Een onderzoek dat lang nagalmt |
Het persbericht als strategisch wapen |
De kantine als kweekvijver voor onderzoek
De kantine als kweekvijver voor onderzoek
Een `dossierbemiddelaar' en crisisberaad, ofwel: de
broze verhouding tijdens het onderzoek naar belastingmaatregelen tussen
Financien en Rekenkamer.
|
Projectleider Alders Foto NRC Handelsblad, Leo van Velzen
|
`MOEIZAAM'', zegt projectleider George Alders. ,,Zeer moeizaam'',
verzucht zijn collega Frank van den Broek. ,,Ik werk sinds 1986 bij de
Rekenkamer maar ik heb nog nooit meegemaakt dat het zoveel moeite kostte
om het onderzoeksmateriaal te verzamelen'', vult senior onderzoeker
Marjan de Rijke aan. Voor het onderzoek Belastingen als
beleidsinstrument heeft ze met haar drie collega's bijna twaalf maanden
tussen de archiefkasten op het ministerie van Financien geleefd. Een
team van vijf mensen onder leiding van Van den Broek verrichtte
onderzoek op een steenworp afstand: in het gebouw van de Rekenkamer.
,,Zoals zo vaak is niet precies na te gaan wie het onderwerp heeft
bedacht; de meeste ideeen voor onderzoek ontstaan in de kantine en bij
het koffieapparaat'', zegt Van den Broek. Wanneer een onderzoeker van de
Rekenkamer een idee heeft, bespreekt hij dit meestal met zijn collega's
en externe specialisten en wordt er een afspraak gemaakt met de
zogenoemde contactambtenaar van het betrokken departement. ,,Je gaat een
keer vrijblijvend praten, je krijgt tips en suggesties, en zo rijpt
langzamerhand het onderzoeksvoorstel'', legt Van den Broek uit.
Bij het belastingonderzoek kreeg de Rekenkamer de volle medewerking van
de departementen, behalve bij Financien. Daar gingen de hakken in het
zand toen het plan van aanpak op papier stond. ,,De communicatie over de
dossiers verliep vanaf dat moment per brief'', vertelt De Rijke. ,,Ieder
departement heeft zijn specialisten, dus als je iets wilt weten over een
regeling, loop je bij een ambtenaar binnen en krijg je het dossier. Nu
hadden we op Financien een dossierbemiddelaar. Alle verzoeken moesten
schriftelijk worden gedaan.''
Het onderzoek werd bij Financien met argusogen gevolgd door een team
ambtenaren. De Rekenkamer koos voor de `fluwelen aanpak', legt Alders
uit. ,,Je kunt het keihard spelen, maar dat verziekt de verhouding
volledig. Je maakt een afweging en ik denk dat we uiteindelijk alle
relevante informatie hebben gekregen.'' Dat ging met horten en stoten
waarbij een crisisberaad tussen de top van Financien en van de
Rekenkamer de zaak moest vlot trekken. ,,Tijdens ons onderzoek vernamen
we via Elsevier dat het ministerie van Financien zelf ook bezig was met
een evaluatie van belastingmaatregelen. Deze evaluatie sloot naadloos
aan bij ons onderzoek. Het is toch curieus dat je dat via de media moet
horen'', zegt Alders. Een jaar na het akkefietje kan hij zijn verbazing
nog niet verbloemen.
In de periode oktober 1997-september 1998 worstelden de negen
onderzoekers zich door meters dossiers, raadpleegden externe fiscale
specialisten en hielden een enquete onder ondernemers naar de
effectiviteit van vier regelingen. Hun bevindingen legden ze medio
oktober 1998 vast in de `nota van bevindingen'. Deze nota werd besproken
met president Koning die het onderzoek begeleidde; de andere twee leden
van het college reageerden schriftelijk. Zulk overleg leidt altijd tot
een conceptrapport met de belangrijkste feiten, conclusies en
aanbevelingen.
Wanneer de onderzoekers een maand later weer met Koning over het rapport
praten, hamert de president erop dat het van ,,cruciaal belang'' is om
de indruk weg te nemen dat de Rekenkamer met een zekere
vooringenomenheid het onderzoek zou hebben uitgevoerd. In het rapport
moet meer aandacht worden besteed aan de inventarisatie van
belastinguitgaven die is opgenomen in de meest recente Miljoenennota.
Koning: ,,Op deze wijze komt naar voren dat de Rekenkamer oog heeft voor
de inspanningen van het ministerie.''
Het conceptrapport werd voorgelegd aan de verantwoordelijke
bewindspersonen. Het ministerie van Financien bleek te twijfelen aan de
door de Rekenkamer in acht genomen zorgvuldigheid en meende dat het
onderzoek leek te zijn opgezet ,,met als wenselijk resultaat de
afwijzing c.q. kritische benadering van de inzet belastingheffing voor
niet-fiscale doelstellingen''. Ook twijfelde Financien aan de waarde van
de enquete.
Het is het beginsein voor een periode van schrijven, schrappen en
overleggen. Begin februari verzamelen de projectleiders en de
onderzoekers zich op de kamer van Alders. De reacties van de
departementen worden bediscussieerd, becommentarieerd en uiteindelijk
`vertaald' in een aanpassing van de tekst. De inleiding wordt neutraler
door behalve de nadelen ook de voordelen te beschrijven van fiscale
stimuleringsmaatregelen. Financien wijst er op dat hoewel de resultaten
van de afzonderlijke belastingmaatregelen niet allemaal te doorgronden
zijn, ze uiteindelijk altijd een gevolg hebben: de lastendruk wordt
lager. ,,Wij willen een analyse van de afzonderlijke maatregelen en
spreken ons niet uit over het algemene doel'', signaleert onderzoeker De
Valk. ,,Dat is politiek, dus Vermeend zijn klusje. Die discussie moeten
we iets pregnanter in het rapport verwoorden.'' Zo worden ruim vijftig
pagina's tekst en bijna zeventig pagina's bijlagen een voor een
behandeld.
Een maand voor de publicatie wordt de concepttekst met de twee
verantwoordelijke directeuren doorgenomen. Ook taalpurist Karen de Boer
schuift aan. Directeur Winters signaleert een ,,onzinredenering'' in de
reactie van een bewindspersoon in het conceptrapport. Hij weet alle
aanwezigen te overtuigen, de redenering wordt geschrapt. ,,Jammer'',
meent Alders. ,,Het weerleggen van onzin van een politicus is toch
aardig.'' Hij wordt vaderlijk toegesproken door Winters: ,,Wij hebben
dit onderzoek bevochten; het eindresultaat mag er zijn. Dat moeten we nu
niet uit onze handen laten glippen door een politicus te pesten. Ook al
hebben we gelijk.''
|