|
afleveringen ISLAM IN NEDERLAND VROUWEN GEMEENTEN IMAGO ONDERWIJS VLEES INTEGREREN GEBED WETTEN BESNIJDENIS RAMADAN HOOFDDOEK WOORDENLIJST STROMINGEN FEESTDAGEN WOERDEN BOEKEN ZAANDAM WAALWIJK GORNICHEM AMSTERDAM ZUID-OOST ORGANISATIES LINKS GRAFIEKEN |
Het lastige laveren
Aranka Klomp
BIJNA TWINTIG bezwaarschriften kwamen er binnen tegen de plaatsing van
een tijdelijke moskeevoorziening aan de Dr. Schaepmansingel in Schiedam.
Omwonenden vrezen voor parkeerproblemen als de uiteindelijk nieuw te
bouwen gebedsruimte een trekpleister wordt voor moslims uit de regio. De
winkeliersvereniging verwacht oneerlijke concurrentie, want de moskee
heeft een eigen winkel.
In het Utrechtse Driebergen verzamelden omwonenden handtekeningen tegen
het voornemen van de gemeente een bestemmingsplan zo te wijzigen dat aan
de Akkerweg een ontmoetings- en gebedsruimte kan komen voor de Turkse en
Marokkaanse gemeenschap. Tijdens een bijeenkomst die duidelijkheid moest
scheppen, stapten bewoners massaal op. De gemeente Driebergen is niet
van plan te zwichten voor de protesten en heeft de procedure tot
wijziging van het bestemmingsplan in gang gezet.
In Amsterdam is stadsdeelgemeente De Baarsjes begonnen een deel van de
grond te onteigenen die enkele jaren geleden werd aangekocht door de
orthodox-islamitische beweging Milli Gorus. Die wilde op het
Riva-terrein een moskee neerzetten, geflankeerd door een ziekenhuis en
een islamitische universiteit. De gemeente houdt zich aan het
bestemmingsplan en zal op de onteigende grond woningen bouwen. Alleen de
nieuwbouw van de moskee mag doorgang vinden.
Willekeurige voorbeelden uit drie gemeenten in Nederland. De houding van
de gemeentebesturen ten opzichte van de komst van een moskee lijkt al
even willekeurig, want er is geen landelijke richtlijn die gemeenten
helpt om te gaan met een 'nieuwe' godsdienst, met haar eigen
gebedshuizen en gebruiken.
De plaatselijke overheden laveren tussen twee grondwettelijke
beginselen: enerzijds de scheiding tussen kerk en staat en anderzijds de
vrijheid van godsdienst. Het eerste principe propageert een afzijdige
houding van de overheid ten aanzien van kerkelijke zaken. Subsidiering
van geloofsgemeenschappen is uitgaande van dit beginsel uit den boze en
gebeurt niet meer.
Aan de andere kant vraagt de vrijheid van godsdienst om een overheid die
gelovigen faciliteiten biedt om van hun grondwettelijke recht gebruik te
maken. Lokale overheden hebben in het verleden met dit principe in de
hand subsidies verleend aan bijvoorbeeld ontmoetingscentra, waaraan ook
een moskee was verbonden.
Na de grondwetswijziging in 1983 was de scheiding tussen kerk en staat
een doorslaggevend argument om af te zien van financiele steun aan
islamitische organisaties. De laatste poging daar verandering in te
brengen, kwam van toenmalig minister van Welzijn, Volksgezondheid en
Cultuur, de CDA'er Brinkman. In 1986 besloot hij vier ton uit te trekken
in het kader van een eenmalige rijksbijdrage aan de (ver)bouw van
sociaal-culturele en religieuze voorzieningen. Hij deed dit voorstel
vlak voor de eerste gemeenteraadsverkiezingen waaraan ook
niet-Nederlanders mochten deelnemen. De Tweede Kamer wees het voorstel
echter af.
Daarmee ontstond in elk geval duidelijkheid over de financiele rol van
de gemeente inzake moskeeen. Maar over de benadering van een
islamitische gemeenschap binnen de gemeentegrenzen bleef onduidelijkheid
bestaan. De ene keer heerste er in de landelijke politiek een
mentaliteit van grote afzijdigheid, terwijl een decennium later een
actieve rol van de overheid in de komst van moskeeen en islamitische
ontmoetingscentra werd voorgestaan.
De gemeentelijke autoriteiten volgden deze wisselende houding. De ene
gemeente deed dat op de voet, de andere gemeente met enige vertraging,
waardoor het beleid per stad of dorp verschilde.
Ook nu nog voelen sommige gemeenten zich voor een dilemma geplaatst. Wat
te doen als er een moskee komt, met een ruimte voor Koran-onderwijs en
huiswerkbegeleiding, op een locatie die is bestemd voor
onderwijsinstellingen? En moeten bestemmingsplannen worden aangepast aan
een godsdienst met een groeiend aantal aanhangers die een stijgende
behoefte aan gebedshuizen heeft?
,,Als gemeente word je door de landelijke overheid aan je lot
overgelaten'', is de reactie van de gemeente Schiedam bij monde van
voorlichter M. van Bruggen. ,,We houden ons aan onze eigen plaatselijke
verordening, maar er zou een duidelijk kader moeten komen waarbinnen een
gemeente zich kan bewegen.''
Schiedam zit al enkele jaren met een aanzienlijke islamitische
gemeenschap die ze geen locatie kan bieden waar naar ieders tevredenheid
een moskee kan worden geopend. De gemoederen liepen hoog op. Nadat de
gemeente eind maart 1996 een illegaal gebedshuis wilde sluiten, trokken
honderden Turken naar het stadhuis. De Islamitische Culturele Vereniging
beriep zich op artikel 6 van de grondwet: de vrijheid van godsdienst.
Maar de gemeente hield vast aan het bestemmingsplan, dat niet voorzag in
een gebedshuis in het voormalige onderkomen van bedrijfsgemeenschap
Schiemond.
De protesten van de islamieten leidden niet tot een rechterlijk gelijk,
maar de gemeente stelde ontruiming van het gebouw wel uit. Vlak daarna
werd de belabberde staat van het gebouw duidelijk: de moskeebezoekers
zakten door de vloer en kwamen drie meter lager terecht in een
woninginrichtingzaak. Samen met het moskeebestuur zocht de gemeente
daarop naar een andere plek voor een moskee en die werd gevonden in een
voormalige rooms-katholieke kerk in de wijk Nieuwland. De kerk wordt
afgebroken, waarna op die plek een grote moskee verrijst.
De naburige gemeente Rotterdam is altijd voortrekker geweest als het
gaat om gemeentebeleid ten aanzien van moskeeen. Toen eind jaren
zeventig gebedsruimten in garageboxen en op krappe etages op grote
schaal brandgevaarlijk bleken te zijn, begon de havenstad hier en daar
subsidie te verlenen aan islamitische moskeebesturen. De scheiding
tussen kerk en staat werd ondergeschikt geacht aan het streven naar
integratie en een gelijkwaardig bestaan voor alle geloofsgemeenschappen.
In 1982 deed de landelijke overheid een poging duidelijkheid te scheppen
over de wenselijkheid van dergelijke financiele steun aan religieuze
voorzieningen van minderheden. Het ministerie van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk werk (CRM) stelde daartoe de werkgroep-Waardenburg in.
Het oordeel van de werkgroep - de (lokale) overheid mag en moet helpen
religieuze faciliteiten te scheppen - stuitte echter op politiek verzet,
net op het moment dat de ontvlechting van kerk en staat grondwettelijk
zou worden vastgelegd.
Almelo was de eerste Nederlandse gemeente die een grote moskee binnen
haar grenzen kreeg. De opening in 1975 gebeurde opvallend genoeg met
steun van de overheid, volgens de toen geldende Wet Premie Kerkenbouw.
De moskee in Almelo is de enige moskee die heeft geprofiteerd van deze
steun, die vooral ten goede kwam aan de bouw van christelijke kerken en
inmiddels in het kader van de scheiding van kerk en staat is afgeschaft.
Woordvoerder Kok van de gemeente Almelo: ,,Wij hebben alle wetten en
maatregelen rond overheidssteun aan religieuze instituten meegemaakt. De
overheid is altijd aarzelend en weinig uitgesproken geweest als het gaat
om een actieve rol bij de emancipatie van de islam in Nederland. Dat zal
zijn uit angst voor het fundamentalisme.''
Volgens Kok is de landelijke politiek bang de groei van de islam te
stimuleren. ,,Maar de grondwet is duidelijk. Net als andere godsdiensten
moet de islam bijvoorbeeld haar scholen kunnen hebben. Wij zijn er niet
voor dat moskeeen subsidie krijgen, maar stellen ons zeer actief op als
het gaat om zoeken naar een geschikte locatie. Zo wordt de scheiding van
kerk en staat in ere gehouden, terwijl gewerkt wordt aan integratie en
vrijheid van godsdienst.''
De houding van de gemeente Tilburg, waar de komst van twee moskeeen
leidde tot bezwaren van omwonenden, sluit daarbij aan, al is de roep om
duidelijke richtlijnen op landelijke niveau luider dan in Almelo.
,,Elke gemeente vindt zijn eigen wiel uit'', meent R. van Mandelen,
woordvoerder namens deze gemeente. ,,Het ontbreken van landelijke
richtlijnen is op zijn minst lastig. Wij hebben ons voor advies moeten
wenden tot andere gemeenten die ervaring hadden met de komst van
moskeeen in de stad. We hebben onder andere Rotterdam gebeld met de
vragen: Hoe pak je zoiets aan? Waar moet je opletten? Het zou juister
zijn als de landelijke politiek die antwoorden kon geven.''
Maar het ministerie van Binnenlandse Zaken is niet van plan met
landelijke richtlijnen te komen, weet een woordvoerder te melden.
,,Gemeenten moeten in goed overleg met islamitische organisaties tot
geschikte locaties voor gebedsruimten komen. Dat blijft een
gemeentelijke verantwoordelijkheid.''
Bronnen: 'Nederland en zijn Islam' (1996), een onderzoek door J. Rath
e.a.. Uitgeverij Het Spinhuis, ISBN 90-5589-054-5 en 'Een moskee in de
wijk' (1998), een onderzoek door F. Buijs. Uitgeverij Het Spinhuis,
ISBN90-5589-105-3.
|
NRC
Webpagina's
|