Niet zonder slag of stoot
De meeste politici spreken met waardering
over de Rekenkamer. Behalve als ze zelf onder de loep worden genomen.
Dan ontdekken ze opeens de forse tekortkomingen van het instituut.
DE VVD WERD in het voorjaar van 1986 onaangenaam verrast door een
passage in een Rekenkamer-rapport over een Tweede-Kamerlid, dat
ruimhartig taxiritten zou hebben gedeclareerd. Hoewel geen naam werd
genoemd, was het iedereen spoedig duidelijk dat het ging om Ed Nijpels,
fractieleider van de VVD. Gedurende de onderhandelingen met het CDA over
de vorming van het tweede kabinet-Lubbers had Nijpels een tiental keren
's nachts de taxi naar zijn woning in Bergen op Zoom genomen en die
ritten in rekening gebracht.
Daar was niets mis mee, zou de latere Rekenkamer-president Koning (lid
van de VVD) opmerken. Daar is niks mee, dachten ook de VVD-fractieleden
in 1986, maar waarom staat het dan in het rapport? Het Kamerlid Jos van
Rey werd op onderzoek uitgestuurd. Hij bracht een bezoekje aan de
Rekenkamer, waar hij een onderhoud had met het toenmalige collegelid H.
Koolen. ,,Het dossier mocht ik niet meenemen, maar ik kon het wel
inzien'', vertelt van Rey, tegenwoordig wethouder in Roermond.
In het dossier trof Van Rey naar zijn zeggen correspondentie aan van het
ministerie van Algemene Zaken, het departement van de toenmalige
premier, de CDA'er Lubbers. ,,In die brieven werd de Rekenkamer
uitgenodigd, zeg maar gerust aangemoedigd, om onderzoek te doen naar die
declaraties'', zegt Van Rey, die zichzelf niet als CDA-vriend beschouwt.
,,Het was de eerste actie `Beschadiging Nijpels', die toen net het beste
verkiezingsresultaat in de geschiedenis van de VVD had geboekt.''
Koolen kan zich er desgevraagd niets van herinneren. Ook de toenmalige
president, F. Kordes, staat niets bij van aansporingen door de premier.
Lubbers zelf reageert niet op faxen om opheldering. Hoe de toedracht ook
is geweest, de affaire-Nijpels onthult iets over de spanning tussen
politici en de Rekenkamer. (Oud-)ministers en (oud-)Kamerleden onder
wie Van Rey prijzen luidkeels het nut van de rapporten en de
aanbevelingen van de Rekenkamer, die de ministeries helpen bij het
vergroten van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van het beleid, en
de Kamer van dienst zijn bij het controleren van dat beleid. Zodra
echter het eigen functioneren onder loep wordt genomen, hebben de
politici wat meer oog voor de `beperkingen' van de Rekenkamer.
Een uitzondering is oud-minister Bert de Vries (CDA), die zijn
ervaringen met de Rekenkamer ,,bepaald niet onplezierig'' noemt. Ook al
werd De Vries' ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid begin
jaren negentig naar verhouding vaak op de korrel genomen. ,,De kritische
rapporten van de Rekenkamer hebben mij destijds erg geholpen met het op
orde brengen van de administratie, die heel lang een punt van zorg is
geweest. Het zal niet altijd vlekkeloos gebeuren, maar het is heel goed
dat een onafhankelijk instituut tekortkomingen signaleert'', zegt De
Vries. ,,Nadat Kordes was opgehouden als president heeft hij mij nog
geholpen bij de reorganisatie van de ambtelijke top van het
ministerie.''
De Vries, die een ,,gegroeid zelfbewustzijn'' bij de Rekenkamer ziet,
situeert de opmars van het instituut in de jaren tachtig. ,,Begin jaren
tachtig klopte er weinig van het financieel beheer bij de departementen;
de meeste ministeries slaagden er niet in om een goedkeurende
accountantsverklaring te krijgen'', weet De Vries, die indertijd
fractieleider van de grootste regeringspartij was. ,,De Rekenkamer heeft
een enorm belangrijke rol gespeeld bij de reorganisatie van de
ministeries en heeft daarmee ook aan gezag gewonnen.''
Tegenwoordig kloppen de huishoudboekjes van de departementen behoorlijk
en besteedt de Rekenkamer veel aandacht aan het beleid, waaraan politici
hun hart hebben verpand. Zo wond de toenmalige minister van Economische
Zaken, Hans Wijers (D66), zich enkele jaren terug mateloos op over een
kritisch rapport over staatssteun aan industriele ondernemingen dat van
Nederland ,,de gekke Henkie van Europa'' zou maken. De reactie van
Wijers was ,,overtrokken'', zegt De Vries nu. ,,Natuurlijk is er belang
bij een zekere terughoudendheid omdat andere Europese landen ook niet
alle staatssteun melden, maar tegelijkertijd moet een kritische toetsing
wel mogelijk blijven.''
Het jongste rapport van de Rekenkamer is tamelijk kritisch over de
belastingmaatregelen, waarmee de overheid het scheppen van banen, de
investeringen in technologie en het schoner maken van het milieu wil
stimuleren. Of die maatregelen effect hebben, is volgens de Rekenkamer
niet na te gaan, omdat er geen `nulmeting' wordt verricht, ofwel: wat
zou er zijn gebeurd zonder de fiscale prikkels? Staatssecretaris
Vermeend (Financien), de geestelijke vader van veel fiscale regelingen
is not amused. ,,Het is wel degelijk mogelijk om de effecten te meten,
alleen niet door de Rekenkamer'', zegt Vermeend.
Fiscale maatregelen moeten volgens Vermeend namelijk worden onderzocht
met behulp van econometrische modellen, zoals het Centraal Planbureau
(CPB) die hanteert. ,,De Rekenkamer hanteert die modellen niet en zou
dus bij onderzoek naar doelmatigheid van beleid terughoudend moeten
zijn'', vindt Vermeend: ,,De Rekenkamer kan wel een enquete doen, maar
dan in combinatie met instellingen die voldoende ervaring en
deskundigheid inbrengen zoals het CPB.'' De staatssecretaris signaleert
tussen hemzelf en Koning die ooit op de stoel van Vermeend zat ook
`zakelijk' verschil: tussen de `instrumentalist' en de `purist' voor wie
belastingheffing uitsluitend een manier is om de schatkist te vullen.
,,Koning is meer een jurist dan ik, ook toen die nog staatssecretaris
was. Ik ben veel meer econoom; voor mij is belastingheffing onderdeel
van economisch beleid.''
Toen Vermeend nog Kamerlid was, had hij al als zeer actieve
wetsontwerper en als voorzitter van de Kamercommissie voor de
rijksuitgaven te maken met de Rekenkamer waar Kordes de scepter zwaaide.
,,Ik heb veel gehad aan de Rekenkamerrapporten, vooral aan de
aanbevelingen. Aan de andere kant heb ik ook eens een keer, als
initiatiefnemer, pittige discussies gehad over een wet voor vervroegde
afschrijvingen van milieu-investeringen. De wet bestond nog maar net en
had zich naar mijn oordeel nog te weinig in de praktijk kunnen bewijzen;
zo'n regeling moet ten minste vijf jaar werken. Toen heeft de Rekenkamer
naar mijn mening te gemakkelijk gezegd dat de wet onvoldoende effecten
zou hebben.''
De controleur van de macht, de Tweede Kamer, werd enkele jaren geleden
zelf door de Rekenkamer doorgelicht, maar dat ging niet zonder slag of
stoot. De toenmalige Kamervoorzitter Deetman, die als minister van
Onderwijs ook menig kritisch rapport te verteren kreeg, verzette zich
tegen de oorspronkelijke opzet van het onderzoek en had nog een
uitgebreid gesprek met Koning. ,,Het ging om het primaat van de
politiek. De Rekenkamer mocht zich niet bewegen in het politieke
domein'', zegt de huidige burgemeester van Den Haag, die de waarde van
het bewuste rapport (,,niets bijzonders'') en van de rapporten in het
algemeen relativeert. ,,Het is een opvatting. Van een instituut. Vaak
zijn het vanzelfsprekendheden. Soms wordt de plank misgeslagen.''
Tweede-Kamergriffier De Beaufort herinnert zich de lichte schok die de
aankondiging van de Rekenkamer teweegbracht. ,,Heel kort hadden we het
idee dat de Rekenkamer zaken ging beoordelen die exclusief het terrein
van de politiek zijn. Zoals de vraag of wetsvoorstellen niet efficienter
afgehandeld konden worden, of bepaalde enquetes wel nodig waren dan wel
of de opzet daarvan goed was, of werkbezoeken nuttig waren, of over de
vorm van fractie-ondersteuning, waarover uitgebreide politieke afspraken
zijn gemaakt. De Rekenkamer was het daarmee wel eens en het gesprek
tussen Deetman en Koning heeft de lucht geklaard.''
|