Een nuttige vriendschap gaat lang mee
Door Josef Joffe
Het Marshallplan is een van de grote
mijlpalen in de Europese geschiedenis, maar goedbeschouwd een heel
kleine. De West-Europeanen zouden 19 miljard dollar aan goederen, geld
en leningen ontvangen. Wanneer rekening wordt gehouden met inflatie, zou
dat in deze tijd op 100 miljard dollar neerkomen. Eenzelfde bedrag
steekt de Bondsrepubliek ieder jaar in de voormalige DDR.
Het leeuwendeel (een kwart) was voor Engeland, de op één
na grootste portie (een vijfde) ging naar Frankrijk. De Westduitsers
moesten genoegen nemen met tien procent, een deel dat nog verder
verschrompelt als men het omslaat over het aantal inwoners: 19 dollar
per Westduitser.
En toch heeft nooit eerder in de geschiedenis zo'n geringe investering
zo'n grote winst opgeleverd - voor de Amerikanen, de Duitsers, de
Europeanen. Het woord winst wordt hier niet alleen in economische
betekenis gebruikt. Want puur economisch gezien was de Marshallhulp geen
toverstafje dat van het ene moment op het andere de wederopstanding van
West-Europa bewerkstelligde.
West-Europa hoefde immers niet opnieuw te worden geschapen, zoals
tegenwoordig Oost-Europa of Rusland. Het was er al, met functionerende
politieke instellingen, met een markteconomische traditie, know-how en
geschoolde arbeiders. Het Marshallplan was niet de brandstof van de
economische raket, maar slechts de ontstekingsvonk, sterker, toen in
1948 de hulp op gang begon te komen, draaide het economisch herstel van
West-Europa reeds op volle toeren.
Nee, het toverstafje was van politieke aard, in het bijzonder voor
Westduitsland en daardoor voor heel West-Europa.
Achter de 19 dollar voor iedere Westduitser ging een fantastisch
politiek geschenk schuil, waarop geen Duitser twee jaar na de
vreselijkste aller oorlogen had durven hopen. Hadden de Duitsers niet
verwacht dat hun nu een Versailles in het kwadraat zou worden opgelegd?
Bezetting, herstelbetalingen, uitsluiting, onderwerping zonder einde?
En nu zat de meest gehate natie ter wereld plotseling met Frankrijk en
Engeland, de overwinnaars, in hetzelfde schuitje. In plaats van de zweep
kwam de uitgestoken hand uit Amerika. In plaats van straf de uitnodiging
tot de gemeenschap van vrije volkeren toe te treden.
Laten we dit met Versailles vergelijken: destijds kreeg de republiek van
Weimar geen geld, maar moest voor miljarden herstelbetalingen doen. In
plaats van kapitaalimport was het motto 'herstelbetalingen'. In plaats
van vrije handel en de openstelling van de Amerikaanse markt begon na
1919 het zwarte hoofdstuk van het protectionisme en de concurrerende
devaluatie.
Alles wat het Westen in Versailles fout had gedaan, deed het ditmaal
goed - en dat verklaart waarom de republiek van Bonn niet tot
Weimar-republiek werd.
Beslissend was ook dat het Marshallplan het begin van de Europese
integratie inluidde. Deze begon niet in 1952 met de Kolen- en
Staalgemeenschap, maar in 1947, toen de Amerikanen ongeveer het volgende
tegen de West-Europeanen zeiden: Als jullie ons geld willen hebben,
kunnen jullie niet ieder afzonderlijk in Washington komen bedelen.
Jullie moeten bij elkaar gaan zitten, jullie eigen plannen maken en
samen beslissen hoe de middelen moeten worden verdeeld.
Zo werden eeuwenoude vijanden met zachte Amerikaanse hand tot integratie
gedwongen, zo werd een wonder in de Europese geschiedenis geboren. Het
waren de Amerikanen die de Fransen duidelijk maakten dat de
aartsvijandschap verleden tijd was. Zonder overeenstemming met de
Duitsers zouden ook de Fransen niets krijgen. Tandenknarsend moest
Frankrijk zich gewonnen geven; het was ook het begin van het 'huwelijk'
Parijs-Bonn. De vroegere bondskanselier Helmut Schmidt zegt hierover in
Foreign Affairs: 'De opkomende Europese Unie is een van de grootste
prestaties van Amerika: zonder het Marshallplan was zij nooit tot stand
gekomen.'
Doorslaggevend was uiteindelijk dat het Marshallplan, evenals de redding
van West-Berlijn tijdens de Sovjetblokkade, een jaar later, het begin
vormde van een fantastische 'vriendschap' tussen Duitsers en Amerikanen.
Er ontstond een partnerschap dat een onuitwisbaar stempel op de
naoorlogse geschiedenis van Europa zou drukken.
Aanvankelijk werkte dit partnerschap indirect. Doordat Amerika, anders
dan na 1919, zijn militaire aanwezigheid in Europa handhaafde, gaf
Washington de andere Europeanen te kennen: 'Jullie moeten niet bang meer
zijn voor de Duitsers. Wij zijn hier om jullie te beschermen, niet
alleen tegen de Russen, maar ook tegen de Duitsers, die gedurende deze
eeuw twee keer de hegemonie naar zich toe hebben willen trekken.'
Alleen zo konden ze in het bijzonder Frankrijk ertoe bewegen de
herbewapening en de Westduitse integratie in de NAVO te accepteren.
Alleen zo konden de Europeanen tot het besluit komen in het grote
experiment van de Europese integratie de Duitsers de hand te reiken. Met
hun permanente aanwezigheid beschermden de Amerikanen de Europeanen
tegen Duitsland en de Duitsers tegen zichzelf en doordat ze zowel naar
binnen als naar buiten de veiligheid waarborgden, legden ze de grondslag
voor de democratische ontwikkeling van Duitsland en Europa. Dictators
kunnen niet tot wasdom komen op een plaats waar geen veiligheidsprobleem
meer bestaat. Anders dan na 1919 konden totalitaire machthebbers in spe
voor hun doeleinden niet door manipulatie een bedreiging van buitenaf in
het leven roepen om zo binnenslands de vrijheid en de democratie te
vernietigen.
Er ontstond een belangenharmonie tussen Washington en Bonn, die tot aan
de grote veranderingen van 1989/90 standhield. George Bush was de eerste
die, in tegenstelling tot Mitterand en Thatcher, reeds in de herfst van
1989 verklaarde dat Amerika geen problemen met de hereniging van
Duitsland zou hebben.
Als Helmut Kohl nu op de historische prestatie van de hereniging kan
terugzien, maar deze keer zonder Blut und Eisen, heeft hij dit wonder
aan de Amerikanen te danken. Zij hebben de Fransen, de Engelsen en de
Nederlanders bewerkt en daarna in een volhardende strijd met Gorbatsjov
het ene na het andere rotsblok dat de weg naar de Duitse eenwording
versperde, verwijderd.
Hoe zal het verder gaan? Amerika en Europa hebben elkaar niet meer zo
nodig als tijdens de Koude Oorlog. Beide kanten richten zich op
binnenlandse aangelegenheden en op andere prioriteiten in het
buitenland. De wereldmacht Amerika moet zich bezighouden met het Nabije
Oosten, China, Noord-Korea en Zaïre. De Europeanen trachten met
behulp van de monetaire unie de volgende, de grootste, stap naar het
verenigde Europa te nemen.
Maar anders dan de Fransen weten de Duitsers dat er geen Europese
veiligheid bestaat zonder Atlantische veiligheid. Ze hebben, evenmin als
Nederland, met Frankrijk de protectionistische instincten gemeen.
Terwijl Frankrijk hoofdzakelijk verdieping van de integratie nastreeft,
wenst Duitsland verbreding, ook naar het Oosten. Dat zijn sterke
belangenovereenkomsten, die Bonn wederom aan Washington binden. De
belangen van Bonn dicteren dat de Europese Unie niet de 'vesting-Europa'
wordt, die een front tegen Amerika vormt.
Wat in de dagen van het Marshallplan en de blokkade van Berlijn
ontstond, blijft dus ook na de Koude Oorlog bestaan: een vriendschap die
niet gebaseerd is op gevoelens maar op belangen. In het verkeer tussen
de staten zijn belangen duurzamer dan dankbaarheid en herinnering.
Josef Joffe is
buitenlandcommentator van de Süddeutsche Zeitung.
|