Debat Financiële Verantwoording
Inbreng GroenLinks, Paul Rosenmöller
Voorzitter! Het lijkt zo logisch: wat wordt tegen welke prijs gerealiseerd en stemt dat ook nog overeen met datgene wat beoogd werd? Toch zijn wij er bij lange na nog niet. Tegen die achtergrond is de fractie van GroenLinks een groot voorstander van het proces dat de derde woensdag van mei officieel is begonnen. Wij hechten groot belang aan de nieuwe debatten over het afleggen van verantwoordelijkheid door de regering, maar niet alleen maar omdat de regering en de departementen zich moeten verantwoorden over het maatschappelijke effect van hun uitgaven. ]k noem, iets politieker geformuleerd, drie punten die voor ons het belang van dit proces onderstrepen.
Aan de ene kant denk ik dat het een wijziging van de werkwijze in en tussen de departementen te zien zal geven en eveneens dat het een wijziging van de werkwijze tussen departementen en publieke uitvoeringsorganisaties zal bewerkstelligen. Daarbij zal de lijn eerder zijn dat er wat afbreuk wordt gedaan aan wat wel het concept van de bedrijfsmatige overheid wordt genoemd, dan dat het een daadwerkelijke stimulans daarvoor is. Ook zullen misschien ondoordachte verzelfstandigingsoperaties, waarvan wij er enkele achter de rug hebben -- dat is onderhevig aan een politiek oordeel --kritischer bejegend worden in de komende periode.
Het tweede element is dat het proces van permanente verantwoording de beste bijdrage is aan een goed lopende en goed gefinancierde publieke sector. Waar een scherper inzicht bestaat in de relatie tussen budget en prestaties, zou aan de ene kant inzicht in de tekorten kunnen ontstaan en aan de andere kant een soort mist kunnen blijven hangen rondom de vraag wat er nu exact met publiek geld gebeurt. Maar dat laatste is natuurlijk wel de slechts denkbare situatie. Op het moment dat die mist ontstaat -- en bij veel departementen is dat het geval -- is het natuurlijk ook moeilijk om de exacte tekorten vast te kunnen stellen. Dat vind ik wel weer aardig in de onderwijssector, waar het in termen van verantwoording beter op orde is dan in andere sectoren, maar waar tegelijkertijd duidelijk wordt waar de maatschappelijke tekorten zitten en welke ambities inzake beleid en budgetten nog moeten worden gerealiseerd.
Het derde punt is dat ook maatschappelijke organisaties zouden kunnen anticiperen op dit proces om, wetende wat voor een hoogtepunt deze debatten ooit zullen vormen in de parlementaire geschiedenis, de fractievoorzitters de spiegel van de maatschappelijke werkelijkheid voor te houden op het terrein waar zij belangen verdedigen of behartigen. Of het nu werkgevers en werknemers zijn, milieuorganisaties, migrantenorganisaties of wat dan ook, het zou een gelegenheid bij uitstek zijn om ons voor dat debat te confronteren met hun zienswijze op de maatschappelijke werkelijkheid. Dan komen wij iets te weten over het aantal WAO'ers dat zonder keuring een uitkering krijgt of over andere zaken op andere beleidsterreinen.
Een korte beoordeling van de stukken die wij van het kabinet en van de Algemene Rekenkamer hebben gekregen, leert mijn fractie dat de verantwoording over 1999 helaas op een aantal terreinen minder goed is dan over 1998. Een van de ochtendkranten kopte op 18 mei dat er zeventien gele kaarten werden uitgereikt. Begin daar nog maar eens mee aan de vooravond van het Europees kampioenschap voetbal! Het begin van dit proces was dus bleek. Het is weliswaar een begin, maar er ontbreken toch heel veel gegevens.
Het feit dat dit een eerste stap is, mag niet de ultieme vergoelijking zijn van het ontbreken van te veel gegevens. Daar spreek ik het kabinet uitdrukkelijk op aan. Als tweederde van de meer specifieke vragen niet of onbevredigend wordt beantwoord, is dat veel te veel. Hoewel mijn collega's al voorbeelden hebben genoemd, wil ik nog een enkel punt noemen. Als op het terrein van de infrastructuur niet eens vooraf prestatiedoelen worden geformuleerd, laat staan dat beleidseffecten gemeten kunnen worden, staat dat in schril contrast tot een maandenlange discussie in de Kamer en in de samenleving over de vraag wat er moet gebeuren met bijvoorbeeld congesties en rekeningrijden. Het gehele pakket van mevrouw Netelenbos is een politiek compromis zonder dat wij weten waarover het gaat en wat het straks oplevert. Een tweede element genoemd door collega's is, dat geen enkel zicht bestaat op de premiegefinancierde zorg. Er zijn grote problemen met de verantwoording van de ZBO's. Kan de minister-president toezeggen -- niet 'in termen van een inspanningsverplichting maar meer in termen van een resultaatsverplichting -- dat dit volgend jaar anders en beter gaat?
Voorzitter. De regering verwijst vaak naar de problemen die zij heeft om informatie te verkrijgen van organisaties die in ieder geval op afstand van de overheid zijn geplaatst, beperkt of verder op afstand. De vraag is of het op afstand plaatsen van uitvoeringsorganisaties van de overheid niet op een te ondoordachte wijze is gebeurd als dat in belangrijke mate de legitimering is om een aantal gegevens niet te kunnen verstrekken. Met andere woorden leidt de "ZBO-isering" -- dat moet maar even als een containerbegrip worden gezien -- van Nederland niet tot een mistige, onheldere en moeilijk controleerbare verdeling van verantwoordelijkheden? Het gaat hier om de verdeling van verantwoordelijkheden waarbij de minister één van die verantwoordelijkheden behoort te nemen. Wij zijn in ieder geval voorstander van een bredere benadering van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de beleidsmatige kant ervan, hoewel hij niet op eik detail van de gang van zaken binnen een ZBO kan worden aangesproken.
Voorzitter. Ik heb de Troonrede bij de begroting voor 1999 er nog eens op nageslagen. Daarin maakte de regering een belangrijk punt van de noodzaak om het openbaar bestuur doorzichtiger te maken. De vraag die ik indirect beantwoord door haar te stellen, is of deze financiële verantwoording eigenlijk geen bevestiging is van het feit, dat het eerder wat ondoorzichtiger dan doorzichtiger wordt. Wil de minister-president daarop reageren?
De transparantie in het bestuur geldt ook voor de relatie tussen de Kamer en de regering. Het was bij het aantreden van het eerste paarse kabinet een heel prominent voornemen om de Kamer tot een meer dualistische verhouding ten opzichte van de regering te krijgen Mijn stelling is, dat die beoogde trendbreuk die absoluut nodig was --dat deel van de regeringsverklaring uit 1994 klinkt mij nog steeds als muziek in de oren -- niet gerealiseerd is, Van dat voornemen is in onze optiek weinig of niets terechtgekomen. Ik krijg daarop in algemene termen graag een reactie maar ik wil het ook toespitsen op elementen die zich het afgelopen jaar hebben afgespeeld. Ik wil ze niet als zodanig bespreken, want wij hebben het reeds gehad over de Vreemdelingenwet, het Belastingplan en het Bereikbaarheidsoffensief, maar het gaat mij om de vraag of eik onderwerp zich wel leent voor de vorm van dualisme die het kabinet zich in algemene termen voorneemt. Is het hemd niet nader dan de rok of het leven niet sterker dan de leer op dit punt?
(…) In de aanloop naar het plenaire afrondende debat zei zelfs de staatssecretaris dat dit thema zich vanwege de gevoeligheden niet leent voor dualisme. Eén van de woordvoerders van de coalitiepartijen heeft gezegd dat het niet anders dan voorgekookt kon zijn. Daar gaat het mij om. Daarbij moest de argumentatie worden gebruikt dat ook GroenLinks van tevoren zou hebben gezegd tegen de wet te zijn. Dat was natuurlijk een gelegenheidsargument. Uit de discussies heb ik begrepen dat hetzelfde geldt voor het CDA. Ik vind dat verre van een perfect staaltje van politiek handwerk dat zich laat verenigen met dualisme. Ik vind dat geenszins het geval.
(…) Voorzitter! Wie dan ook, zal ik in algemene termen zeggen, verhoede dat dit de komende jaren vaker navolging krijgt. Als er niet wordt gesproken van een precedent in negatieve zin, maar van een wijze van opereren die navolging verdient, dan houd ik mijn hart vast, niet alleen voor het politieke debat in de Kamer, maar ook voor de manier waarop wij de burgers betrekken bij de politiek en hoe je ervoor kunt zorgen dat debatten weliswaar hun eind vinden, maar toch een bepaalde mate van onvoorspelbaarheid in zich dragen, zodat bewindslieden inderdaad met knikkende knieën naar de Kamer komen. Zo heeft de voorganger van de heer Melkert het ooit nog eens gezegd. Ik weet zeker dat deze staatssecretaris op geen enkel moment welk knikkend knietje dan ook heeft gehad, want hij wist precies hoe de hazen liepen. Dat was van tevoren helder afgesproken.
Dit debat is ook voor ons een zoektocht. Je haalt uit de ongelooflijke hoeveelheid stukken die je op de derde woensdag in mei krijgt een aantal politieke krenten uit de verantwoordingspap. Als je die stukken doorneemt, dan is de term "toegankelijkheid" niet de eerste waar je aan denkt. Dat moet misschien ook nog eens worden besproken.
Ik wil een aantal punten aan de regering voorleggen. Eerst iets over het economisch tij in 1999. Eigenlijk was 1999 een jaar met een aantal absurdistische trekjes. Aanvankelijk werd er gewerkt aan een fors bezuinigingspakket, maar aan het eind van het jaar was er sprake van bijna 3,5% economische groei. Het tekort op de begroting was toen omgeslagen in een overschot. Een gematigde loonontwikkeling voor werkenden en niet werkenden ging nog steeds hand in hand met een enorme toename van opties en gouden handdrukken in de top van het bedrijfsleven. De exhibitionistische zelfverrijking gaat dus door. Vermogensgroei en toenemende verschulding gaan ook hand in hand. De minister-president sprak eerder al over de vulkaan waarop wij leven. Dat was in 1999.
De vraag is of met de gegevens die wij nu over 1999 hebben, het zeepbelaspect van onze economie niet wat aan de grote kant aan het worden is. Kan de minister-president daarop reageren? Hoe kijkt hij aan tegen de ontstane hypotheekberg, die de staatsschuld in 1999 voorbij heeft gestreefd? Gezien de kosten die dit met zich brengt, is de aandacht voor de staatsschuld aan de ene kant terecht maar aan de andere kant eenzijdig. Kan de minister-president de blinde vlek bij de regering voor de hypotheekberg, zeker ten aanzien van het eerste huis, nog eens toelichten? Is 1999 niet het bewijs dat de financiële afspraken van dit kabinet, waarop wij bij de Voorjaarsnota in voorstellen voor de toekomst terugkomen, naar surrealistische uitkomsten lijken te leiden? Het bestendigt vooral de situatie van dit moment waarbij publieke armoede en private rijkdom naast elkaar kunnen bestaan op die steeds langer durende top van de conjunctuur. Ook omdat de loonontwikkeling stelselmatig te laag wordt geraamd, ontstaat er een steeds groter wordend verschil tussen de boekhoudkundige werkelijkheid, die nog steeds beoogt enige ruimte voor investeringen te creëren, en de maatschappelijke werkelijkheid. Is aanpassing in dit verband niet geboden?
Voorzitter! In navolging van collega's laat ik mij buitengewoon kritisch uit over de zorg en over het desbetreffende ministerie. Het departement van VWS heet bij ons inmiddels "het departement van Vertraging, Wisselvalligheid en Slordig ramen". Het jaarverslag van de Inspectie voor de gezondheidszorg geeft het volgende beeld: onverminderd wachtlijsten in grote delen van de zorg, krapte op de arbeidsmarkt waarvan veel patiënten de dupe worden, tekortschietende ambulancezorg, tekortschietende zorg voor specifieke groepen en onvoldoende bedden voor specifieke patiënten. Dat rapport is een "investeringskabinet" onwaardig. Die titel is ontwikkeld tijdens de Catshuis-sessie vorig jaar zomer. De minister-president zei toen dat het naar meer smaakte. Het is ons verder niet duidelijk geworden of er ooit meer is geweest. Misschien dat zo'n Catshuis-sessie over de zorg resultaten zou kunnen opleveren die het predikaat "investeringskabinet" zouden kunnen waarmaken. Dat zou ons buitengewoon welgevallig zijn. Bij de zorg lijkt het erop dat extra geld extra problemen oplevert. Overigens, was er eigenlijk wel sprake van extra geld in 1999? Gezien het financieel jaarverslag hebben wij daar toch een enkele vraag over. Goede lezing van het verslag zou kunnen leiden tot de conclusie dat het saldo van investeringen en bezuinigingen negatief is, namelijk bijna 400 min. Dat kan toch bijna niet waar zijn. ik verzoek om volstrekte opheldering op dit punt.
Voorzitter! Een andere schaduwzijde die vastzit aan die voorspoedige economische ontwikkeling is de milieudruk die deels als gevolg daarvan ontstaat. In het regeerakkoord en in de drie nationale milieubeleidsplannen wordt gesproken over het zo veel mogelijk compenseren van de milieudruk. Als het noodzakelijk is -- en dat is het veelal -- om daar overheidsuitgaven voor vrij te maken, zou dat betrokken worden bij de prioriteiten die worden bepaald ten aanzien van meevallers in uitgaven. Het volgende probleem doet zich bijvoorbeeld over 1999 echter voor: de groei is bekend maar de milieudruk over 1999 is niet bekend. Wij kunnen daarom niet de aard van de compensatie bepalen. Het RIVM heeft wel eens berekend dat 1 % extra groei ongeveer 500 min. aan overheidsuitgaven kost om grosso modo die milieudruk te compenseren. Ik kan mij dat debat over de regeringsverklaring en de eerste begroting 1998 nog zeer goed herinneren. Over 1998 hebben wij die gegevens wel, maar is er niet of nauwelijks enige compensatie gevonden. Wij spreken nu over 25 min. in de Voorjaarsnota voor 2000. Dat betekent dat wij al met al geen zicht hebben op de effecten van die extra economische groei in termen van ecologie en duurzaamheid. De conclusie kan en moet in dit verband zijn, dat de informatie ontbreekt en dat de afspraken uit het regeerakkoord niet worden nagekomen. De bewijslast ligt bij de regering om dit te weerspreken.
Daarom wil ik de regering vragen om de volgende keer bij de verantwoording de extra milieudruk als gevolg van eventuele voortgaande extra economische groei ook in dat jaar op dat moment in beeld te brengen, zodat wij bij de invulling van de Voorjaarsnota het instrument hebben om voor compensatie te kunnen pleiten en daar voorstellen voor te doen. Verder zou de regering over in ieder geval 1998, en mijn politieke gevoel zegt ook over 1999, een aantal honderden miljarden achter kunnen lopen met betrekking tot die milieudruk. Hoe neemt zij zich voor hier een inhaaloperatie op te zetten?
Ik sprak al over de gevolgen die het afstoten van overheidstaken in termen van uitvoering heeft of zou kunnen hebben en de onduidelijkheden die dat oplevert, ook in relatie tot de verantwoordelijkheden, niet in de laatste plaats die van het kabinet. Daar is een waarschuwende opmerking op zijn plaats. Een waarschuwende opmerking is ook op zijn plaats als wij kennis nemen van de opkomst van de "zesde macht". Naast de uitvoerende, de controlerende en de rechtsprekende macht, de macht van de bureaucratie en van de media is er nu ook de macht van de externe adviesbureaus. Dat is een punt dat nog niet aan de orde is geweest in dit debat. Het zijn toch vooral de departementen die de beleidsdebatten intern moeten voeren, die ze moeten beslechten, die waken over de samenhang van het beleid en die moeten waarborgen en die de uitkomst daarvan vertalen naar het parlement en de samenleving. Zij moeten die niet alleen vertalen, maar ook verdedigen. De departementen zijn en blijven in onze optiek de denktanks van de overheid. Een verdergaande uitbesteding van dat beleidsproces, wat je de privatisering van het denken zou kunnen noemen, gaat uiteindelijk ook over de uitholling van het politieke proces en staat haaks op de eerder genoemde passage in de Troonrede: doorzichtigheid, toegankelijkheid, transparantie.
Juist de uitgaven aan die externe adviesbureaus stijgen sterk, ook als je de automatisering daarvan losmaakt. Tussen 1996 en 1998 zijn die met 50% gestegen. Ook hier ontbreken de gegevens over 1999. Wij weten het dus niet, maar ook hier zegt mijn politieke gevoel dat het niet echt fundamenteel anders is geworden. Graag krijg ik op dit punt informatie van de regering. Ook omdat dit regeerakkoord spreekt van een generieke korting van 5% per jaar, terwijl wij drie jaar achter de rug hebben met een stijging met 50%, heb ik er eerlijk gezegd weinig vertrouwen in dat dat gerealiseerd zal zijn. Daarom wil de regering twee voorstellen voorhouden. Kan zij ervoor zorgen dat systematisch gerapporteerd wordt, per departement, welke onderzoeken worden uitbesteed, waarom dat gebeurt en door wie het wordt uitgevoerd? Wij zouden het zeer op prijs stellen als wij daar per kwartaal inzicht in zouden kunnen krijgen en als wij de verzekering krijgen dat de Kamer al die rapporten krijgt. Verder willen wij pleiten voor een volledige openbare aanbesteding, ook bij de kleinere onderzoeken.