Kabinetsbeleid
Voor minister Borst (Volksgezondheid) heeft de alleen
werkende huisarts zijn langste tijd gehad. In de toekomst is er alleen
nog maar plaats voor huisartsen die in groepspraktijken of liever nog in
gezondheidscentra werken. Onderlinge samenwerking is noodzakelijk om als
huisarts een centrale rol in de gezondheidszorg te kunnen vervullen.
De huisarts wordt het centrale aanspreekpunt voor de patient, of het nu
gaat om behandeling in het ziekenhuis, de geestelijke gezondheidszorg of
in de ouderenzorg. Dit kan omdat, zoals Borst voor ogen staat, de
gezondheidszorg regionaler wordt georganiseerd. De samenwerking met een
veranderend ziekenhuis (dat een kleinere centrale kliniek voor de
`zware' patienten krijgt naast regionaal gespreide poliklinieken) kan er
toe leiden dat de huisarts in de toekomst ook praktijk houdt in zo'n
polikliniek.
Maar ook voordat het zover is, verandert er voor de huisarts veel. Zo
wil Borst dat de huisarts ook intensiever contact heeft met de
bedrijfsartsen om het ziekteverzuim onder werknemers te beperken. Ook
moet er een betere samenwerking tot stand komen met psychologen om te
voorkomen dat er te vaak beroep wordt gedaan op dure voorzieningen als
het RIAGG of de psychiatrie.
Volgens de minister is groepsvorming bij de huisartsen ook van belang om
de praktijkverpleegkundige rendabel te kunnen inzetten. Deze man of
vrouw zou een deel van het werk van de huisarts kunnen overnemen. De
huisartsen moeten de verpleegkundigen echter zelf verdienen door
elektronisch medicijnen voor te schrijven wat tot lagere uitgaven voor
geneesmiddelen kan leiden. Een deel van de opbrengst mag dan aan
praktijkverpleegkundigen worden besteed. Volgens de huisartsen zelf
moeten er jaarlijks zeker honderd basisartsen meer aan hun opleiding
beginnen. Borst geeft toestemming voor 36 extra plaatsen. De komende
maanden zal de toegezegde verandering in het honoreringsstelsel
onderwerp van discussie zijn.
|