Profiel Woordenboeken
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





WOORDENBOEKEN
OORSPRONKELIJKE MAKERS
TOEKOMST
BETEKENISSEN
PLAGIAAT
SPOOKWOORDEN
DERTIENDE VAN DALE
VERBODEN
OPLEIDINGEN
CITATEN
SUCCESVOL
DEFINITIES
HUMOR
SOORTEN
DIALECTEN
TIJDSCHRIFTEN & BOEKEN
LINKS & CD-ROM



Overzicht eerdere
afleveringen Profiel

Griezelig: een roltrappist

Rob Tempelaars
Hoe kwam 'zeeproos' in het woordenboek? Door een vergissing. Het is daarom een spookwoord.

IN IEDER WOORDENBOEK van enige omvang staan er wel een paar: woorden die eigenlijk niet bestaan, maar die door een vaak lange reeks van vergissingen uiteindelijk toch in het woordenboek terechtgekomen zijn, de spookwoorden. Spookwoord is een vertaling van het Engele ghost-word, dat in 1886 werd geïntroduceerd door de Engelse taalgeleerde Walter William Skeat (1835-1912). Hij doelde hiermee op een niet-bestaand woord dat door een tekstediteur, woordenboekmaker of zetter bij vergissing werd gecreëerd. Dat er pijnlijk veel van die woorden zijn, werd aangetoond door de Oxford English Dictionary, waarin een lange lijst met onechte woorden werd opgenomen.

Een spookwoord kan op allerlei manieren ontstaan. In de eerste oplagen van het gerenommeerde woordenboek Webster's New International Dictionary (1934) was bijvoorbeeld opgenomen: 'dord (dôrd), n. See density'. Een en ander was begonnen bij een redacteur die op een fiche had geschreven: 'D or d', als gebruikelijke afkortingen van het Engelse woord density. Een collega zag de spaties in de notitie over het hoofd en veronderstelde met een zelfstandig naamwoord van doen te hebben. Een derde overijverige redacteur leverde een bijdrage door de uitspraak toe te voegen: dôrd moest het zijn, met een korte o. Dord heeft vijf jaar bestaan. De Dord-editie van de Webster is tegenwoordig een geliefd object voor woordenboekenverzamelaars.

Over Nederlandse spookwoorden bestaat nauwelijks literatuur. Wel hebben auteurs als F. Claes, F. de Tollenaere en P. van Sterkenburg artikelen gewijd aan afzonderlijke woorden, waarbij zij aantonen dat we (vermoedelijk) met een spookwoord te maken hebben. Een van die woorden is roltrappist, uiteraard een woordgrapje met roltrap en trappist, dat echter in Verschuerens Modern Woordenboek (1961) voor vol werd aangezien en de betekenis 'gebruiker van een roltrap' meekreeg.

De meeste spookwoorden werden ontmaskerd in het onlangs voltooide Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Dat is logisch: de redacteuren van dit woordenboek kunnen vaak aan de hand van hun uitvoerige materiaal vaststellen of een woord buiten de woordenboeken ook werkelijk voorkomt. Zij kunnen bovendien eenvoudig nagaan welke woordenboeken elkaar hebben overgeschreven. Dat geldt bijvoorbeeld voor het spookwoord tuits, dat voor het eerst in het Zeemans Woordeboek (1856) van Jacob van Lennep verscheen en vervolgens door een groot aantal woordenboeken klakkeloos werd overgenomen.

Een ander spookwoord is zeeproos, 'waterlelie, witte plomp', dat in veel woordenboeken voorkwam, maar waarschijnlijk een verschrijving van zeeroos in dezelfde betekenis is. Als een spookwoord eenmaal is ontdekt, verdwijnt het geruisloos uit het woordenboek. Ook dat is logisch: de uitgever van een woordenboek zal niet snel aan de grote klok hangen dat er in de vorige druk van zijn werk een woord was opgenomen dat niet bestaat. Hetzelfde geldt voor zogenoemde spookbetekenissen, niet-bestaande betekenissen van wél bestaande woorden. Ook die worden na hun ontmaskering zo geruisloos mogelijk afgevoerd.

NRC Webpagina's
30 SEPTEMBER 1999

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) SEPTEMBER 1999