Zwanenzang van individualist
Joke Mat
De huisarts als solist is aan het
verdwijnen. De samenwerking groeit. In gezondheidscentra of op een
andere manier. Maar dan zonder de overlegcultuur van de jaren zeventig.
,,Je verbetert de kwaliteit van je handelen.''
MIDDENIN nieuwbouwwijk de Doorslag staat de Roerdomp, een van de drie
gezondheidscentra van Nieuwegein. Naast vier huisartsen werken er
fysiotherapeuten, assistenten, een dietist, een verloskundige, een
logopedist, gezinshulpen, wijkverpleegkundigen, maatschappelijk werkers
en een apotheker. Een deel van hen, onder wie de huisartsen, is in
loondienst.
De samenwerking tussen huisartsen neemt toe. Steeds meer huisartsen
willen in deeltijd werken en niet altijd bij nacht en ontij op pad
hoeven. Dat vereist een goede waarneming, wat in een groepspraktijk het
makkelijkst te regelen is.
Vorig jaar waren er in Nederland voor het eerst meer groeps- dan
eenmanspraktijken. Maatschappelijke veranderingen maken ook samenwerking
met andere beroepsgroepen belangrijker, bijvoorbeeld met bedrijfsartsen.
En met de wijkverpleging, want er zijn steeds meer hoogbejaarden die
thuis wonen en intensieve behandeling nodig hebben.
,,De huisarts als solist, dat kan eigenlijk niet meer'', vindt L. Ottes,
arts en adviseur bij de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. ,,Vroeger
kon je de huisarts dag en nacht bellen. Dat is al lang niet meer zo. En
de medische kennis is zo uitgebreid geworden, dat je het haast niet
alleen kunt bijhouden. In een groep kun je elkaar feedback geven.'' Ook
volgens de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) is samenwerking
noodzakelijk, alleen al omdat patienten steeds meer kans hebben bij een
waarnemer terecht te komen. ,,Dan moet er wel een zekere eenheid zijn in
voorschrijfgedrag en bejegening'', zegt woordvoerder F. Seegers.
,,Anders denkt zo'n patient: als het bij de een niet lukt, ga ik het bij
een ander proberen.''
Volgens huisarts Th. Verheij komt het bijna niet meer voor dat een
huisarts helemaal solistisch werkt. Vroegere `waarneemgroepen' zijn
overgegaan in zogenoemde hagro's (huisartsengroepen), die ook overleggen
over voorschrijfbeleid en probleemgevallen. ,,Sommige daarvan opereren
echt op een hoog niveau. Ze doen bijvoorbeeld gezamenlijk aan
nascholing, maken afspraken over de behandeling van ziekten en houden
elkaar daaraan.'' Dat geldt niet voor alle groepen. ,,Er zijn er ook die
nog niet veel verder komen dan waarnemen. Daar valt nog een hoop aan te
verbeteren.'' Zelf vindt Verheij het vak door de samenwerking leuker
geworden. ,,Je verbetert de kwaliteit van je handelen. Zo heb je er veel
meer lol van.''
Nog niet zo lang geleden was de huisarts individualist bij uitstek. De
eerste gezondheidscentra dateren uit de vroege jaren zeventig, toen
jonge, progressieve artsen zich gingen afzetten tegen de gevestigde orde
van alleen werkende huisartsen tegen wie de patient eerbiedig opkeek.
Samenwerken werd hun devies, en inspraak voor de patient. ,,Werken in
een gezondheidscentrum was haast een politieke keuze'', zegt Seegers,
,,een zich afzetten tegen de beroepsgroep die het allemaal zo goed
wist.'' Later verrezen gezondheidscentra ook uit praktische overwegingen
in achterstands- en nieuwbouwwijken, zoals in 1984 de Roerdomp in
Nieuwegein.
Het grootste voordeel van het gezondheidscentrum dat de verschillende
behandelaars elkaar tussen de bedrijven door kunnen aanschieten, vindt
huisarts F. Scholte van De Roerdomp. ,,Ik kan een fysiotherapeut vragen
even mee te kijken. En omgekeerd, als een patient bij een fysiotherapeut
weinig vorderingen maakt, kan die mij er even bij roepen.''
Dat komt de zorg ten goede, vindt Scholte. ,,Straks moet ik bijvoorbeeld
even naar een man over wie de wijkverpleegkundige net tegen mij zei dat
het niet zo goed gaat. Een man van 89, woont alleen, mist een long,
dementeert een beetje, drinkt wat, heeft de neiging zichzelf te
verwaarlozen. Bij zulke mensen is het handig als je naast betrokkenheid
ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebt.''
Als huisartsen al niet spontaan gaan samenwerken, worden ze er nu
voorzichtig toe gemaand. De LHV lanceerde twee jaar geleden het
HOED-concept, Huisartsen Onder Een Dak. De bedoeling is dat HOED-artsen
niet alleen bepaalde kosten delen, maar een gezamenlijk beleid voeren
bij bijvoorbeeld het voorschrijven van medicijnen. ,,Het kan zelfs zo
zijn dat men tot een soort taakverdeling komt'', aldus LHV-woordvoerder
Seegers. ,,Dat een van de huisartsen bijvoorbeeld heel goed is in
ouderenzorg en zich vooral nog daarmee bezighoudt.''
Echte `HOED-en' zijn er nog niet. ,,Het idee is aan het malen in de
beroepsgroep'', zegt Seegers. Maar de HOED zal onder huisartsen beter
liggen dan het gezondheidscentrum, verwacht hij. ,,Die term zal een
aantal huisartsen toch te veel doen denken aan de overlegcultuur van de
jaren zeventig.''
De vier huisartsen van de Roerdomp vergaderen onderling twee keer per
week een half uur. Met drie huisartsen uit een andere wijk in Nieuwegein
vormen ze daarnaast een hagro. Deze komt elke maandagochtend bijeen voor
de `weekendoverdracht', vergadert een avond per maand over inhoudelijke
en organisatorische zaken en bespreekt een avond per twee maanden met
apothekers de keuze van geneesmiddelen.
Verder is er eens in de veertien dagen het `eerstelijnsoverleg' voor
alle behandelaars van de Roerdomp. Hierin komen onder meer patienten aan
de orde die bij drie of meer van hen in behandeling zijn. Af en toe
bespreken de huisartsen apart met de fysiotherapeuten nieuwe
behandelstandaarden voor bijvoorbeeld rugklachten of voor knieproblemen.
Toch is het aantal vergaderingen sterk afgenomen, zegt Scholte. In de
bevlogen begintijd werd er nog veel meer overlegd, ook bijvoorbeeld met
het buurthuis. Hij vindt het goed dat dit is veranderd. ,,Voor een deel
is dat de verzakelijking. En we zitten hier al heel lang samen. Op een
gegeven moment moet de toko natuurlijk ook gewoon draaien.''
Als het aan de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg ligt, maakt de
huisarts over een aantal jaren deel uit van een soort wijkteam, zo
blijkt uit een recent advies. Daarin werkt hij op voet van gelijkheid
samen met een wijkverpleegkundige (verantwoordelijk voor verzorging
thuis) en een praktijkverpleegkundige (die lichte huisartsbehandelingen
uitvoert).
Het liefst zou de Raad hieraan ook een `transmuraalverpleegkundige'
toevoegen, die bij patienten thuis in `ziekenhuiszorg' voorziet en werkt
als verlengstuk van de medisch specialist. Bij wie van deze behandelaars
de `regie' ligt, moet volgens de Raad afhankelijk zijn van de aard van
de aandoening en de benodigde zorg. Zo moeten bestaande
samenwerkingsproblemen, bijvoorbeeld tussen huisarts en thuiszorg en
huisarts en medisch specialist, worden opgelost.
De LHV vindt het een goed idee, maar onderstreept dat de huisarts niet
tot een bepaalde vorm van samenwerking moet worden gedwongen. ,,Een arts
moet zelf kunnen bepalen wat de beste manier van samenwerken is. Voor
zijn wijk en zijn patienten.''
|