HET MARSHALLPLAN (1947)
INLEIDING
VOOR HET VRIJE WESTEN
"TOESTAND IN DE WERELD IS ERNSTIG"
TOTALE ONMONDIGHEID
NUTTIGE VRIENDSCHAP
AMERIKANISERING
EXISTENTIEEL VERTROUWEN IN VS
EN NU OOST-EUROPA
HISTORISCHE VRAAGTEKENS
|
'Toestand in wereld is ernstig'
,,Ik hoef u niet te vertellen, mijne heren, dat de
toestand in de wereld zeer ernstig is. Dat moet ieder intelligent mens
duidelijk zijn.'' Zo begon George C. Marshall, de Amerikaanse minister
van Buitenlandse Zaken, op 5 juni 1947 zijn rede aan de
Harvard-Universiteit.
Deze toespraak vormde het startsein voor het na-oorlogse Europese
hulpprogramma dat bekend staat als het Marshallplan. De Organisatie voor
Europese Economische Samenwerking, voorloper van de huidige OESO, werd
opgericht om in samenwerking met de regering van de VS de distributie
van de hulp te organiseren.
Marshalls betoog moest het Amerikaanse publiek, en vooral het
Amerikaanse Congres overtuigen van de noodzaak voor grootschalige
financiële steun voor Europa. Ernstiger dan de zichtbare
verwoestingen, aldus de minister in zijn toespraak, was de ontwrichting
van de infrastructuur van de nationale economieën. Europa zat
gevangen in een vicieuze cirkel; om honger en kou te bestrijden moesten
regeringen hun dollarreserves aan voedsel en brandstof uitgeven, en
konden ze hun kostbare deviezen niet voor de wederopbouw investeren.
Vier jaar economische steun moest het oprukkende communisme in een
verarmd Europa tegenhouden, en de ineenstorting van de wereldhandel
voorkomen. De steunoperatie was een totale breuk met de politiek van
splendid isolation, die de Verenigde Staten tijdens het Interbellum
hadden gevoerd.
De Amerikaanse regering zag de oplossing in Europese economische
samenwerking, en stelde als voorwaarde voor hulp dat er een permanente
Europese organisatie opgericht moest worden.
Het Marshallplan kwam er op neer dat Europese landen de uit het
dollargebied te importeren goederen betaalden met nationale valuta. De
Amerikaanse exporteur ontving dollars van de eigen regering en de
importeur stortte zijn betaling in nationale valuta op een zogenoemde
tegenwaarde-rekening. Met dit tegenwaardegeld loste de regering van het
deelnemende land de nationale schuld af, en werden wederopbouw-projecten
gefinancierd.
De totale financiële hulp bedroeg ruim 11,6 miljard dollar, en werd
verdeeld over 16 Europese landen (inclusief Turkije). Het geld was
aanvankelijk voor alle Europese landen bestemd, ook de communistische,
maar de laatste aanvaardden de hulp niet. In de loop van de jaren werd
het Marshallplan een politiek instrument in de Koude-Oorlogstrategie van
de Verenigde Staten. Deelnemende landen mochten bijvoorbeeld geen handel
drijven met de Sovjet-Unie, en vanaf 1951 werd het verhogen van de
militaire uitgaven voor deelnemers een voorwaarde om hulp te ontvangen.
Sommige historici relativeren de economische effecten van het
Marshall-plan; het zou alleen het tempo van de economische groei
veranderd hebben. Belangrijkere gevolgen zijn wellicht de
reïntegratie van de Duitse economie en de liberalisering van het
internationale handels- en monetaire systeem.
Nederland sleepte relatief veel van het hulpbedrag binnen; tot en met
1954 ontving ons land 1127 miljoen dollar, 109 dollar per hoofd van de
bevolking. Volgens een populaire anekdote zou Nederland deze
generositeit te danken hebben aan het feit dat de hoogste
Marshall-ambtenaren in Europa, Harriman en Hoffman, bij premier Drees
thuis werden ontvangen. Na het legendarische mariakaakje bij de koffie
en een blik op de bescheiden inrichting van de minister president, zou
Hoffman tegen Harriman gezegd hebben; ,,In a country where the Prime
Minister lives like this, our money is very well spent.''
|
NRC Webpagina's
24 mei 1997
|