De eindbalans van een evenwichtskunstenaar
Afspraak is afspraak. Henk Koning gaat weg.
Nadat hij acht jaar president was van de Rekenkamer. De statuur van het
instituut nam toe, net zoals de politieke druk.
|
Foto NRC Handelsblad, Leo van Velzen
|
Mr. H.E. (Henk) Koning (65)
Geboorteplaats: Beilen
1958-1967 belastinginspecteur
1966-1968 lid Provinciale Staten van Zuid Holland
1968-1977 lid Tweede Kamer voor de VVD
1977-1981 staatssecretaris Binnenlandse Zaken
1981 lid Tweede Kamer voor de VVD
1982 fractievoorzitter VVD gemeenteraad Rotterdam
1982-1989 staatssecretaris van Financiën
1989-1991 lid Tweede Kamer voor de VVD
1991-1999 president Algemene Rekenkamer
|
|
`EIGENLIJK WERK IK als een soort minister'', zegt Henk Koning,
,,namelijk op hoofdlijnen.'' Tot 1 april is Koning president van de
Algemene Rekenkamer. Tot die datum gaan alle Rekenkamer-rapporten door
zijn handen zoals hij ze de afgelopen acht jaar allemaal voorbij heeft
zien komen. Koning scant ze vooral op hun politieke gevoeligheid. De
Rekenkamer stapt nogal eens op lange politieke tenen, vooral van
bewindslieden. Dat is niet erg, vindt de president, als de feiten in de
rapporten maar kloppen. Soms brengt hij kleine wijzigingen aan en zegt
dan tegen onderzoekers: ,,Dit is te hard, je kunt hetzelfde bereiken
door het iets milder op te schrijven.''
,,Ik heb een scherp oog voor waar je politieke uitspraken doet en waar
je komt met uitspraken die politieke gevolgen kunnen hebben.'' Van het
eerste moet de Rekenkamer zich onthouden. Maar de politieke gevolgen,
die zitten in de aard van het werk. ,,Niet iedereen is gelukkig met wat
ik doe.''
Het is balanceren wat Koning sinds zijn aanstelling in 1991 heeft
gedaan. Een objectief instituut als de Rekenkamer dient zich verre te
houden van zoiets subjectiefs als de politiek. Maar dat is lastig als
het werk louter bestaat uit het onderzoeken van de recht- en
doelmatigheid van het meest politieke aan de politiek: de besteding van
rijksgeld. ,,We kunnen zeggen: dat is de wet en de uitvoering klopt
niet, daar moet je wat aan doen. Maar je kunt als Rekenkamer niet zeggen
wat de regering eraan moet doen. Toch wordt ons verweten steeds meer met
politiek bezig te zijn. Dat komt doordat de politiek de wet steeds
minder kent en dus weet men niet wat onze bevoegdheden zijn.''
In de kennelijk onbekende Comptabiliteitswet staat dat de Rekenkamer het
gevoerde beleid onderzoekt. ,,Er staat niet: het gevoerde financiele
beleid.'' Koning geeft een voorbeeld: ,,Binnenkort komt een onderzoek
uit naar het dienstpistool van de politie. Zijn dat geschikte wapens
voor het doel waarvoor ze zijn aangeschaft?'' Hoewel het rijksgeld er
bijna met de haren is bijgesleept, is uiteindelijk de vraag van elk
Rekenkamer-rapport ook in dit geval te formuleren: ,,Is het geen
geldwegsmijterij geweest?''
Vooral als de Rekenkamer een oordeel velt over de doelmatigheid van de
besteding van rijksgeld en daarmee over het gevoerde beleid, worden
bewindslieden giftig en beschuldigen ze het college ervan buiten het
boekje te gaan. Dan proberen ministers en staatssecretarissen soms druk
op de Rekenkamer uit te oefenen om delen van rapporten niet te
publiceren of om al te harde conclusies af te zwakken. Daarmee geven ze
evenwel alleen maar aan dat ze onkundig zijn van het feit dat de
Rekenkamer onafhankelijk is en mag publiceren wat ze wil en wanneer ze
wil. Het parlement, tenslotte de controleur van de regering bij uitstek,
zou de dualistische bondgenoot van de Rekenkamer moeten zijn. ,,Maar als
er door onze rapporten koppen dreigen te rollen, dan krabben Kamerleden
zich wel eens achter de oren'', zegt Koning. ,,Dan hebben ze toch de
neiging om de boodschap wat af te zwakken, of de boodschapper
extremiteiten te verwijten.''
Het afzwakken van de boodschap is iets dat volgens Koning ook
bekritiseerde bewindslieden kunnen doen door het laten uitlekken van
concepten van Rekenkamer-rapporten. ,,En wel om de volgende doelstelling
te bereiken: je lekt en je doet het ontwerp van het rapport van de
Rekenkamer ernstiger voorkomen dan het is. Dan wordt het gepubliceerd en
dan zijn er twee reacties mogelijk: `is dit nou alles' of `de Rekenkamer
is even lekker onder druk gezet'.''
Drie keer was Koning staatssecretaris en ook drie keer Tweede-Kamerlid.
In 1991 werd hij benoemd tot president van de Algemene Rekenkamer
waarbij de stem van de toenmalige premier Lubbers de doorslag gaf. Later
onthulde Lubbers waarom hij zijn stem aan Koning had gegeven. De
oud-premier vond dat het college stilaan een politieke rol was gaan
vervullen door het ene na het andere politiek beladen rapport te
publiceren. De houding `wij tegen de politiek' was in de porien van het
instituut geslopen. De benoeming van een `politiek dier' als Koning werd
door de Rekenkamer zelf dan ook ervaren als een Kaltstellung van de
controleur van de rijksfinancien.
,,Dat te denken is dom als je een oud-belastinginspecteur op die plek
neerzet'', zegt Koning nu. Het aantal bewindslieden dat door de
Rekenkamer tot razernij is gebracht, nam in zijn periode sterk toe en
daarmee de statuur van het college. Vooral de twee kabinetten-Kok bleken
de bemoeienis van de Rekenkamer maar moeilijk te kunnen velen. ,,Veel
bewindslieden uit het vorige en huidige kabinet kunnen niet tegen
kritiek. Zeg maar: Paars kan niet tegen kritiek. CDA'ers wel, die
begrijpen door hun lange regeerervaring dat ieder zijn rol heeft.''
Het meest recente voorbeeld van de moeilijke relatie tussen Paars en de
Rekenkamer betreft een negatief rapport over de gift van 110 miljoen
gulden van De Nederlandsche Bank waarmee uiteindelijk de Mondriaan
Victory Boogie Woogie voor 80 miljoen gulden kon worden gekocht. Kok was
woedend op Koning die zegt: ,,Ik had na een halfuur al door dat dit niet
kon. Je hoefde de Bankwet en het Burgerlijk Wetboek er maar op na te
lezen. De Kamer heeft nagelaten het kabinet daarover de oren te
wassen.''
Dieptepunt in de relatie tussen Rekenkamer en Paars vormde eind oktober
1996 de touwtrekkerij over het rapport `Financiele relaties met grote
ondernemingen'. Het kabinet wilde dat dit rapport over steunverlening
aan Fokker, NedCar en DAF in zijn geheel vertrouwelijk bleef. De
Rekenkamer was bereid tot een geheime bijlage met concurrentiegevoelige
gegevens. De politieke druk op de Rekenkamer is nimmer zo groot geweest.
,,Een hoge ambtenaar van Economische Zaken heeft gezegd: `wij zullen de
Rekenkamer verbieden te publiceren'. Daar moet je je natuurlijk niks van
aantrekken.''
De nasleep van het rapport werd bepaald door de technolease, een
constructie waarmee Fokker en Philips hun technische kennis verkochten
aan de Rabobank en die vervolgens terughuurden. Een constructie die
volgens oud-belastinginspecteur en oud-staatssecretaris Financien Koning
zowel aan de Tweede Kamer als aan de Europese Commissie had moeten
worden gemeld. Maar Brussel denkt daar anders over. ,,Het zou me niets
verbazen als er handjeklap is gespeeld tussen Vermeend (staatssecretaris
Financien) en de Europese Commissie, want het heeft wel erg lang geduurd
voordat Brussel met een oordeel kwam.''
Het moment van zijn afscheid had hij liever uitgesteld. Maar afspraak is
afspraak. Want hoewel officieel voor het leven benoemd, stemde Koning er
in 1991 mee in dat hij op zijn vijfenzestigste zou opstappen. Dan is het
afgelopen met, wat hij noemt, de protocollaire glamour rondom zijn
functie. ,,Na 1 april sta ik gewoon weer in de rij bij recepties, hoor.
Het gaat niet om jou, het gaat om je functie. Je bent zo weer
vergeten.''
|