wat overdone was. Bovendien zei hij dat pensionering op het zestigste jaar toch wel erg vroeg zou zijn. Een standpunt dat duidelijk afweek van dat van zijn staatssecretaris - en van de aanbevelingen van Witteveen cum suis - maar Zalm werd in zijn mening wel ondersteund door minister Wijers van Economische Zaken.

Vervolgens kwam op zijn beurt staatssecretaris De Grave (Sociale Zaken) in het najaar van 1996 met een eigen visie. In een nota stelde hij dat we maar eens van die dure eindloonsystemen af moesten. Pensioen op basis van wat een werknemer gemiddeld tijdens zijn loopbaan zou kunnen verdienen, lag volgens De Grave meer in de redelijkheid: het middelloonsysteem.

Weer een foutje? Blijkbaar wel, want het was maanden stil en pas in het voorjaar van 1997 krabbelde De Grave langzaam terug. En nu heeft hij dan met sociale partners een convenant gesloten, waarin staat dat zij het uiteindelijk zelf mogen uitzoeken, middelloon of niet, mits de kosten maar niet gaan stijgen. Dat houdt dus een versobering van de pensioenregelingen in.

Die versoberingsgedachte kan alleen voortkomen uit het gegeven dat het kabinet - als gevolg van de pensioenopbouw - nu toch wel heel veel directe belastingopbrengsten mist. Verlekkerd kijkt het naar de honderden miljarden bij pensioenfondsen en verzekeraars. Alsof dat geld in een ouwe sok zit; alsof dat niet in (particulier en zakelijk) onroerend goed, in aandelen van het Nederlandse bedrijfsleven en niet te vergeten in staatsleningen zit. Toch ook een niet onbelangrijk economisch gegeven.

Verder gaat het kabinet eraan voorbij dat straks die honderden miljarden door een groeiende groep pensioengerechtigden consumptief zullen worden besteed. Vanaf 2010 is 25 procent van de bevolking 65 jaar of ouder. Moet die groep - als de pensioenrechten versoberd worden - dan voor hun zorg maar weer terug vallen op de dan relatief veel kleinere groep werkenden? Of vreest het kabinet dat degenen die nu in Nederland belasting besparen, straks en masse emigreren? Ach, wat zou het uitmaken als die mensen te zijner tijd in de Europese provincie België, Frankrijk of Spanje hun belasting aan Brussel afdragen?

Ik hoop dat een volgend kabinet een wat eenduidiger visie heeft over de pensioenrechten. En als het daarbij verder kijkt dan zijn eigen regeerperiode lang is, zullen veel pensioengerechtigden straks zeggen: bedankt.

NRC Webpagina's
11 december 1997

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) DECEMBER 1997