NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


ZORGSTELSEL
BASISVERZEKERING
POLITIEK
PATIËNTEN
EXPERIMENT
VERZEKERAARS
SAMENWERKEN
RECLAME
BELGIË
TOEKOMST
Nieuwe oude ideeën

Vrijwel alle politieke partijen hebben zich op de herziening van het zorgstelsel gestort. De analyses zijn hetzelfde, de oplossingen niet nieuw.

Quirien van Koolwijk

ZES VAN DE ACHT politieke partijen in de Tweede Kamer hebben in het afgelopen jaar hun ideeën over het zorgstelsel van de toekomst op papier gezet. Alleen ChristenUnie en SGP deden dat nog niet.

De gepubliceerde rapporten, notities en discussienota's vertonen in hun vormgeving een grote mate van overeenkomst. Er wordt erkend dat de sector op dit moment met aanzienlijke problemen kampt. In enkele alinea's wordt daarna geschetst dat een verandering van de uitgangspunten voor de sturing van het zorgstelsel dé oplossing is. In plaats van de sector te besturen door beheersing en regulering van hulpverleners (aanbodsturing), moet er meer ruimte komen voor de wensen en rechten van de hulpvragers. Hier moeten de aanbieders van hulp op anticiperen (vraagsturing). In de meeste gevallen resulteert dit uitgangspunt in een in algemene termen beschreven pleidooi voor ‘gereguleerde concurrentie' binnen de zorg. Daarbij hoort dan, volgens enkele plannen, ook een beter toezicht op het reilen en zeilen van de hulpverleners.

Het is oude wijn in nieuwe zakken. Wat de politieke partijen nu voorstellen, is zo'n dertien jaar geleden al bepleit door de commissie-Dekker en was kort daarna in aangepaste vorm ook in het plan van voormalig staatssecretaris Simons terug te vinden.

Over de uitwerking van de gedachte van ‘gereguleerde concurrentie' tussen de hulpverleners is in de plannen van de meeste partijen weinig of niets terug te vinden. Dit geldt ook voor de manier waarop er een samenhangend aanbod aan hulp moet ontstaan, iets wat nodig kan zijn om de bepleite grotere keuzevrijheid van de hulpvrager zinvol gestalte te geven.

Na de beschrijving van de problemen in algemene termen (zoals wachtlijsten, star en weinig flexibel hulpaanbod, hinderlijke schotten en regels die de modernisering van de zorg verhinderen en daardoor ook onvoldoende recht doen aan de vraag naar hulp) en de schets van de richting waarin de oplossingen zouden worden gezocht, gaat in vrijwel alle plannen de aandacht vooral uit naar het verzekeringsstelsel. De meeste partijen verbloemen niet dat het invoeren van een basisverzekering cruciaal is voor de zorgsector om zich in de toekomst staande te kunnen houden.

Sommige partijen (GroenLinks en SP ) denken dat er door verandering van het verzekeringsstelsel meer geld voor de zorg beschikbaar komt. Dit idee leeft ook bij het CDA - al kiest deze partij voor een verzekeringsstelsel dat in feite diametraal tegenover de plannen van de twee andere oppositiepartijen staat.

Alle partijen spreken over een basisverzekering, maar zij geven allemaal een eigen invulling aan dat begrip. Sommige hebben een volksverzekering à la de AOW op het oog als zij het over een ‘basisverzekering' hebben – al zullen ze het woord ‘volksverzekering' niet graag in de mond nemen na de mislukte poging, tien jaar geleden, om een dergelijke constructie in te voeren. Andere hebben het over een, sterk door de overheid van voorwaarden en regels voorziene, particuliere verzekering.

Partijen denken niet alleen uiteenlopend over de opzet van de basisverzekering, ook over de inhoud (het ‘basispakket' dat door de verzekering moet worden gedekt) zijn de meningen niet gelijk. Moet zo'n basispakket bestaan uit het huidige ziekenfondspakket (al dan niet met inbegrip van de zorg die op dit moment uit het fonds van de AWBZ wordt vergoed), moet het een uitgebreider pakket zijn dan het ziekenfonds nu biedt of juist een kleiner pakket? Deze verschillen in opvatting tussen de partijen maken een politiek compromis niet op voorhand onmogelijk, al zal daar nog wel het nodige masseerwerk voor nodig zijn. En of er dan een oplossing op tafel ligt waar de zorgsector daadwerkelijk mee is geholpen, is nog geenszins gezegd.

Met de gepresenteerde plannen hebben de partijen in feite alvast een belangrijke paragraaf voor het nieuwe verkiezingsprogramma geschreven. De kans is groot dat het functioneren van de zorgsector een cruciaal onderwerp bij de verkiezingen wordt.

ADVIEZEN

Het kabinet heeft de afgelopen jaren veel adviezen gevraagd over de zorgsector. Twee springen eruit.

De rollen verdeeld
Dat is de titel van het advies van de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ). In het zorgstelsel dat de RVZ voor ogen staat, proberen onderling concurrerende verzekeraars en hulpverleners zo goed mogelijk de noodzakelijke hulp te leveren, tegen zo laag mogelijke kosten. Burgers moeten van de gemeenschap niet meer zorg vragen dan strikt nodig is en bereid zijn voor het andere zelf verantwoordelijkheid te nemen. De overheid moet waken over de kwaliteit en toegankelijkheid van het zorgstelsel.

De RVZ ziet als belangrijkste oorzaak voor veel problemen in de zorgsector dat de ziektekostenverzekering vooral is gebruikt om er het zorgaanbod mee te financieren, zonder dat daarbij de wensen van de verzekerden in het oog werden gehouden. De aanbieder ervaart te weinig prikkels om zijn product in aard, omvang en kwaliteit af te stemmen op de markt. De gevolgen ervan zijn zichtbaar in de vorm van wachtlijsten en ontevreden klanten.

De RVZ pleit voor een verplichte basisverzekering, met een acceptatieplicht voor de verzekeraars. De premie wordt deels afhankelijk van het inkomen geheven, maar zal voor een fors deel uit een nominaal (voor iedereen gelijk) bedrag bestaan. De basisverzekering zal minder omvatten dan het huidige pakket van AWBZ, ziekenfonds en particuliere verzekeringen. De overheid stelt de omvang van het basispakket vast.

Toekomst stelsel van ziek- tekostenverzekeringen
Uit het advies dat de Sociaal Economische Raad afgelopen december uitbracht, blijkt dat ook de SER af wil van het beleid dat uitgaat van het hulpaanbod: ,,De vraag naar zorg van patiënten en consumenten dient voortaan het aanbod te bepalen.''

Zo wil de SER bijvoorbeeld dat de hulp die wordt gefinancierd uit het fonds van de AWBZ (die de raad buiten de basisverzekering wil houden) snel anders wordt geregeld. In plaats van te werken met een vast budget moeten de inrichtingen afhankelijk worden van de klant die (met zijn eigen ‘persoonsgebonden budget') zelf beslist waar hij zijn hulp koopt. Het aanbod aan hulp moet ook veel ruimer worden.

In 2005 wil de SER dat de basisverzekering is ingevoerd. Terwijl de RVZ kiest voor een basisverzekering die in de sociale zekerheid is ingebed, pleit de SER voor een privaatrechtelijke oplossing.

De oplossing van de SER voorziet in een basispolis voor een beperkt pakket en een standaardpolis voor een verzekeringspakket dat globaal overeenkomt met het huidige ziekenfondspakket, aangevuld met de al genoemde hulp uit de AWBZ. Het pakket dat door de basispolis wordt gedekt is aanzienlijk beperkter.

De burger is verplicht om zich in elk geval voor het basispakket te verzekeren – maar de verzekeraar kan hem weigeren als de verzekerde niet ‘gezond genoeg' is. Kiest de burger voor de (duurdere) standaardpolis, dan is acceptatie door de verzekeraar verplicht.

De verzekeraar brengt alle bij hem verzekerden dezelfde nominale premie in rekening. Dit is nodig als vorm van solidariteit tussen jongeren en ouderen en tussen gezonden en zwakkeren. Tussen de verzekeraars mag er wel een verschil in premie zijn: op die manier kunnen zij onderling concurreren.

NRC Webpagina's
25 januari 2001

CDA

D66

GroenLinks

PvdA

SP

VVD

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad