|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Pinochet (BBC)
|
Beulen en slachtoffers leven samen in Paine
PAINE, 7 FEBR."Kijk, dat is één van de moordenaars.", zegt Juán Maureira (38). Hij wijst op een forse man in een bruine ribbroek. " Ze lopen hier nog gewoon rond." In zijn rammelende auto rijden we door het dorp. Een mooi, welvarend boerendorp op een uur afstand van de Chileense hoofdstad Santiago. De man met de ribbroek harkt een perkje aan. Er is niets ongewoons aan hem te zien. Zoals ook Juán een gewone jongen is. Hij pacht een stuk land van de grootgrondbezitter: de helft van de opbrengst is voor hem, de andere helft gaat naar El Señor. Juán is landarbeider. Net als zijn vader vroeger. En zijn vier oudere broers. Maar die zijn dood. Allemaal. Al sinds Juán elf was. "Ik was te jong om weggehaald te worden, denk ik", zegt Juán over die nacht. Het was drie weken na de staatsgreep van generaal Pinochet. Opeens stond de politie in hun boerenhuisje. Twee kamers vol frutsels en porceleinen hondjes. De lokale carabineros sloegen alles kort en klein, begeleid door een groep mannen uit het dorp. Sommige van die burgers hadden zich in een politieuniform gehesen. Anderen hadden bivakmutsen op. Juán herinnert zich nog hoe ze eerst zijn vader in de boeien sloegen en toen zijn vier broers. "Ze sloegen hen tegen de grond met de achterkant van hun geweer." Wekenlang werd Paine beheerst door burgerterreur. Dorpelingen die andere dorpelingen aangaven. Mannen, zoals de harkende ribbroek, die burgercommando's vormden. Ze hielpen de militairen bij het ontvoeren en neerschietenvan hun dorpsgenoten. Zo 'verdwenen' alleen al in Paine meer dan honderd mensen. Eén slachtoffer op elke tweehonderd inwoners. "Wij zijn nog zo gelukkig geweest dat we de lichamen van onze familieleden hebben kunnen begraven", vertelt Juán, terwijl hij zijn auto met een zwaai voor het huis van zijn moeder parkeert. Vijf jaar na de 'verdwijning' van zijn vader en zijn vier broers werden in een kalkmijn de resten van vijftien mannen gevonden. Ze waren gemarteld, vermoord en met zuur overgoten. Toch kon de identiteit van de slachtoffers nog vastgesteld worden. "Mijn vader en broers waren de eerste desaparecidos wier lichamen werden gevonden", vertelt Juán. "Sindsdien kon niemand in Chili er meer omheen wat er in werkelijkheid gebeurde." Juán is inmiddels aangeschoven aan de houten tafel bij zijn moeder. Dochters, kleinkinderen en achterkleinkinderen proppen samen in het warme huisje. "Eten", gebiedt zijn oude moeder. Gehoorzaam legt Juán zijn pet met het logo van de nieuwe socialistische president Lagos naast zijn bord, en legt zijn lepel in de soep. Het gesprek aan tafel gaat over de pas gehouden verkiezingen. De economie en de vooruitgang - 'de blik op de toekomst', zoals president Lagos bepleit. Geen enkele keer wordt de terugkomst van Pinochet genoemd. Juán vertelt over het dorp. Over 'El Chino' en 'Dikke Uier': "Het is veiliger die mensen alleen met hun bijnaam te noemen." El Chino heeft kanker, weet Juán. "Dat is toch degene die cement op de lijken stortte?" informeert zijn zwager. Ja, die. Hij gaat dood. "Wij moeten vergeven", mompelt moeder Helena met een glimlach. "Maar God is rechtvaardig." Zo leven in Paine slachtoffers en beulen samen. Al 27 jaar. De meeste beulen zijn nooit berecht. En de drie politieagenten die wel bestraft werden voor de massamoord in de kalkmijn, kwamen meteen weer vrij dankzij de amnestiewet van Pinochet. Ze gingen terug aan het werk in Paine. "Ik groet die mensen niet", vertelt Juán. "Maar zij groeten ons ook niet. Ze draaien hun hoofd de andere op, of naar de grond, om je niet in de ogen te hoeven kijken." Het hele dorp weet wie het zijn en wat ze gedaan hebben. Toch wordt er al zeventwintig jaar gezwegen. "De mensen hier hebben twee gezichten", verklaart Juán het rustige oppervlak. "Ze praten met allebei de kanten, en doen verder wat hen het beste uitkomt." De macht van collaborateurs is nooit gebroken. Juán vertelt over 'José de Hond', een grootgrondbezitter en leider van één van de burgercommando's. "Laatst schoot zijn zoon nog twee jongens van het dorp neer", vertelt Juán, met dezelfde vanzelfspekendheid als waarmee hij over zijn uien praat. De jongens hadden amandelen in de boomgaard gestolen. Maar ook deze moord kwam niet voor de rechter. Waarom niet? "Hoe leg ik dat uit", piekert Juán. "Hier zijn geld en rechtspraak nauw met elkaar verbonden." Die middag gaan we met Juán en zijn moeder op bezoek bij doña Sonia. Haar zoon runt een kleine supermarkt, vlak langs de spoorlijn. De gevel is vrolijk blauw en roze geschilderd. Binnen, achter de winkel, heerst echter de sfeer van een graftombe. Elegant gelakt en gestift zit doña Sonia op haar stoel in de duistere kamer. Tranen van woede breken haar mooie verschijning. "Hier zit ik te wachten op de terugkomst van mijn man. Al zevenentwintig jaar weet ik niets - niet wat ze met hem gedaan hebben. Helemaal niets. Ik hou mezelf in leven voor mijn kinderen. Maar ik heb het gevoel dat ik half dood ben. Ik kan niets meer voelen, nergens van genieten. Het duurt al zo lang. Sinds die nacht dat ze mijn man hebben weggehaald." De terugkomst van Pinochet maakt alles nog erger. Als hij nu eens zou terugkomen om te vertellen wat er met haar man is gebeurd. Maar dat zal hij niet doen. Want iedereen weet: in Chili wordt Pinochet niet berecht. "Hij komt terug om te doen waar ík van droomde: een rustige oude dag met mijn gezin." Hoe meer doña Sonia vertelt, des te killer lijkt de kamer. "Luzoro kwam hier binnen, en ging zitten waar u nu zit", wijst doña Sonia naar de sofa waarop moeder Helena zit. Ze vertelt over haar buurman, uit het groene huis hiernaast. Vrachtwagenondernemer, en ooit een goede vriend van haar man. Hij was het die haar man heeft laten ontvoeren. Francisco Luzoro: dertig vrachtwagens, en 'communistenhater'. Luzoro organiseerde in Paine de voedselblokkades tegen president Allende. "Mijn man had zijn principes en hield onze supermarkt open." Dat is de reden dat hij na de staatsgreep werd weggehaald. Aangegeven, opgehaald en vermoord door zijn eigen buurman. "Luzoro zei: je moet vergeten. Sla het boek dicht en begin aan een nieuwe bladzijde." Ze balt haar vuisten tot haar knokkels wit wegtrekken. "Hoe kan je vergeten als er geen recht is gedaan?" vraagt doña Sonia. "Weet u", zegt ze tegen moeder Helena. "Als ze mijn man na vijf of tien jaar hadden teruggebracht, had ik misschien kunnen vergeven. Maar zonder zijn lichaam, zonder enige vorm van excuus. Hoe kan je dan vergeten?" Die avond wil moeder Helena met Juán nog even langs de kalkmijn. Een grote maan staat boven de plaats waar haar man en zonen zijn vermoord. Zij legt bloemen op een kleine gedenksteen waarin de namen van de vijftien boeren zijn gebeiteld. Dan bidt ze het Ave Maria. En een zacht gebed voor doña Sonia.
Zie ook:
Hof staat vrijlaten van Pinochet toe (31 januari 2000)
|
NRC Webpagina's
7 FEBRUARI 2000
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |