NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 




Overzicht eerdere
afleveringen


 PENSIOEN
 BEWEGING
 POLITIEK
 PARTIJPROGRAMNMA'S
 FISCALE REGELINGEN
 PENSIOENFONDSEN
 FONDSEN
 ALTERNATIEVEN
 VERWARRING
 AOW-PENSIOENEN
 REGELINGEN
 BETALERS
 TIPS
 BOEKEN
 INLICHTINGEN
 LINKS
 GRAFIEKEN

Alternatieven: Leven zonder verzekering

Adriaan Hiele
Behalve pensioenen en verzekeringen zijn er meer mogelijkheden om een in financieel opzicht onbezorgde oude dag te regelen: de vierde pijler.

Pensioenfondsen en verzekeraars bezitten een pakhuis vol geld waar zelfs Dagobert Duck niet aan kan tippen. De bewakers van deze gouden berg, die bestaat uit geld van anderen, doen er alles aan om hun bezit te beschermen tegen de 'zware jongens' die belasting willen heffen, pensioenregelingen versoberen of betaalde premies terugvragen, omdat de beleggingen voldoende lijken om alle toekomstige verplichtingen te dekken. Kortom: de overheid dus.

Het pakhuis is intern verdeeld in twee afdelingen: pensioenfondsen en levensverzekeraars. De fondsen zijn in dertig jaar tijd, dankzij de welvaart, uitgegroeid van saaie tweemansafdelingen - grijze chef, jonge rekenaar en brood van thuis - tot omvangrijke, spraakmakende, financiële multinationals die over de hele wereld tot honderden miljoenen gulden per jaar beleggen, uitlenen en investeren. Sommige gedragen zich meer als een grootmacht dan als de eenvoudige, sobere instelling van vroeger die slechts voor de ouderdoms-, weduwen- en wezenpensioenen zorgt.

Levensverzekeraars beheren ook een aanzienlijk deel van de pensioenpot. Zij doen dat voor bedrijven die niet over een pensioenfonds beschikken. Daarnaast sluiten de verzekeraars individuele verzekeringen voor onder meer de oude dag en nabestaanden.

Nu de eenvoudig en goedkoop te administreren confectiepensioenen gaan veranderen in bijna maatwerkregelingen met designachtige trekken, dreigt er onenigheid tussen de twee pensioenbroeders. De fondsen willen hun deelnemers die individuele pensioenverzekeringen moeten sluiten (om een gemis bij te spijkeren) graag binnenboord houden. Zo groeit een pensioenfonds ongemerkt uit tot verzekeraar met een vaste klantenkring (mensen die verplicht moeten deelnemen) en voor je het weet nemen ze een bank(je) over en ontstaat er een nieuw soort geldbedrijf. Op zo'n concurrent zitten de verzekeraars niet te wachten.

Naar buiten toe vormen de twee echter één front als het om pensioenen gaat. Eensgezind verbeelden zij het geheel van toekomstvoorzieningen voor werknemers als een dak dat rust op drie pijlers. Dat bekende symbool is ontleend aan het proefschrift van dr. G. Dietvorst uit 1994.

In de eerste pijler zitten de voorzieningen van de overheid bestaande uit AOW, AAW en ANW - de basis voor iedereen. De pensioenregelingen van werkgevers vormen de tweede pijler. En de derde pijler omvat lijfrenteverzekeringen en kapitaalverzekeringen die iedereen vrijwillig kan sluiten om het ideaalpensioen van zeventig procent van het laatst verdiende salaris te completeren.

Het ligt voor de hand dat de pensioen- en verzekeringswereld dit beeld omarmt, omdat het een directe link legt tussen pensioen en verzekeren, en andersoortige oudedagsvoorzieningen uitsluit. Die twee-eenheid zie je terug in alle discussies (tussen belanghebbenden), publicaties en reclame-uitingen, vooral voor koopsompolissen, ofwel lijfrenteverzekeringen tegen eenmalige betaling van een premie.

Ook het publiek is gepavlovd. Vraag een willekeurig iemand naar zijn pensioenbreuken, -achterstanden en -tekorten, en hij of zij zal geschrokken reageren en beginnen over bijvoorbeeld koopsompolissen en de noodzaak zijn assurantiemannetje te bellen. Hij zal nooit zijn schouders ophalen.

Die fixatie op levensverzekeringen als vrijwillig middel om te sparen voor later is niet verstandig. Er is namelijk een vierde pijler onder het pensioendak. Verzekeraars en hun spreeklakeien verzwijgen die liever, omdat ze er geen belang bij hebben.

Onder deze onzichtbare pijler vallen alle voorzieningen die iedereen zelf kan treffen om 'pensioen-miles' te verdienen. (zie: 'Tien tips').

De voorzieningen in de vrije vierde pijler moeten de fiscale steun van de overheid ontberen, in tegenstelling tot de contractuele besparingen in de pijlers twee (pensioenregelingen) en drie (levensverzekeringen).

Het ontbreekt dus aan een fiscaal vriendelijk alternatief voor alle lagen van de bevolking, ongeacht hun situatie. De overheid bevoordeelt werknemers. Hoewel lang niet iedereen die werkt ook werknemer is, en lang niet iedereen werkt. Weliswaar kennen we bedrijfsspaarregelingen, maar die zijn alleen toegankelijk voor werknemers.

In onder meer de VS en het Verenigd Koninkrijk is men realistischer op dit punt: bijna iedereen kan daar een pensioenpotje in eigen beheer aanleggen. Begin december heeft de regerende Labourpartij in Groot-Brittannië met het nieuwe ISA-systeem (Individual Savings Account) zelfs een verdere stap gezet om die individuele potjes te populariseren.

De inleg mag bestaan uit onder meer geld, aandelen, levensverzekeringen en enkele andere instrumenten tot ten hoogste 5.000 pond per jaar, dus zo'n 16.000 gulden. Een ISA mag niet meer dan 50.000 pond bevatten. Voorlopers van deze regeling gaan op in ISA's.

Men kan zijn potje laten vullen bij vele loketten, ook supermarkten en banken. Wie volgend jaar gaat winkelen in Londen kan dus bij een kassa worden geconfronteerd met de prangende vraag: 'Madam, wilt u pensioen of airmiles?' Opzij leggen of opmaken, that's the question.

NRC Webpagina's
11 december 1997

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) DECEMBER 1997