|
NOODZAAK WAARDE SECTOREN WERVING AZC PORTRETTEN BEDRIJFSUITJES RECHTEN EN PLICHTEN TOEKOMST CIJFERS INFORMATIE BOEKEN INTERNET |
Een soap voor de identificatie
Jongeren zijn nog maar moeilijk te porren voor onbetaald werk. 'Vinden en binden' en de vijf B's moeten soelaas bieden.
HOEVEEL MENSEN ZIJN er beschikbaar als vrijwilliger? Daar hebben allerlei maatschappelijke ontwikkelingen invloed op die je niet allemaal meteen in verband zou brengen met vrijwilligerswerk. Winkels open op zondag: de sportclub kan geen kantinebeheerder meer vinden. Studenten die in minder tijd moeten afstuderen: je merkt het meteen. "We hebben het er met de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling wel eens over gehad om alle effecten van nieuwe wetten te laten doorrekenen over de gevolgen voor de vrijwilligersmarkt'', vertelt Annemieke Hijink van de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV). "Maar het bleek eigenlijk bijna niet mogelijk. Er zijn zóveel wetten die er invloed op hebben.'' En meestal geen gunstige invloed. Het wordt steeds moeilijker om mensen te vinden die vrijwilligerswerk willen doen. Dat houdt nu eenmaal direct verband, aldus Hijink, met de afname van het aantal 'vrijetijdsmomenten' en de toename van manieren van vrijetijdsbesteding. Voor de wat stoerdere functies (bij culturele festivals bijvoorbeeld, of bij Amnesty International) ligt het misschien iets makkelijker, maar vooral de hulpverlening en de zorg hebben problemen om nieuwe, jonge mensen te trekken. Reden voor de NOV om een programma 'Vinden en binden' op te zetten, onder leiding van Hijink, waarin 'het concept van de vijf B's' centraal staat. Binnenhalen: het werven van nieuwe vrijwilligers. Begeleiden: zorgen dat ze weten waar het kopieerapparaat staat en dat hun onkosten worden betaald, maar ook met hen over het werk blijven praten. Belonen: op een persoonlijke manier duidelijk maken dat de inzet van de vrijwilligers wordt gewaardeerd niet met geld, maar bijvoorbeeld met complimentjes of lintjes. Behouden: houd het leuk, zorg dat de mensen niet meteen weer weglopen. En toch ook beëindigen. "Als iemand ophoudt, is het de kunst om goed uit elkaar te gaan'', vertelt Hijink. "Wel waardering tonen maar niet zeggen: ik kan niet zonder je. Als je te veel claimt, komen mensen niet meer terug.'' De B van binnenhalen is uiteraard de meest essentiële in het programma. Hoe doe je dat? Volgens psychologen van de St. Catherine University in St. Paul, Minnesota, kun je bij het werven het best aansluiten bij de motieven van de mensen die je wilt werven. Is je doelgroep vooral geïnteresseerd in gezelligheid? Onderstreep het sociale karakter van het vrijwilligerswerk. Is je doelgroep opgebouwd uit mensen die een flitsende carrière nastreven? Onderstreep dan dat je er zoveel nuttige vaardigheden kunt opdoen en dat het zo goed staat op je CV. Dat lijkt enorm voor de hand te liggen, maar de organisaties die op vrijwilligers draaien, beginnen er nog maar net achter te komen dat het zo werkt. "Die denken nog heel erg vanuit functies: we hebben een voorzitter nodig, of een secretaris'', vertelt Hijink. "Terwijl ze eigenlijk zouden moeten vragen: wat zijn je kwaliteiten, waar ben je goed in? En kom dat dan bij ons doen.'' Eenvoudig is dat overigens niet, omdat de motieven van mensen zeer uiteenlopen. De Amerikaanse onderzoekers onderscheiden heel netjes zes verschillende redenen om vrijwilligerswerk te gaan doen: goed willen doen voor anderen, je talenten en vaardigheden kunnen gebruiken, gezelligheid, voordelen voor je carrière, persoonlijke ontwikkeling en ontsnappen aan je eigen problemen. Maar de praktijk is altijd ingewikkelder. In de laatste categorie valt bijvoorbeeld de Rode Kruismedewerker die vluchtelingen helpt omdat hij hun lijden niet kan aanzien, maar ook de vrouw die zich op vrijwilligerswerk wilde storten omdat ze dan niet zo aan haar net overleden man hoefde te denken. Het werd haar overigens afgeraden, omdat ze haar eigen situatie nog niet goed had verwerkt. En de vrijwilligers zelf kennen hun motieven ook niet altijd precies, of ze spreken ze niet uit. Zo is Hijink ervan overtuigd dat er een hoop slechte huwelijken gered zijn door vrijwilligerswerk. "Dan gaat er één lekker ergens in een bestuur zitten, en dan hebben ze verder geen last van elkaar. Dat is niet iets wat je meteen op tafel legt. En vaak rol je ook gewoon in een vrijwilligersbaan omdat die bij je past, bij je hoort. Dat is heel moeilijk aan te sturen, het gaat gewoon geleidelijk.'' Volgens Hijink ontstaan veel vrijwilligersorganisaties ook op zo'n geleidelijke manier. Er is een probleem, en mensen gaan rond de tafel zitten om er wat aan te doen. "In Nederland zie je dat mensen dan ook meteen een stichting oprichten, een bestuur vormen, naar de notaris gaan, statuten opstellen. Het is hier veel georganiseerder dan in andere culturen. Sommige talen kennen niet eens een woord voor vrijwilligerswerk, zoals ze ook geen woord hebben voor wat wij mantelzorg noemen. Die zeggen: natúúrlijk zorg je voor je familie als dat nodig is.'' Maar ook in Nederland beseft niet iedereen dat het vrijwilligerswerk is wat hij of zij doet. "Iemand die in het bestuur van een postzegelclub zit, doet dat om beter postzegels te kunnen verzamelen niet om vrijwilliger te zijn.'' Ook bij het werven is het vaak niet zo handig om het V-woord te gebruiken. Vooral jongeren vinden hetzelfde werk vaak leuker als het geen vrijwilligerswerk heet. Dus worden eufemismen als 'leuke dingen doen' en 'activiteit' uit de kast gehaald. "Want het is onzin om het woord te gebruiken als het zich tegen je keert'', vindt Hijink. "Voor de sector is het wel belangrijk dat het vrijwilligerswerk heet. Neem Amnesty International, die hebben als doelstelling mensenrechten te bewaken, niet vrijwilligerswerk te bevorderen. Maar ze beseffen dat ze bij het zoeken naar mensen te maken hebben met dezelfde dynamiek, dezelfde trends als andere organisaties.'' Tot slot, zegt Hijink, is het van belang de juiste kanalen te kiezen bij werving. "Internet dus, voor jongeren. En we denken na over een soapserie die zich afspeelt rond een vrijwilligersorganisatie, zodat jongeren zich kunnen identificeren met de hoofdpersonen.''
|
NRC Webpagina's 18 januari 2001
|
Bovenkant pagina |
|