NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





JOHANN SEBASTIAN BACH
VER WEG, ALTIJD HOORBAAR
ERFELIJKHEID
NIEUWE STIJLEN
HELMUTH RILLING
JOS VAN VELDHOVEN
RESTAURATIE
COUNTERTENOR
GETALLENSYMBOLIEK
VERZAMELAAR
BEWUSTELOOS
BAKEN
TOP TIEN
ACTIVITEITEN
INTERNET




Overzicht eerdere
afleveringen Profiel

Nieuwe stijlen

250 jaar na Bachs dood zoeken symfonie-orkesten en dirigenten moeizaam naar een nieuwe Bachstijl, leven popmuzikanten zich uit in Bachthema's en flirten jazzmusici met rondo's en fuga's van Johann Sebastian Bach.


Symfonie

Het klassieke symfonieorkest is eindelijk voorzichtig begonnen aan de herovering van het repertoire, dat het zich de laatste decennia heeft laten afpakken. De strijd om de meest authentieke uitvoeringsstijl werd gewonnen door de dirigenten en orkesten die zich richtten op een reconstructie van de oorspronkelijke muziekpraktijk. Belangrijke componisten als Bach, Händel en Haydn werden daardoor steeds minder gespeeld door het reguliere symfonieorkest, dat in het verdachtenbankje was terechtgekomen. Het moderne, gestroomlijnd klinkende instrumentarium werd beschouwd als een vervalser van de ware klank en de juiste speelstijl uit de tijd van de barokmuziek.

Orkestmuziek uit de tijd vóór Mozart (1775) staat nog maar uiterst zelden op de concertprogramma's die worden gedirigeerd door dirigenten met een breed repertoire. Ook het nieuwere klassieke repertoire dreigde sterk af te kalven. Beethoven en Schubert worden met veel succes uitgevoerd door orkesten die spelen op historische instrumenten. Een 'authentiek' dirigent als Nikolaus Harnoncourt leidde bij het Concertgebouworkest niet alleen het Mozart repertoire maar ook een Brucknersymfonie. En Frans Brüggen dirigeerde bij het Orkest van de Achttiende Eeuw muziek van de 20ste-eeuwer Igor Strawinsky.

Bach is het symfonie-orkest ontstolen door specialisten in de uitvoering van 'oude muziek'. Bernard Haitink dirigeerde nooit een Matthäus Passion, traditioneel repertoire bij het Concertgebouworkest. Vanaf 1975 leidde de 'Bach-specialist' Nikolaus Harnoncourt de Matthäus Passion en de Johannes Passion, later gevolgd door Ton Koopman en Frans Brüggen. Haitinks opvolger Riccardo Chailly zei in 1988 zoveel ontzag te hebben voor Bach, dat hij pas in het jaar voor zijn dood diens muziek tot klinken zou durven brengen.

Maar inmiddels is Chailly daarvan teruggekomen. In maart 1999 dirigeerde hij in Amsterdam zijn eerste Matthäus Passion, nadat hij in Zwitserland en Italië had geoefend. Chailly stond bij zijn interpretatie voor een moeilijke keuze, want de marges zijn hier smal. Wanneer men niet wil teruggrijpen op het verleden is het aantal 'nieuwe' uitvoeringsstijlen voor Bachmuziek zeer beperkt.

Tot nu toe kan men er grosso modo vijf onderscheiden. De eerste was uiteraard de historische praktijk, die van Bach zelf, voorgoed verdwenen bij zijn dood in 1750. Sindsdien probeerde men op verschillende wijzen recht te doen aan Bach, soms door zijn muziek juist aan te passen aan moderne speelwijzen en eigentijdse opvattingen. Mendelssohn leidde in 1829 een uitvoering van de Matthäus Passion - een eeuw na de première - die was gecoupeerd en werd gezongen en gespeeld door een groter koor en orkest dan Bach ooit had gezien. Die 'romantische' stijl hield in verschillende verschijningsvormen bijna anderhalve eeuw stand. Mengelberg († 1951) was expressief, meeslepend en indrukwekkend. Otto Klemperer († 1973) had een monumentale, uiterst langzame Bach-stijl. Sir Georg Solti († 1997) was de laatste - krachtig en gepolijst musicerend.

Al in de jaren twintig van de vorige eeuw was er daarnaast een lichtere, meer 'verantwoorde' en doorzichtiger stijl, in ons land voorgestaan door dr. Anthon van der Horst en Eduard van Beinum, in Duitsland door Helmuth Rilling. Sinds de jaren vijftig kwam de 'authentieke' richting op, met dirigenten als Nikolaus Harnoncourt en Gustav Leonhardt, die op radicale wijze de oorspronkelijke Bach-stijl zoveel mogelijk probeerden te benaderen. Die strengheid verwaterde ook weer: Harnoncourt, Koopman en Brüggen stonden ook voor 'moderne' orkesten.

Na die vijf stijlen is het nu zoeken naar de 'zesde' weg. Chailly's Matthäus klonk - op de goede manier - op basis van zijn ervaring als operadirigent: met een uitgekiende opbouw van het drama, dat werd geacccentueerd met steeds langere stiltes. Bachs Eerste suite, die hij in december vorig jaar dirigeerde, klonk de eerste keer saai en vlak. Bij een latere uitvoering was er duidelijk meer reliëf. Het wezenlijke onderscheid met vorige 'verlichte' opvattingen is nog allerminst duidelijk, maar dat zal er ongetwijfeld zijn bij de volgende Bach-herdenking.

KASPER JANSSEN

Terug naar boven

 


Pop

Paul Simon baseerde in 1974 zijn American tune op een passage uit de Matthäus Passion, schrijft Arnold Rijpens in het standaardwerk over coverversies in de popmuziek The Originals. Daarmee was Simon niet de eerste popmuzikant die zich liet inspireren door het werk van Johann Sebastian Bach. De Engelse popgroep Procol Harum gebruikte het Air van Bach in 1966 als basis voor de hit A whiter shade of pale, overigens zonder melding te maken van de oorspronkelijke componist. Jethro Tull haalde een vergelijkbare stunt uit met Bachs Bourée, in een met veel valse lucht aangeblazen hitversie die geheel werd toegeschreven aan fluitist Ian Anderson.

Zo ver durfde de Nederlandse groep Ekseption niet te gaan, want op hun hitsingle Air stond de keurige vermelding J.S. Bach/arr. Ekseption. Thijs van Leer maakte de Bach-cantates Agnus Dei, Erbarme Dich en Bist Du Bei Mir op zijn succesvolle Introspection-platen rijp voor het new age-publiek. Zelfs in The Beatles' All you need is love is een thema van Bach verwerkt, zij het overstemd door Glenn Millers In the mood.

Het jaar 1969 van bovengenoemde tophits van Ekseption en Jethro Tull was het onbewiste Bach-jaar in de popmuziek. De klassiek geschoolde popgroep The Nice gaf een funky draai aan het Brandenburg Concerto No. 6, in een medley met het niemendalletje Country pie van Bob Dylan. Toetsenman Keith Emerson van The Nice, die opzien baarde doordat hij zijn Hammondorgel met messen te lijf ging, zou later met de 'supergroep' Emerson, Lake & Palmer ook andere werken van J.S. Bach onder handen nemen.

The Nice, Country Pie Brandenburg Concerto No. 6 The Nice, Country Pie Brandenburg Concerto No. 6

Een nog controversiëler Bach-vertolker was de Amerikaanse geluidstechnicus en organist Walter Carlos, die in samenwerking met uitvinder Robert A. Moog het plan beraamde om werken van Bach op de nog in het ontwikkelingsstadium verkerende Moog-synthesizer uit te voeren. De resulterende elpee Switched-on Bach werd een onverwachte millionseller, die het maar liefst 310 weken volhield in de album-hitparade en die nog altijd te boek staat als de best verkochte 'klassieke' plaat aller tijden.

De noviteit van Switched-on Bach veroorzaakte een wervelstorm in de popmuziek. Toonaangevende popmuzikanten als The Beatles, Stevie Wonder en Kraftwerk raakten erdoor overtuigd van de mogelijkheden van de synthesizer. Robert Moog stond aan de wieg van de ontwikkeling van de huidige polyfone, aanslaggevoelige en 'zelfdenkende' synthesizers die vooral in de housemuziek opgang hebben gemaakt. Walter Carlos raakte in de vergetelheid na zijn beklemmende soundtrack van Stanley Kubricks A Clockwork Orange, waarop klassieke orkestwerken werden afgewisseld met Carlos' blikkerige synthesizersonates.

Switched-on Bach Switched-on Bach

Een pasverschenen cd-box met Carlos' Bach-bewerkingen (Switched-on Boxed Set) is echter om twee redenen uiterst curieus. In de eerste plaats wordt nergens vermeld dat de Wendy Carlos aan wie het virtuoze spel wordt toegeschreven, vroeger een man was. Zelfs op de hoesafbeeldingen van Switched-on Bach I & II, The Well-Tempered Synthesizer en Switched-on Brandenburg is de naam Walter veranderd in Wendy. Daarnaast blijft het een bijzondere ervaring om de Brandenburgse concerten en Jesu, Joy of Man's Desire omkleed te horen met bliepgeluiden en white noise. Zo radicaal is Bach later nooit meer aangepakt, ook niet door violist Nigel Kennedy die als toegift na een concert met heftige Jimi Hendrix-nummers altijd graag een lekker moppie Bach mag spelen.

Walter/Wendy Carlos: Switched-on Boxed Set. ESD 811422/Munich

JAN VOLLAARD

Terug naar boven

 


Jazz

'Ik zong al Bach toen ik nog in de luiers lag', dat soort dingen hoor je wel eens. Bij ons thuis waren ze niet Bach-bewust maar wel heel kerks waardoor ik toch al jong met Hem in contact kwam. Bij het uitgaan van de kerk bijvoorbeeld wanneer de organist na zijn verplichte slepende lijnen, eindelijk mocht improviseren. Vaste kost was Bach in de vastentijd, vooral de heilige week voor Pasen. Dat het door ons meegejankte 'Oh hoofd vol Bloed en Wonden...' een stukje uit de Matthäus Passion was, ontdekte ik pas jaren later. Ik zat toen al tot mijn nek in de jazz, maar dat zat mijn gevoel voor Bach niet in de weg.

Zo kwam het dat ik begin jaren zeventig na een trip door Oost-Europa behalve met een Tsjechische plaat van Duke Ellington thuis kwam met Dobre Temperovany Klavir met Zuzana Ruzickova op klavecimbel. Dat ook (jazz)pianist Keith Jarrett deze 48 stukken nog eens in een 'straighte' klavecimbelversie op de plaat zou zetten, kon op dat moment niemand vermoeden.

Keith Jarrett (Foto: Wolfgang Frankenstein) Keith Jarrett (Foto: Wolfgang Frankenstein)

Dat Bach in jazzkringen werd gewaardeerd was ook een kwestie van meedoen omdat er nogal wat jazzmusici waren die met hem flirtten. Met name pianist John Lewis speelde niet alleen de vertrouwde blues en songs, maar waagde zich ook aan rondo's en fuga's en 'Third Stream'- muziek van langere adem. Het meeste hiervan beklijfde niet, maar één stuk van Lewis werd klassiek: zijn doorwrochte miniatuurtje 'Django' waar ook J.S. zich wel bij zou voelen. Ook Nederlandse jazzo's deden aan Bach, zoals pianist Louis van Dijk en fluitist Chris Hinze. De meeste critici waren er niet blij mee.

Wat 'echte' muziekfans ook niet mooi mochten vinden was de verjazzde Bach van de Franse pianist Jacques Loussier. Zijn lp Play Bach, die in '60 op het label Decca verscheen werd goed verkocht en er volgden in een paar jaar nog vier delen. Hoe populair deze platen waren blijkt uit het feit dat ik ze onlangs in één klap terugvond in de tweedehandsbakken van platenzaak Concerto in Amsterdam.

Jacques Loussier, Air: Ekseption Concerto Jacques Loussier, Air: Ekseption Concerto

Dat de Decca-reeks niet op cd is gezet heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat Loussier in '85 onder de titel The Best of Play Bach opnieuw begon met deels hetzelfde repertoire. Met name de choraal 'Jesu, Joy of Man's Desiring' komt telkens terug, ook op het vorig jaar verschenen The Bach Book - 40th Anniversary Album, net als de 'Prelude no 1'.

Mijn favoriete J.S. Bach is het Brandenburgische Konzert Nr 6 B-Dur. Om het schrijnende pathos uit het Adagio dat doet denken aan het beste van de saxofonisten Johnny Hodges, John Coltrane en Albert Ayler. En om de formidabele 'schwung' van het eerste Allegro dat mij onder alle omstandigheden onbedaarlijk aan het dansen krijgt. Kerk en kroeg verenigd in zo'n perfecte balans, waar vind je dat in de klassieke muziek? Dat Bach een vrome Lutheraan was die in 1750 overleed, is dan ook pure geschiedvervalsing. De formidabele hakkebordspeler Jasha 'Swing' Bach is een onlangs op de Balkan ontdekte katholieke zigeuner met een jazz-tic van Berlijn tot Bombay.

Keith Jarrett: Das Wohltemperierte Klavier Buch I (ECM New Series 1362/63 en Buch II (idem 1433/34).

Jacques Loussier: The Very Best of/Air on a 'G' String (Music Club CD 399) (een goedkope cd met een selectie uit The Best of Play Bach). idem: The Bach Book/40th Anniversary Album (Telarc 83474).

'Von Bach to Brubeck', onder deze titel geeft jazzpianist Dave Brubeck op 24 april een concert in Carré in Amsterdam met zijn kwartet en het kamerorkest Schloss Werneck o.l.v. dirigent Russell Gloyd.

FRANS VAN LEEUWEN

NRC Webpagina's
24 FEBRUARI 2000


   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) FEBRUARI 2000