NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 




Overzicht eerdere
afleveringen


 PENSIOEN
 BEWEGING
 POLITIEK
 PARTIJPROGRAMNMA'S
 FISCALE REGELINGEN
 PENSIOENFONDSEN
 FONDSEN
 ALTERNATIEVEN
 VERWARRING
 AOW-PENSIOENEN
 REGELINGEN
 BETALERS
 TIPS
 BOEKEN
 INLICHTINGEN
 LINKS
 GRAFIEKEN

Pensioenfondsen: Een oude sok gevuld met duizend miljard

Menno Tamminga
Pensioenfondsen vormen een gigantische spaarpot. De afgelopen jaren hebben ze bijgedragen aan een hausse op de effectenbeurs.

Twaalf nullen met een één ervoor. Het is een astronomisch bedrag: het vermogen dat de Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars hebben belegd voor de uitkering van toekomstige en bestaande pensioenen - meer dan 1.000.000.000.000 gulden, bijna het dubbele van de waarde van alle goederen en diensten die jaarlijks in Nederland worden geleverd. De financiële vermogens zijn niet alleen groter dan de waarde van de 'tastbare' economie, zij groeien ook veel harder.

Nederland staat met zijn duizend miljard gulden nummer vijf in de wereld, achter de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Japan en Canada. Nederlanders zijn een spaarzaam volkje, zo heet het, maar die verklaring klopt maar ten dele. Nederland is geen land van vrijwillige, maar van gedwongen spaarders. De honderden miljarden guldens zijn vergaard doordat werkgevers en werknemers pensioenafspraken hebben gemaakt in CAO's. En doordat de overheid deze CAO's algemeen geldig heeft verklaard voor een groot aantal bedrijfstakken.

De duizend miljard gulden is de verborgen rijkdom van Nederland, de stille kracht van de Nederlandse economie. Hoeveel mensen kennen de omvang van hun opgebouwde pensioenrechten? Het is gemiddeld vier keer zoveel als het spaargeld dat zij op de bank hebben staan. Het pensioenbedrag is zo hoog, doordat werkgevers en werknemers hun hele leven lang geld opzij leggen voor het pensioen en het geld al die jaren rendement oplevert, terwijl de uitkeringen pas na de pensioenleeftijd beginnen.

Van dit geld wordt ongeveer 700 miljard gulden belegd door pensioenfondsen die voor ondernemingen en bedrijfstakken werken en 300 miljard gulden door verzekeringsmaatschappijen. De verzekeraars voeren zowel pensioenregelingen van bedrijven uit (net als pensioenfondsen) als individuele pensioenplannen, bijvoorbeeld van mensen die zelf wat extra willen sparen voor later.

De pensioenfondsen worden bestuurd door vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, dat is wettelijk zo geregeld. Het dagelijkse werk, zoals het beleggen van het vermogen en de uitkering van de pensioenen, is opgedragen aan een directie of aan een administrateur.

De fondsen hebben een monopoliepositie. Een werknemer kan niet elders zijn aanvullende pensioen regelen, een werkgever kan in een bedrijfstak slechts na het slechten van menige barrière buiten het pensioenfonds van de bedrijfstak een eigen regeling opzetten.

Deze monopoliepositie is onderhevig aan toenemende kritiek. De vrijstelling voor werkgevers om een eigen pensioenregeling te nemen zal volgend jaar wel worden verruimd, maar het uitgangspunt blijft dat het sociaal noodzakelijk is het verplichte karakter en de collectiviteit te handhaven. De lobby van de werkgevers en werknemers die de pensioenfondsen besturen is nu eenmaal sterk.

Directe invloed op de gang van zaken in pensioenfondsen hebben werknemers en gepensioneerden, de zogeheten deelnemers, niet. Sinds 1990 zijn deze deelnemersraden, die een adviserende rol spelen, wel verplicht, maar slechts een op de vijf pensioenfondsen heeft zo'n raad.

Doordat elk fonds binnen de grenzen van de Pensioen- en Spaarfondsenwet en het toezicht van de Verzekeringskamer zijn gang kan gaan, bestaan er onderling grote verschillen. Terwijl het ene fonds niets ziet in gepensioneerden in het bestuur, zitten zij er bij het pensioenfonds van de Omroep bijvoorbeeld al jaren in.

De kracht van de pensioenlobby is mede gebaseerd op hun eigen overlegcircuits: de bijna 1.100 fondsen van individuele ondernemingen - zoals Shell, Unilever en Philips - hebben de Stichting van Ondernemingspensioenfondsen (OPF). De pensioenbeheerders van complete bedrijfstakken, zoals metaalnijverheid en de bouw, praten in de Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen (VB).

Wat doen de pensioenbeheerders met hun duizend miljard? Staat het op de bank? Zit het in een oude sok? Het meeste geld is in aandelen geïnvesteerd: 225 miljard gulden. Op de tweede plaats, met 211 miljard gulden, staan obligaties, waaronder die van de Nederlandse overheid. In de jaren zeventig en tachtig, toen het begrotingstekort van de overheid een hongerige slokop was, zorgden de institutionele beleggers voor het geld dat de Staat tekortkwam. De afgelopen jaren is dat beeld drastisch gewijzigd. De overheid moet haar tekort beperken omdat anders toetreding tot de Economische en Monetaire Unie van de baan is.

Op hun beurt moeten de beleggers, en dan met name de pensioenfondsen, hogere rendementen realiseren. De eis tot betere prestaties komt van de werkgevers die 'ontdekt' hebben dat pensioenpremies ook echte kosten zijn, die - net als loonkosten - beheerst en liefst verlaagd moeten worden. Dat laatste gaat makkelijker naarmate het pensioenfonds een betere belegger is. Zo hoeft Unilever dankzij de hoge rendementen van zijn pensioenfonds al zeven jaar geen pensioenpremies te betalen. Philips zal waarschijnlijk volgend jaar zelfs voor het eerst geld terugkrijgen van zijn pensioenfonds.

Het rendement op de pensioengelden is ook voor de werknemers en de gepensioneerden van cruciaal belang. De opbrengst van de beleggingen is de belangrijkste inkomstenbron van de pensioenfondsen, niet de premies die werkgevers en werknemers betalen. In 1995 waren de opbrengsten uit beleggingen (45 miljard gulden) ruim het drievoudige van de ontvangen premiebedragen (13,6 miljard gulden). Een procentpunt meer of minder rendement komt neer op 6 miljard gulden extra of 6 miljard gulden gemiste inkomsten.

Om meer geld te verdienen, doen de pensioenfondsen nu wat zij altijd al gewild hadden, maar eigenlijk nooit durfden. Zij investeren op grote schaal in aandelen van bedrijven. Eerst gebeurde dat vooral in Nederlandse ondernemingen, tegenwoordig ook steeds meer in buitenlandse. Het is een verandering van bijna revolutionaire proporties die is beraamd in de achterkamertjes van de geldgiganten. De renteniers gaan weer investeren, niet in het tekort van de overheid, maar in bedrijven die economische dynamiek stimuleren.

De pensioenfondsen zorgden voor een kettingreactie. Hun investeringslust stimuleerde de koersen op de Amsterdamse effectenbeurs. Daarmee werden de lage beurskoersen, een hindernis die het bedrijfsleven meer dan een decennium parten heeft gespeeld, weggevaagd. Dankzij de stijgende koersen konden bedrijven tegen aantrekkelijker financiële voorwaarden kapitaal bij beleggers aantrekken voor een ongeëvenaarde expansie. Ondernemingen als Nutricia, Océ, Aegon, Ahold, ABN Amro en ING konden door reusachtige overnames spelers van Europees of wereldformaat worden.

Waarom zagen de pensioenbeheerders opeens het licht? Nieuwe simulaties met honderden varianten van de verwachte ontwikkeling van bijvoorbeeld de rente, de loonstijging en de inflatie konden de immer conservatieve en risicogevoelige besturen beter overtuigen van het nut van beleggingen. De kuddegeest in de sector deed de rest: als toonaangevende fondsen succesvol zijn met iets nieuws, volgen andere meestal vanzelf.

De jarenlange angst voor aandelen is in sommige opzichten wel begrijpelijk. Beleggingen in aandelen hebben meer risico's dan de obligaties of leningen van de overheid. De kans op faillissement van een bedrijf bestaat altijd. De koersen op de effectenbeurs kunnen bovendien vervaarlijk dalen.

Tegenover deze bedreigingen staat echter een kans die beleggers niet meer durven laten liggen: op langere termijn geven aandelen een beter rendement dan effecten met een vaste rente. Omdat pensioenfondsen beleggers zijn waarvoor de langere termijn het referentiekader is, kunnen zij zich tijdelijke dalingen op de financiële markten veroorloven. Als de beleggers de aandelen maar hebben op het moment dat de pieken worden bereikt. Omdat zowel de dalen als de pieken onvoorspelbaar zijn, is een voorraadje aandelen onontbeerlijk.

Omdat de pieken de afgelopen jaren overheersten, hebben de pensioenfondsen op een ongeëvenaarde manier geprofiteerd van de hausse op de internationale effectenbeurzen. De afgelopen vijf jaar heeft hun dat naar schatting meer dan 250 miljard gulden opgeleverd. Sommige pensioenfondsen maken met hun beleggingen meer winst dan het bedrijf waarvoor zij werken. De nettowinst van transportbedrijf Nedlloyd was vorig jaar 49 miljoen gulden, zijn pensioenfonds verdiende zesmaal zoveel.

NRC Webpagina's
11 december 1997

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) DECEMBER 1997