NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





ANNO '00
BEWONERS
NORMALE IS VERANDERD
SASSENHEIM
SOCIOLOGEN
GELOOF
WELVAART
ONDERZOEK
GEZINSLEVEN
DOOD
POLITIEK
DE BUURT
MILLENNIUMNACHT



Overzicht eerdere
afleveringen Profiel

Onderzoek

Het onderzoek dat in de jaren vijftig door de (Tsjechische) socioloog Gadourek in de Zuid-Hollandse gemeente Sassenheim is gehouden en het onderzoeksverslag over de jaren negentig in hetzelfde dorp van de sociologen Schuyt en Van den Brink levert over diverse maatschappelijke opvattingen vergelijkingsmateriaal op: over kerkbezoek, politieke voorkeuren, enzovoorts.

Geloven in God | Opvoeding | VVD Gegroeid


Geloven in God


De vraag 'gelooft u in God' was voor de Sassenheimers van 1950 een eenvoudige ja/nee-vraag. Bijna iedereen, 98 procent, antwoordde met 'ja'. Toen dezelfde vraag in 1993 aan een steekproef van Sassenheimers werd voorgelegd kregen de onderzoekers veel antwoorden als 'nou ja, een god'. De vraag is kennelijk niet meer zo eenvoudig. De hogere macht wordt totaal anders geïnterpreteerd dan in de jaren vijftig.

Ruim driekwart van de ondervraagden in het begin van de jaren vijftig ging ten minste één keer per week naar de kerk. Daarmee vormde Sassenheim waarschijnlijk meer dan gemiddeld in Nederland een religieuze en kerkse gemeenschap. Of misschien moet je zeggen gemeenschappen, want niet iedereen ging naar dezelfde kerk. Bijna de helft van de bevolking was katholiek, ruim een vijfde hervormd en ruim een vijfde gereformeerd.

De invloed van de kerken had er onder meer toe geleid dat het plaatselijke zwembad op zondag dicht was, ook al was het nog zulk stralend weer, en dat er aparte baden voor mannen en vrouwen waren. Toch signaleert een van de zegslieden van Gadourek al een verzwakking van de kerkmoraal, vooral bij fabrieksarbeiders. Die zouden tijdens de lunchpauze veelvuldig in aanraking komen met leden van andere kerken. Religieuze kwesties, die daarbij regelmatig ter tafel kwamen, zouden mensen in verwarring kunnen brengen, doordat ze geen antwoord hadden op allerlei vragen. Dat strookt met de enquête, waarin 30 procent antwoordt eigenlijk nauwelijks over religieuze kwesties na te denken, ook al was men wel lid van een kerk.

,,Wat Gadourek in 1950 aantrof was de verzuiling op zijn breedst'', zegt onderzoekster Gabriël van den Brink nu. ,,Hij suggereerde een duidelijke invloed van het gemeentebestuur en de kerk op bijvoorbeeld het kindertal. Dat was misschien in letterlijke zin wat overdreven, maar er was wel sprake van een druk van de geestelijkheid op het privéleven. De invloed van de zuilen was groot, en ze waren ook geheel gescheiden.'' Meer dan tachtig procent had er bezwaar tegen als een kind zou trouwen met iemand van een ander geloof.

Dat is allemaal dramatisch veranderd. Velen geloven nog wel vaak in 'iets van een god', maar het kerkbezoek is enorm afgenomen. En wat er over is aan trouwe kerkgangers, zijn vooral ouderen. Toch is Sassenheim naar nationale maatstaven nog altijd religieus. Schuyt: ,,De secularisatie ging er minder hard dan in Nederland als geheel. Die secularisatie zit ook meer in de verdwenen invloed van het geloof op het dagelijks leven dan in het verdwijnen van het geloof zelf.''

De reserve die een halve eeuw geleden bestond ten opzichte van relaties met mensen van een ander geloof is vrijwel volledig verdwenen, in elk geval voorzover die tot uiting komt in antwoorden op enquêtevragen. Tegen een huwelijk van een eigen kind met iemand van een ander geloof heeft 95 procent geen bezwaar. Schuyt: ,,De beleden tolerantie is erg groot. Die geeft ook de publieke norm weer. Nu is de vraag of dat tolerantie is of onverschilligheid. Je ziet dat de wereldse normen ook in zo'n dorp zijn doorgedrongen. Dat is de invloed van het onderwijs, van de televisie. Het verdwijnen van die reserve jegens relaties met iemand van een ander geloof is dus niet zonder meer onverschilligheid. Men vindt echt dat die moeten kunnen.''


Geloven in God | Opvoeding | VVD Gegroeid

Opvoeding

In het begin van de jaren vijftig had een kwart van de gehuwde vrouwen boven de 45 acht of meer kinderen. Zulke grote gezinnen zijn inmiddels een zeldzaamheid geworden in Sassenheim. Twee kinderen is de norm geworden, drie komt wel regelmatig voor, maar vier of meer veel minder.

,,Sassenheim is in dit opzicht drastisch veranderd, maar het hield hierin keurig gelijke tred met de rest van Nederland'', aldus Schuyt. ,,Het betekent dat de kinderen van nu minder broertjes en zusjes hebben. Dat heeft consequenties voor de opvoeding.'' Ook de toename van buitenshuis werken door vrouwen en het krijgen van kinderen op latere leeftijd is daarop van invloed.

,,In die grote gezinnen van destijds vond de opvoeding vooral plaats in de marge van het huishoudelijk werk'', zegt Van den Brink. ,,In de kleine gezinnen van nu wordt er meer op de kinderen gelet. De interactie tussen ouders en kinderen wordt intensiever.''

Dat kinderen tegenwoordig veel meer mogen dan vroeger, is dan ook zeker niet zonder meer waar. ,,Integendeel'', zegt Van den Brink, ,,uit onze gegevens blijkt dat ouders vroeger meer door de vingers zagen. Er wordt nu intensiever opgevoed. Er wordt meer beloond en meer gestraft. Vaak treden beide ouders corrigerend op.''

,,Ook de inhoud van beloning en straf is veranderd'', vult Schuyt aan. ,,Materiële straffen, zoals slaan, verdwijnen langzamerhand en er komen immateriële straffen voor in de plaats, zoals geen televisie mogen kijken. Ook beloningen krijgen steeds meer een mentaal karakter.''

De meer expliciete opvoeding roept de vraag op hoe deze zich verhoudt tot de brede maatschappelijke tendens van individualisering. Over individualisering bestaan veel misverstanden. Deze ontwikkeling betekent dat individuen vrijer zijn geworden in het maken van keuzes over hoe ze hun leven inrichten, en minder afhankelijk van buurt, kerk, familie of sociale klasse. Maar individualisering betekent niet dat mensen niet meer tot sociale verbanden behoren.

,,Spelletjes spelen in het gezin neemt bijvoorbeeld niet af'', constateert Van den Brink. De onderzoeksresultaten uit Sassenheim vormen daarmee een bevestiging van het jongste tijdbestedingsonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ook daaruit bleek dat er geen sprake is van een teloorgang van het gezinsleven.

Het opleidingsniveau ligt nu aanzienlijk hoger dan in de jaren vijftig. Daarin verschilt Sassenheim niet van de rest van Nederland. Wel geldt nog steeds dat de rijke bollentelers weinig belang hechten aan onderwijs, ook voor hun eigen kinderen. Dat hun handel zich inmiddels tot een wereldwijde heeft ontwikkeld, doet daar niets aan af.

Geloven in God | Opvoeding | VVD Gegroeid

VVD GEGROEID


Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1952 haalden de confessionele partijen samen bijna 90 procent van de stemmen in Sassenheim. Daarmee was deze gemeente een duidelijk confessioneel bolwerk. In 1994 was die overweldigende meerderheid geslonken tot een grote minderheid van 35 procent. Dat was nog altijd ruim boven het landelijk gemiddelde, maar de deconfessionalisering van de politiek heeft ook het bollendorp niet ongemoeid gelaten, hoewel het CDA ten tijde van het nieuwe onderzoek nog wel de grootste partij was.

De liberalen hebben het meest geprofiteerd van de deconfessionalisering, vooral de VVD. Bij de Kamerverkiezingen van 1998 - na afsluiting van de dataverzameling voor het onderzoek - werd deze partij de grootste en slonk het CDA tot minder dan 25 procent. De sterke positie van de VVD is in overeenstemming met die van de relatief hoge inkomens. Sassenheim behoort (net) tot de honderd rijkste gemeenten van Nederland, gerekend naar gemiddeld inkomen per inkomenstrekker. Het politieke palet van Sassenheim lijkt daarmee sprekend op dat van andere bollengemeenten als Lisse en Hillegom.

De Hein Baderstraat, waar NRC Handelsblad oud en nieuw doorbracht, behoort overigens niet tot de rijkere delen van het dorp.

Begin jaren vijftig was een derde van de ondervraagde Sassenheimers lid van een politieke partij. Die vorm van betrokkenheid bij de politiek is volkomen verdwenen. ,,Het lidmaatschap van politieke partijen is gedaald tot bijna nul'', constateert Schuyt. ,,De ontzuiling heeft duidelijk vorm gekregen: de relatie tussen religie en stemgedrag is drastisch gewijzigd en de naar zuil georganiseerde vorm van politieke organisatie is verdwenen.''

Wat wel gebleven is, constateren de onderzoekers, zijn de centrale figuren in de lokale politiek. Gadourek constateerde dat begin jaren vijftig de voormannen van de zuilen alle touwtjes in handen hadden. Ze zaten in de gemeenteraad of waren wethouder, maar waren bijvoorbeeld ook lid van de kerkeraad, voorzitter van het schoolbestuur en bestuurder van de middenstandsvereniging. Bovendien bekleedden ze die functies niet zelden decennia lang. Zulke opeenstapelingen van functies kwamen begin jaren negentig nog steeds voor in de gemeentepolitiek. De restanten van de verzuiling bleven op die manier zichtbaar in personele unies.

NRC Webpagina's
6 JANUARI 2000

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) JANUARI 2000