|
ECLIPS IN BEELD ALLEEN IN SUPERLATIEVEN TE BESCHRIJVEN NEDERLAND EN BELGIË OMRINGENDE LANDEN EUROPA OOGGETUIGEN HET WEER WETENSCHAP NATUUR KIJKEN, FOTO'S, FILM MYTHEN EN LEGENDEN BIJBEL REIZEN BOEKEN LINKS |
Alleen in superlatieven te beschrijven
NIET ALLEEN ECLIPSJAGERS, maar ook in het vak vergrijsde beroepsastronomen
noemen een totale zonsverduistering een natuurverschijnsel dat op gelijk niveau
staat met een vulkaanuitbarsting of een tornado. Een totale zonsverduistering
is zo indrukwekkend 'dat men zich geen moeite zou moeten besparen om er ten
minste eenmaal een te zien te krijgen', schrijven zij tussen verbazend veel
uitroeptekens.
De kneep zit hem in het woordje 'totaal'. Een gedeeltelijke zonsverduistering
is ook interessant, een bijna totale zonsverduistering kan zelfs erg interessant
zijn, maar alleen de totale zonsverduistering is onvergetelijk. Dit jaar is
er een totale zonsverduistering midden overdag, midden in de zomer, midden
in de vakantie en op een steenworp afstand van Nederland, op woensdag 11 augustus.
Het gebied waar dit zich afspeelt, wordt de totaliteitszone genoemd. De eclips
begint om 12.12 uur 's middags in het Britse Cornwall en bereikt om tien voor
half een Le Havre in Frankrijk. Daarna trekt de zonsverduistering verder richting
Reims en Luxemburg, via Zuid-Duitsland naar Roemenië en Turkije. Zij
eindigt in India.
Hoe meer naar het oosten, hoe groter de kans op een heldere hemel en dus
op een goede waarneming van de zonsverduistering. In Iran bedraagt de kans
op goed weer zelfs 90 procent. Verderop wordt het door moesson-activiteit
weer snel minder. Volgens eclips-routiniers is het zaak een hoge waarnemingspost
te betrekken, met vrij uitzicht op de vanuit het westen aanstormende maanschaduw
en voldoende ver verwijderd van de heiïge lucht boven grote steden. Tenzij
men juist geniet van de extra sensatie die de reacties van een grote mensenmenigte
opleveren.
Het is bovendien verstandig een positie te kiezen van waaruit een snelle
west-oost verplaatsing mogelijk is, want in de prakijk kan de laatste weersverwachting
de doorslag geven. Daarbij valt te bedenken dat honderdduizenden of zelfs
miljoenen Europese vakantiegangers tegelijk dezelfde gunstige plaats gaan
opzoeken. Wachten tot het laatste moment is dus gevaarlijk, er is een grote
kans op fataal oponthoud in files of overvolle stations.
De hoofdlijnen in de kosmografie achter de zonsverduistering zijn niet
ingewikkeld. Door een merkwaardig toeval ziet de kleine maan er vanaf de aarde
bijna even groot uit als de reusachtige zon. Omdat zowel de baan van de aarde
om de zon als die van de maan om de aarde een ellips is, zit er wat speling
in de hoek waaronder maan en zon gezien worden: de maan-diameter varieert
tussen 90 en 106 procent van de zon-diameter. Vaak zal de maan de zon dus
niet geheel kunnen afdekken (dan ontstaat een oninteressante, ringvormige
zonsverduistering), maar regelmatig heeft zij zelfs overlap.
Een andere gunstige bijkomstigheid is dat de maan bijna in hetzelfde vlak
om de aarde loopt als de aarde om de zon. Als de vlakken precies samenvielen
zou elke nieuwe maan ergens op aarde de zon verduisteren. In werkelijkheid
maken ze een hoek van vijf graden waardoor de maan nét langs andere
sterren van de dierenriem trekt dan de zon. De twee snijpunten tussen de banen
heten de knopen. Alleen als de maan in schijngestalte 'Nieuwe Maan' niet te
ver van zo'n knoop staat is er een goede kans op een zonsverduistering.
Een zeldzaamheid is dat niet: gemiddeld zijn er twee zonsverduisteringen
per jaar, maar vaak zijn ze slechts gedeeltelijk en meestal ver weg. De typische
baaneigenschappen van aarde en maan brengen met zich mee dat een vaste cyclus
van zonsverduisteringen zich elke 18 jaar en 10 of 11 dagen (afhankelijk van
de schrikkeljaren) herhaalt, zij het niet op dezelfde plaats op aarde. Dit
is de Saros-periode.
Wat er als eerste opvalt, als men zich op 11 augustus in de totaliteitszone
bevindt, is dat vijf kwartier voor het moment van de lokale totaliteit aan
de rechterkant een deukje in de zon verschijnt. Dit zogenoemde 'eerste contact'
kan en mag alleen met een eclipsbril worden bekeken. De snelheid waarmee het
silhouet van de maan van rechts naar links verder schuift is een aardige weergave
(in feite een kleine onderschatting) van de snelheid waarmee de maan altijd
al tussen de sterren beweegt. Die snelheid wordt voornamelijk bepaald door
de snelle omloop van de maan om de aarde, de draaiing van de aarde om zijn
as verkleint het effect in feite.
Een halfuur na het eerste contact zal het opvallen dat de lichtvlekjes
die de zonnestralen door openingen in gebladerte of rieten stoelen op de grond
werpen niet langer rond zijn, maar een inham vertonen. De lichtvlekken zijn
projecties van de zon en bieden een precieze kopie van de gebeurtenissen hogerop.
In het laatste kwartier voor de totaliteit, als de zon tot een spleetvormige
lichtbron is gereduceerd, wordt duidelijk dat schaduwen, bij voorbeeld die
van de eigen hand, niet in alle richtingen even scherp zijn begrensd. Met
wat geluk worden op grote, egaal witte achtergronden in de laatste minuten
ook de intrigerende schaduwbanden zichtbaar. Dat zijn waarschijnlijk
projecties van inhomogeniteiten in de aardse atmosfeer. Zij zijn tot
op heden niet of nauwelijks gefotografeerd.
In de laatste seconden voor de totaliteit, die met het 'tweede contact'
inzet, verduistert in het westen de horizon: dat is de maanschaduw die met
een snelheid van meer dan duizend kilometer per uur nadert. Zoals de andere
schaduwen is deze schaduw niet te zien door de eclipsbril, die bril moet nu
áf om de rest te volgen. De laatste restjes zonlicht die nog tussen
de bergen en dalen langs de maanrand doorschijnen en zich manifesteren als
de parels van Baily (parelsnoereffect) zijn geen bedreiging meer voor het
netvlies.
Op het moment dat de totaliteit intreedt, en de hemel zo donker is dat
planeten en heldere sterren, ja mogelijk zelfs vallende sterren, zichtbaar
worden, krijgt men een schouwspel te zien dat alleen in superlatieven wordt
verslagen. De fijne zonsatmosfeer vertoont zich als een zilverwitte corona,
langs de rand van de zon lekken purperrode uitsteeksels, protuberansen. Het
schort niet aan beschrijvingen. Na het 'derde contact' gaat het in omgekeerde
volgorde weer de andere kant op. Maar een waarschuwing is op haar plaats:
het oog is inmiddels aan het duister geadapteerd en laat zich snel door extra
licht overdonderen. De weg terug is minder mooi.
|
NRC
Webpagina's
|
Bovenkant pagina |